RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [naam] .
2 Tenlastelegging
Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
1. diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op 25 mei 2022 in Amsterdam;
2. het voorhanden hebben van een pistool en 8 stuks munitie op 25 mei 2022 in Amsterdam.
1. diefstal in vereniging, subsidiair medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
2. medeplegen van het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
3. medeplegen van het voorhanden hebben van een patroon op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
4. het voorhanden hebben van een balletjespistool en de kolf van een balletjespistool op 25 januari 2022 of in de periode van 1 januari tot en met 25 januari 2022 in Almere.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage 1 van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
zaak A:
1.
op 25 mei 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander twee geldcassettes (met daarin een onbekend geldbedrag) die aan de Hornbach Bouwmarkt (filiaal Berchvliet) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen te richten op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- onder bedreiging van het vuurwapen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te roepen “tassie, tassie!” en "Geef mij die tas. Laat los! Ik wil die tas"
- vervolgens de tas met daarin geldcassettes uit de handen te trekken van die [slachtoffer 2] en
- met het vuurwapen met kracht te slaan op het hoofd van die [slachtoffer 1] ;
2.
op 25 mei 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PP, kaliber .32 zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 stuks pistoolmunitie, CBC .32 auto, voorhanden heeft gehad;
zaak B:
4.
op 25 januari 2022 te Almere een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool en een kolf van een balletjespistool zonder slede, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
In zaak B vorderen de benadeelden partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ieder afzonderlijk een bedrag van € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft de beide verzoeken tot schadevergoeding ter zitting overhandigd aan de rechtbank. De rechtbank constateert dat er op beide formulieren twee parketnummers staan vermeld (13/225548-21 en 13/225593-21), niet zijnde het parketnummer van zaak B (13/014360-22). De rechtbank constateert tevens dat de benadeelde partijen, alhoewel correct opgeroepen, niet ter zitting zijn verschenen.
9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich in zaak B als benadeelde partijen hebben gevoegd. De omstandigheid dat de twee parketnummers op de voegingsformulieren zijn gekoppeld aan zaken van medeverdachten, staat daar niet aan in de weg. Uit het wensenformulier blijkt dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich hebben zich willen voegen in de zaak waarin zij slachtoffers zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat elke vordering afzonderlijk hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partijen dienen in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het is onvoldoende duidelijk of de benadeelde partijen zich hebben willen voegen in alle strafzaken tegen verdachten die mogelijk bij de overval betrokken zijn geweest of alleen in de strafzaken tegen de overvallers die in de winkel zijn geweest.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beide vorderingen. Met de raadsman is de rechtbank namelijk van oordeel dat niet voldoende duidelijk gebleken is dat slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich ook als benadeelde partij in de strafzaak tegen verdachte hebben willen voegen. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen op de vorderingen.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feiten 1, 2 en 3 van zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Zaak B
feit 4: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- -
zich meldt bij een door de reclassering aan te wijzen kantoor van Reclassering Nederland, zodra hij wordt opgeroepen door de reclassering. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- -
zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- -
verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
1 STK wapen (omschrijving: PL1300-2022106912-G6191110, Walther);
- -
8 STK munitie (omschrijving: PL1300-2022106912-G6191111, CBC. 32 auto).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- -
1 iPhone (omschrijving: G6149221);
- -
1 witte telefoon (omschrijving: G6149241);
- -
1 paar Nike schoenen (omschrijving: G6149226).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Slager, voorzitter,
mrs. M. Smit en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2022.