vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer: 9296338 CV EXPL 21-9089
vonnis van: 22 februari 2022
fno.: 52852
vonnis van de kantonrechter
de besloten vennootschap [eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E.A.J.M. van de Wijngaard
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S.N. de Jager
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier;
- de dagvaarding van 18 juni 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het instructievonnis;
- de dagbepaling mondelinge behandeling;
- de brief van 17 januari 2022 van mr. Van de Wijngaard, met producties;
- de e-mail van 21 januari 2022 van mr. De Jager, met producties.
Op 1 december 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is mr. De Jager voor [gedaagde] en mr. Van de Wijngaard voor [eiseres] verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. In overleg met de gemachtigden is besloten de zaak aan te houden. Op 24 januari 2022 heeft de voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen de gemachtigde van [gedaagde] en [naam] als gemachtigde voor [eiseres] . [gedaagde] heeft aan deze mondelinge behandeling op haar verzoek digitaal deelgenomen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
Vordering en verweer
2. [eiseres] vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde en verder tot betaling van
( i) € 16.855,53 aan huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente tot en met juni 2021;
(ii) € 1.455,09 per maand voor elke ingegane maand vanaf 1 juli 2021 tot ontruiming;
(iii) de wettelijke rente over de openstaande maandbedragen vanaf datum dagvaarding; en
(iv) de proceskosten.
3. [eiseres] stelt daartoe, kort gezegd, dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen op grond van de huurovereenkomst en dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Omdat betaling ook na herinneringen en aanmaningen uitbleef, heeft [eiseres] haar vordering ter incasso uit handen gegeven. Haar incassogemachtigde heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. [eiseres] maakt daarom op grond van art. 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
4. [gedaagde] erkent dat er een huurachterstand is ontstaan. Zij stelt dat deze de gevorderde ontbinding en ontruiming niet rechtvaardigt. Zij voert daartoe aan dat ze een bijzonder zwaar jaar achter de rug heeft gehad, waaronder door het overlijden van haar moeder op Sint Maarten, een ziekenhuisopname van haar broertje met ernstige hartproblematiek, zorgen rondom haar eigen bedrijf en de zorg die zij heeft voor haar broertjes in Nederland. Vanwege die omstandigheden is zij de grip op haar financiële situatie kwijtgeraakt. Subsidiair verzoekt zij om in geval van ontbinding van de huurovereenkomst, haar op grond van art. 7:280 BW een aanvullende termijn te gunnen om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen.
Beoordeling
5. [gedaagde] heeft niet betwist dat de huurachterstand op het moment van dagvaarding
€ 15.610,00 bedroeg, noch dat de verschuldigde wettelijke rente op dat moment
€ 168,67 bedroeg.
6. Voorafgaand aan de voortzetting van de mondelinge behandeling heeft [eiseres] een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd. Daaruit blijkt dat de huurachterstand tot en met januari 2022 is opgelopen tot € 24.245,63 en de wettelijke rente tot € 400,80. Uit die specificatie blijkt voorts dat [gedaagde] sinds juli 2021 niets meer aan [eiseres] heeft betaald. [gedaagde] heeft dit niet betwist.
Betaling huurachterstand en wettelijke rente
7. De vorderingen tot betaling van € 15.610,00 aan huurachterstand tot en met juni 2021 en € 1.455,09 aan achterstallige huur per maand voor elke ingegane maand vanaf 1 juli 2021 tot en met 31 januari 2022 (in totaal € 24.245,63), zullen dan ook worden toegewezen.
8. Ook de daarover gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen, op de wijze zoals in het dictum vermeld.
Voorwaardelijke ontbinding en ontruiming
9. Betaling van de huur is een essentiële verplichting van de huurder. Met genoemde betalingsachterstand is de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichtingen op grond van de huurovereenkomst gegeven. Deze tekortkoming is naar het oordeel van de kantonrechter van voldoende gewicht om toewijzing van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te kunnen rechtvaardigen.
10. Daarbij weegt de kantonrechter niet alleen de hoogte van de huurachterstand mee (deze is inmiddels opgelopen tot meer dan zestien keer de overeengekomen maandhuur), maar ook dat [gedaagde] sinds 1 juli 2021 tot heden – zo blijkt uit de door [eiseres] overgelegde specificatie – helemaal niets meer aan [eiseres] heeft betaald.
11. De door [gedaagde] aangevoerde privé omstandigheden (zoals opgesomd onder 4 hierboven) doen aan het voorgaande niet af. Deze komen, hoe vervelend ook, voor haar rekening en risico en maken nog niet dat ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd.
12. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat [eiseres] heeft verzuimd tijdig melding te maken bij de gemeente van de huurachterstand van [gedaagde] . Weliswaar zijn verhuurders per 1 januari 2021 op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening in beginsel verplicht een dergelijke melding te doen (om door vroegsignalering huisuitzetting door schulden te voorkomen) en heeft [eiseres] dat niet gedaan, maar dat vormt in dit geval geen reden om de ontbinding en ontruiming af te wijzen. Naast de hierboven genoemde omstandigheden is daarbij van belang dat het niet aannemelijk is dat een vroegsignalering in dit geval het oplopen van de huurschuld had kunnen voorkomen. [gedaagde] beschikte immers lange tijd niet over (voldoende) inkomen om de huur te kunnen voldoen. Het contact dat [gedaagde] al in 2021 heeft gehad met een schuldhulpverlener, waarbij – zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht – ook is gesproken over de huurachterstand, heeft dan ook niet kunnen helpen om te voorkomen dat de huurachterstand sindsdien verder is opgelopen.
13. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij de achterstand op korte termijn kan aanzuiveren, omdat zij binnen een maand verwacht een (in afwachting van de afwikkeling van een haar toekomende erfenis) aangevraagde lening te ontvangen, die voldoende zal zijn om de gehele huurachterstand mee te kunnen voldoen. Ter zitting heeft [eiseres] zich akkoord verklaard met een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming.
14. Tegen deze achtergrond acht de kantonrechter de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijsbaar onder de na te vermelden voorwaarden. De kantonrechter ziet aanleiding om de termijn waarop het gehuurde ontruimd dient te worden, op veertien dagen te stellen. De door [eiseres] gevorderde drie dagen is naar oordeel van de kantonrechter namelijk te kort, mede in het licht van de huidige coronapandemie en de huizencrisis.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
15. [eiseres] maakt verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft aan de gedaagde partij een aanmaning (zie onder 1.4) gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
16. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De nakosten worden begroot en toegewezen als na te melden.