De rechtbank stelt vast dat verweerder de tegemoetkoming heeft vastgesteld in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever hoe de NOW-regeling moet worden uitgevoerd. De rechtbank is er echter ambtshalve mee bekend (uit andere NOW-zaken die aanhangig zijn (geweest) bij deze rechtbank en uit jurisprudentie) dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot terugvordering een belangenafweging maakt op drie vlakken.
Ten eerste is van belang dat in de NOW dwingend is voorgeschreven wanneer de subsidie op een lager bedrag moet worden vastgesteld.
Ten tweede zijn bij de terugvordering de volgende uitgangspunten van belang:
• Ten onrechte of te veel verstrekte bedragen worden teruggevorderd.
• Bedragen van minder dan € 500,- worden niet daadwerkelijk ingevorderd.
• Er is maar zeer beperkt ruimte voor maatwerk, omdat individueel maatwerk de regeling voor de uitvoerder UWV onuitvoerbaar maakt. In bezwaar vindt een heroverweging plaats op basis van de omstandigheden van het geval, waarbij verweerder ook naar het doel van de regeling kijkt. Er zal bijzondere aandacht zijn voor de terugvorderingsmogelijkheden van de werkgever en de consequenties daarvan.
• De onverschuldigd betaalde subsidie moet binnen zes weken betaald worden. Lukt dat niet, dan moet de onverschuldigd betaalde subsidie binnen een jaar betaald worden en als ook dat niet lukt, zal in overleg een andere termijn worden vastgesteld.
• Wanneer het UWV na bezwaar constateert dat in bepaalde situaties de subsidievaststelling leidt tot onvoorziene en ogenschijnlijk ongewenste gevolgen voor werkgevers, dan zal het Uwv dit delen met verweerder.
Ten derde geldt dat de gevolgen van de terugvordering niet onevenredig mogen zijn voor de subsidieontvanger. Verweerder is echter niet gehouden uit eigen beweging te onderzoeken of er redenen zijn om van terugvordering af te zien. Bij terugvordering van een werkgever die in financiële problemen verkeert, wordt een betalingsregeling getroffen.1