Op 21 september 2022 is C.M.P.M. Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde, door de bodemrechter als deskundige gehoord. In het proces-verbaal van dat verhoor staat onder meer het volgende:
“Ik weet wanneer de testamentswijziging heeft plaatsgevonden. Idealiter heb je dan het liefst gegevens uit die tijd. Het dossier van mevrouw is zeer gebrekkig, zowel bij de huisarts als de POH. Dat heeft te maken met de gezondheidssituatie van mevrouw. Zij was echt een zorgmijder. Zij hield contact met hulpverleners af. Als zij daar mee in contact kwam, was het altijd in een soort crisissituatie. In juni van het jaar dat zij haar testament wijzigde is zij opgenomen in de Amstelring. De gegevens uit Amstelring heb ik gezien. Dat zijn de meest contemporaine gegevens gelet op de datum van het testament. Tijdens die opname is regelmatig twijfel geuit aan de wisbekwaamheid van mevrouw. Dat had vooral te maken met medicatieweigering, behandelweigering, gebrek aan inzicht in de ernst van haar eigen gezondheidssituatie. Men heeft haar toch met ontslag gegaan, maar onder verwijzing van de GGZ. Fact is een team van de GGZ dat bemoeizorg brengt. De indicatie was vrees voor maatschappelijke teloorgang. Dat team heeft mevrouw getracht te bezoeken, maar tot zorg is het niet gekomen.
(…)
Mevrouw is nog een keer opgenomen geweest, in Slotervaart, begin 2018. De gegevens die ik daarvan heb gezien komen overeen met die van Amstelring.
In die periode was bij mevrouw geen sprake van dementie. Mevrouw heeft wel een psychiatrisch ziektebeeld en een persoonlijkheidsstoornis. Dat staat niet met zoveel woorden, maar dat leid ik af uit het patroon van haar gedrag dat een constante is over de jaren heen. Rond haar vijftigste kwam zij al in de problemen. Zij is haar werk verloren door ruzie. In 2010 is zij ook door de GGZ gezien, om te kijken of er een reden was voor een RM. Daar is het niet van gekomen. Er is wel psychiatrische diagnostiek gedaan. Het gaat steeds om momentopnames. Er is niet langjarig behandelcontact geweest waaruit een diagnose onderbouwd had kunnen worden. Mevrouw verbrak altijd het contact met hulpverleners. Ik herhaal dat het gedragspatroon dat ik heb kunnen teruglezen mij leidt tot de stelling dat zij een persoonlijkheidsstoornis had. Omdat de diagnostiek beperkt is geweest denk ik dat en schizotypische persoonlijkheid het waarschijnlijkst is. De achterdocht past daarbij. En het verbreken van de contacten ook.
Iemand met een persoonlijkheidsstoornis kan op depressieve op psychotische episodes hebben Bij mevrouw is in 2010 een waanstoornis vastgesteld. Dat wil niet zeggen dat er permanent een waanstoornis aanwezig was. Of haar wel steeds aanwezige achterdocht voortkwam uit een waanstoornis, kan ik niet zeggen. De achterdocht is kenmerk van de schizotypische en de paranoïde persoonlijkheid.
Ben je met zo’n stoornis in staat om je wil te bepalen ter zake een nalatenschap?
Ik twijfel daaraan. Achterdocht is geen goede raadgever. Achterdocht brengt je altijd in problemen en maakt dat je moeilijk in staat bent om een beslissing te maken over het opmaken van je testament. Het bedrieglijke van een persoonlijkheidsstoornis is, is dat het gaat om persoonlijkheidstrekken die wij allemaal wel eens ervaren maar als dat je drijfveer is, kom je in de problemen.
Het kan inderdaad zo zijn dat de beslissingen van mevrouw ook in bijvoorbeeld 2003, 2009 en 2013 waren gedreven door die achterdocht. Dat valt niet uit te sluiten want dat patroon toonde zij.
Als je kijkt naar wilsbekwaamheid ter zake een testament kijk je ook of de mensen vrij plotseling afwijken van een in het verleden gehuldigd waardepatroon, zonder duidelijke motivatie. Als ik die notaris was geweest, had ik daar natuurlijk een vraag over gehad. (…) Als ik notaris was zou het voor mij een alarmsignaal zijn aangaande de wilsbekwaamheid als in een testament wettelijk erfgenamen zouden worden vervangen door een derde en al helemaal als die persoon van die derde afhankelijk zou zijn.
Heeft u aanleiding om te denken dat mevrouw in dit geval afhankelijk was?
Ja, als ik zo teruglees in het dossier, heb ik de indruk dat zij afhankelijk was van de heer [naam 1] . Met afhankelijk bedoel ik hier undue influence, ongepaste beïnvloeding. Daar moet je altijd op bedacht zijn als mensen mentaal kwetsbaar zijn. voor ons als hulpverlener is het belangrijk om grenzen in acht te nemen als patiënten van ons afhankelijk zijn. dat geldt ook in dit soort kwesties. Ik wil benadrukken dat ik niet zeg dat er in dit geval sprake was van ongepaste beïnvloeding, wel dat er aanleiding was om daarop bedacht te zijn. (…)”