2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2021 te Noord-Scharwoude, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een motorscooter en/of een mobiele
telefoon (merk Iphone), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders,
- een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
- een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op de borstkas, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en/of
- ( daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Geef me je motorscooter of ik
schiet je door de kop’ en/of ‘kom hier met die telefoon’, althans woorden van gelijke
aard en/of strekking.
4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte:
op 28 mei 2021 te Noord-Scharwoude, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een motorscooter en een mobiele telefoon (merk IPhone), die toebehoorden aan [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders,
- een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en
- dat pistool op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en
- daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Geef me je motorscooter of ik schiet je door de kop’ en ‘kom hier met die telefoon’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 2.670,44 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gestelde materiële schade bestaat voor een bedrag van € 2.214,45 uit schade aan een leenscooter, € 405,99 vanwege schade aan een iPhone en € 50,- voor een verdwenen hoodie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 2.214,45 aan materiële schade aan de leenscooter kan worden toegewezen. Voor de vergoeding van de hoodie kan 25% van de aankoopwaarde worden toegewezen, te weten € 12,50. Het bedrag van € 405,99 voor vergoeding van de schade aan de iPhone moet worden afgewezen omdat de telefoon is teruggegeven aan de benadeelde partij. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-. De bedragen die kunnen worden toegewezen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de grondslag voor de vordering ontbreekt gelet op de door hem bepleitte vrijspraak.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake van de schade aan de leenscooter
(€ 2.214,45) dient te worden toegewezen, nu dit gedeelte van de vordering, gelet op de
gegeven onderbouwing, de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De vordering ter zake van de schade aan de iPhone zal worden afgewezen, nu uit de dossierstukken valt op te maken dat de telefoon is teruggegeven aan de benadeelde partij. De vordering met betrekking tot de verdwenen hoodie zal tot een bedrag van € 12,50 worden toegewezen, waarbij de rechtbank rekening houdt met de afschrijving door gebruik zoals door de officier van justitie is gedaan. Dit gedeelte van de vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het restant van dit gedeelte van de vordering (€ 37,50) zal worden afgewezen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering ter zake van de materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.226,95, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat
dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij (angst- en stressklachten en slaapproblemen) zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, onder b, BW. Het gaat in deze zaak om een afpersing in vereniging gepleegd waarbij onder meer een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp) op het hoofd van de benadeelde partij is gezet. De rechtbank acht vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- billijk gelet op de onderbouwing van de vordering en de hoogte van immateriële schade die wordt toegekend in vergelijkbare zaken. Daarbij is er rekening gehouden met de omstandigheid dat de vordering geen recente informatie over de door de benadeelde partij aangevoerde klachten
en problemen bevat en hij niet op de zitting is verschenen om hierop een nadere toelichting
te geven. Dit is ook de reden dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Behandeling van dit gedeelte van de vordering zou een onevenredige belasting vormen van het strafgeding, nu daarvoor nader
onderzoek noodzakelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.226,95,- aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat de benadeelde de schade niet zelf hoeft te innen en hij de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 231 (tweehonderd eenendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 111 (honderdelf) dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 120 (honderdtwintig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 Alkmaar, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde werkt mee aan een begeleid wonen traject en verblijft, bij acceptatie, bij Stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, dan wel werkt mee aan ambulante woonbegeleiding op zijn eigen woonplek
door het Leger des Heils of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra veroordeelde een kamer toegewezen krijgt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Volgen van opleiding
Veroordeelde volgt een opleiding bij het Nova College en/of Tata Steel Academy of bij een soortgelijke instelling. Hij mag geen absentie-uren hebben.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderd veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 4.226,95 (vierduizend tweehonderd zesentwintig euro en vijfennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voormeld bedrag bestaat voor € 2.226,95,- uit materiële schade en voor € 2.000-,- uit immateriële schade. De toegewezen materiële schade bestaat uit de volgende posten: € 2.214,45 (schade leenscooter) en € 12,50 (verdwenen hoodie).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de immateriële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst af de vordering tot vergoeding van het overige deel van de materiële schade.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , aan de Staat € 4.226,95 (vierduizend tweehonderd zesentwintig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 52 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de
medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van
die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot
betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2022.