Procesverloop
De Volkskrant heeft op 27 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
De minister heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
De Volkskrant heeft op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de beroepen met zaaknummers AMS 22/3635, 22/3636 en 22/3638. De Volkskrant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook de minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Met die gemachtigde is zijn collega [naam] verschenen.
Overwegingen
1. De Volkskrant heeft met een brief van 24 mei 2022 een Woo-verzoek ingediend. Hierin verzoekt zij om openbaarmaking van documenten over de planning van het Deloitte-onderzoek naar de aankoop door de minister van persoonlijke beschermingsmiddelen over de periode juni 2021 tot en met 24 mei 2022. De minister heeft op dat verzoek nog niet beslist.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden, dat de Volkskrant de minister na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken later in beroep is gegaan.
4. Het beroep is dus gegrond.
5. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn dan de standaardtermijn van twee weken rechtvaardigen3. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de onbetwist door de minister genoemde zeer hoge instroom van corona gerelateerde verzoeken en beperkte personele capaciteit bij zijn ministerie om tijdig op Wob4 en Woo-verzoeken te beslissen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld binnen welke termijn de minister alsnog op het verzoek moet beslissen.
6. De minister verwacht uiterlijk op 31 januari 2023 een besluit te kunnen nemen. De minister heeft toegelicht dat bij het bepalen van de duur van de besluitvormingsprocedure hij rekening houdt met uitspraken van (andere) rechtbanken over het niet tijdig beslissen op andere verzoeken. Om uitvoering te kunnen geven aan deze uitspraken moeten deze verzoeken eerst worden behandeld, voordat op het verzoek van de Volkskrant kan worden besloten. Het standpunt van de minister komt erop neer dat het door gebrek aan capaciteit niet mogelijk is om eerder te beslissen dan op de opgegeven datum. De Volkskrant stelt dat zij als nieuwsmedium belang heeft bij actuele informatie. Een langere beslistermijn maakt dat de dan vrijgegeven informatie haar nieuwswaarde in meer of mindere mate heeft verloren. De Volkskrant stelt daarom een nadere beslistermijn van maximaal zes weken voor.
7. De rechtbank volgt de Volkskrant. Voor een langere termijn dan zes weken is geen ruimte vanwege het journalistieke belang van de Volkskrant, in aanmerking genomen dat het verzoek al een half jaar geleden is gedaan, en het eerste deelrapport uit het Deloitte-onderzoek zelf al is gepubliceerd. Weliswaar heeft de minister duidelijk gemaakt dat de vele Wob- en Woo-verzoeken hem voor problemen stellen, maar hij heeft niet aangetoond dat deze het feitelijk onmogelijk maken eerder te beslissen. Gezien het grote belang dat gemoeid is met vrije nieuwsgaring en gezien het wettelijke uitgangspunt van beslissing binnen twee weken had dit wel van de minister mogen worden verwacht. Daarbij komt dat de minister ervoor heeft gekozen om het verzoek op traditionele wijze af te doen. Dat betekent dat het verzoek relatief beperkt is van omvang en eenvoudig te ontsluiten is. De rechtbank sluit daarom aan bij de maximale beslistermijn van de Woo en bepaalt dat de minister nu binnen zes weken na het versturen van deze uitspraak een beslissing moet nemen op het verzoek.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat de minister een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen, zoals de Volkskrant heeft verzocht.
9. Omdat het beroep gegrond is, draagt de rechtbank de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan de Volkskrant te vergoeden. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.