2 Tenlastelegging
Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. primair: verkrachting van [benadeelde partij] op 20 februari 2022;
subsidiair: het plegen van handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde partij] , van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, op 20 februari 2022;
2. mishandeling van ambtenaar [naam ambtenaar] gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening op 22 februari 2022.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 20 februari 2022 te Amsterdam met [benadeelde partij] , van wie verdachte wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] te weten het brengen van zijn penis in haar mond en het brengen van zijn penis in haar vagina en tussen haar schaamlippen;
2
op 22 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [naam ambtenaar] (brigadier van politie eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door die [naam ambtenaar] met kracht een glasscherm, tegen diens hoofd te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages van 20 juli 2022, opgesteld door GZ-psycholoog J. Yntema en psychiater (arts in opleiding tot specialist) R. Visser, onder supervisie van psychiater R.A. Graaff.
De deskundigen hebben, kort gezegd, geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door egocentriciteit, beperkte gewetensfunctie, beperkingen in emotieregulatie en frustratietolerantie, verhoogde impulsiviteit en verminderde impulscontrole. De antisociale persoonlijkheidsstoornis was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedde deels het gedrag van verdachte. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten, bij een bewezenverklaring, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapportages over en volgt het advies dat de tenlastegelegde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten.
8 Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 4.700,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. J.A. Neslo, heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting toegelicht en zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen omdat deze voldoende onderbouwd is. De met bloed doordrenkte lakens en papier duiden op beschadiging van de inwendige geslachtsorganen. Ook vloeit uit de ernst van het feit zelf, een ernstig zedendelict, voort dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Zij is nog niet met (EMDR)therapie gestart omdat zij pas aan verwerking toekomt als de strafzaak is afgerond.
De benadeelde partij [naam ambtenaar] vordert € 600,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] moet worden toegewezen voor zover de schade ziet op het psychische leed dat verdachte bij de benadeelde partij heeft veroorzaakt. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte aan de benadeelde partij schade aan de inwendige geslachtsorganen heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam ambtenaar] moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde immateriële schadevergoeding is voldoende onderbouwd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de raadsvrouw primair verzocht de vordering af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. De door de benadeelde partij gestelde lichamelijke en psychische schade is niet door een arts of psycholoog vastgesteld.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering slechts gedeeltelijk toe te wijzen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de door de verdediging veronderstelde eerdere seksuele relatie tussen verdachte en aangeefster.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [naam ambtenaar] deels toe te wijzen, omdat in vergelijkbare zaken lagere schadevergoedingen worden toegekend.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij]
De rechtbank kan niet vaststellen dat de benadeelde partij schade aan de inwendige geslachtsorganen heeft opgelopen. Er is geen medisch onderzoek uitgevoerd. De rechtbank zal voor dit onderdeel van de vordering dan ook geen immateriële schadevergoeding toewijzen.
De rechtbank is wel van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij] immateriële schade is toegebracht dat bestaat uit psychisch leed. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik ernstige en vaak langdurige psychische schade bij slachtoffers veroorzaakt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op € 2.500,-. Dit bedrag zal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2022, worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze schade is onvoldoende onderbouwd en verdere behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (20 februari 2022). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 35 dagen.
8.3.2.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [naam ambtenaar]
Vast staat dat de benadeelde partij [naam ambtenaar] immateriële schade is toegebracht, omdat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op € 600,-. Dit bedrag zal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2022, worden toegewezen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (22 februari 2022). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 12 dagen.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, subsidiair
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
;
Feit 2
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld, en stelt daarbij de volgende algemene voorwaarden:
-
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
-
Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
-
Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
-
Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
-
Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
-
Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
-
Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
-
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
-
Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met Veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
-
Veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
-
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
en de volgende aanvullende voorwaarden:
12. Veroordeelde laat zich opnemen in FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien er aansluitend aan zijn detentie nog geen plek beschikbaar is, zal veroordeelde zijn medewerking verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening welke door de DIZ van het ministerie van Justitie en Veiligheid wordt bepaald.
12. Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch FACT van Inforsa of soortgelijke behandeling. De behandeling start aansluitend aan de klinische periode. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
12. Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
12. Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding/werk (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en draaglast.
12. Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
12. Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd mee aan budgetbeheer of bewindvoering.
12. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
12. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
12. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers, te weten [benadeelde partij] , geboren op 17 januari 2004 in Lelystad, en [naam ambtenaar] , geboren 18 september 1963 in Doetinchem, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar op grond van artikel 38 lid 6 Sr.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam ambtenaar] toe tot een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam ambtenaar] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam ambtenaar] aan de Staat € 600,- (zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en C. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2022.