2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) en/of sleutel(s) en/of een tasje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Aktiesport (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorde, door eenmaal of meermalen
- voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] een vuurwapen voor te houden en/of te tonen en/of
een vuurwapen op het hoofd, in elk geval op het lichaam van voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of
[naam 3] , te richten en/of gericht te houden en/of
- met een vuurwapen, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd, in elk geval
tegen het lichaam van vooroemde [naam 1] en/of [naam 2] , te slaan en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [naam 1] te zeggen dat hij, verdachte zou schieten indien voornoemde
[naam 1] de kluis niet binnen 10 seconden zou openen en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [naam 2] te zeggen dat hij, verdachte voornoemde [naam 2] met een
wapen tegen het hoofd zou slaan als hij niet zou blijven staan en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [naam 3] te zeggen dat zij de kassa moest openen;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2, 317 lid 1 en, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedrag(en) en/of sleutel(s) en/of een tasje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Aktiesport (gevestigd aan de [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door door eenmaal of meermalen
- voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] een vuurwapen voor te houden en/of te tonen en/of
een vuurwapen op het hoofd, in elk geval op het lichaam van voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of
[naam 3] , te richten en/of gericht te houden en/of
- met een vuurwapen, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd, in elk geval
tegen het lichaam van vooroemde [naam 1] en/of [naam 2] , te slaan en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [naam 1] te zeggen dat hij, verdachte zou schieten indien voornoemde
[naam 1] de kluis niet binnen 10 seconden zou openen en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [naam 2] te zeggen dat hij, verdachte voornoemde [naam 2] met een
wapen tegen het hoofd zou slaan als hij niet zou blijven staan en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [naam 3] te zeggen dat zij de kassa moest openen;
(art 310, art 312 lid 1 en art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere telefoon(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Used Products (gevestigd op [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 4] en/of [naam 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [naam 4] en/of [naam 5] een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp
en/of een (klauw)hamer, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, aan voornoemde [naam 4]
en/of [naam 5] te tonen en/of voor te houden en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [naam 4]
en/of [naam 5] te werpen en/of te gooien en/of
- voornoemde [naam 4] naar de grond te duwen en/of
- (vervolgens) op/tegen het (achter)hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [naam 4] ,
te slaan en/of te stompen;
(art 310, art 312 lid 1 en art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 34, in elk geval één of meerdere lachgasfles(sen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan De Gaspluk, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [naam 6] vast te pakken en/of naar de grond te duwen en/of op de grond te gooien.
(art 310, art 312 lid 1 en art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
10 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 1] vordert de vergoeding van € 2.215,56 (plus Pro Memorie) aan materiële schade (€ 2.197,56 aan gederfde inkomsten en € 18,- aan stomerijkosten) en van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de benadeelde partij mr. F.G.J. Staals heeft de vordering ter terechtzitting gehandhaafd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen voor wat betreft het materiële deel en dat het immateriële deel kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.500,-.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd voor wat betreft het materiële deel en dat voor wat betreft het immateriële deel aansluiting moet worden gezocht bij de toegekende vergoeding in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] , wat inhoudt de toekenning van € 3.500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [naam 1] hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 3.518,-, bestaande uit € 18,- aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en [naam 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren.
Ter onderbouwing van de gederfde inkomsten over een periode van zes maanden zijn salarisspecificaties van de maanden februari, maart en april 2022 overgelegd. Hieruit kan de rechtbank niet de bedragen afleiden, waarmee in de vordering wordt gerekend. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gederfde inkomsten onduidelijk en onvoldoende onderbouwd. Daarmee levert de behandeling van de vordering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal voor wat betreft de gederfde inkomsten dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Hoewel de stomerijkosten niet met stukken, zoals een factuur, zijn onderbouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat deze kosten zijn gemaakt, gelet op de foto’s in het dossier van het opgelopen letsel. De gevorderde schadevergoeding vanwege de stomerijkosten komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Aldus staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks € 18,- aan materiële schade is toegebracht
Vaststaat ook dat de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van de strafbare feiten lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd, waaruit blijkt dat ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan en dat niet slechts sprake is van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding voor de immateriële schade naar billijkheid op € 3.500,-. De vordering van de benadeelde partij is ook betwist voor wat betreft het meerdere. Aldus is de vordering voor wat betreft het meerdere onvoldoende onderbouwd. Daarmee levert de behandeling van de vordering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal voor wat betreft het meerdere dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [naam 2] vordert de vergoeding van € 770,- aan materiële schade (€ 385,-
aan eigen bijdrage zorgkosten over 2022 en € 385,- aan eigen bijdrage zorgkosten over 2023) en van
€ 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van de benadeelde partij mr. N.R. Pronk (waarnemend voor mr. L.M.F. Aarts) heeft de vordering ter terechtzitting gehandhaafd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij deels hoofdelijk kan worden toegewezen. Materieel tot € 385,- en immaterieel tot € 3.500,-.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd voor wat betreft het materiële deel en dat de vergoeding moet worden gematigd voor wat betreft het immateriële deel.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [naam 2] hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 3.885,-, bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en [naam 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren.
Hoewel de kosten van de eigen bijdrage aan de zorgkosten over 2022 niet met stukken, zoals een afrekening van de zorgverzekeraar, zijn onderbouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat deze kosten zijn gemaakt, gelet op de inhoud van het dossier en de wel overgelegde verwijzing van [naam 2] door zijn huisarts naar het BGGZ (met optie EMDR) van 5 mei 2022. De gevorderde schadevergoeding vanwege de eigen bijdrage aan de zorgkosten over 2022 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Aldus staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks € 385,- aan materiële schade is toegebracht.
De rechtbank acht de stelling van de benadeelde partij, dat hij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde € 385,- zal moeten betalen aan zijn zorgverzekeraar als eigen bijdrage aan zijn zorgkosten over 2023, onvoldoende onderbouwd. Niet blijkt immers dat hij die kosten zal maken. Daarmee levert de behandeling van de vordering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal voor dat deel van zijn vordering dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vaststaat ook dat de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van de strafbare feiten lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd, waaruit blijkt dat ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan en dat niet slechts sprake is van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding voor de immateriële schade naar billijkheid op € 3.500,-. De vordering van de benadeelde partij is ook deels betwist. Aldus is de vordering voor wat betreft het meerdere onvoldoende onderbouwd. Daarmee levert de behandeling van de vordering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal voor wat betreft het meerdere dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 6] niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering ziet. De benadeelde partij en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
12 Beslissing
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. en 2.
Eendaadse samenloop van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3.
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 614 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
De veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en blijft zich melden zo vaak en zo lang Reclassering Nederland dat nodig acht;
Ambulante begeleiding/behandeling
De veroordeelde stelt zich onder behandeling van en werkt mee aan begeleiding door het FACT-team of een soortgelijke door Reclassering Nederland aan te wijzen ambulante zorgverlener. De behandeling start als Reclassering Nederland dat nodig acht en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als Reclassering Nederland in samenspraak met het behandelteam verantwoord acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels van de zorginstelling en de aanwijzingen die hem in het kader van zijn behandeling door of namens zijn behandelaren bij die instelling zullen worden gegeven. Daaronder kan het innemen van medicijnen vallen.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een verblijfplek bij [verblijfplek] of een soortgelijke, door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat instelling in overleg met Reclassering Nederland heeft opgesteld;
Andere voorwaarde het gedrag betreffende: meewerken aan middelencontrole
De veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. Deze controle vindt plaats door middel van speeksel-, bloed- en/of urineonderzoek, wanneer en zo vaak Reclassering Nederland dat nodig acht.
Andere voorwaarde het gedrag betreffende: meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft Reclassering Nederland inzicht in zijn financiën en schulden;
Andere voorwaarde het gedrag betreffende: meewerken aan dagbesteding
De veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een door zinvolle, door Reclassering Nederland goed te keuren dagbesteding, zoals het volgen van een opleiding en/of werk.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
de blauwe Apple iPhone 13 Pro met goednummer 6177062, voor zover die niet al aan hem is teruggegeven.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van € 18,- (achttien euro) aan vergoeding van materiële schade en van € 3.500,- (drieduizendvijfhonderd) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 31 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 385,- (driehonderdvijfentachtig euro) aan vergoeding van materiële schade en van € 3.500,- (drieduizendvijfhonderd) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 31 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedragen aan [naam 1] en
[naam 2] voornoemd, behalve voor zover deze vorderingen al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden in beide gevallen begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 3.518,- (drieduizendvijfhonderdachttien euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 31 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 45 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] aan de Staat € 3.885,- (drieduizendachthonderdvijfentachtig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 31 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 48 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een betalingsverplichting aan de Staat heeft voldaan, de daarmee corresponderende betalingsverplichting aan een benadeelde partij komt te vervallen en vice versa.
Verklaart de benadeelde partij [naam 6] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 6] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en J.B.C. Tummers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2022.