vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 81.174359.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Parketnummer: 81.174359.22
Datum uitspraak: 16 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .
2 Inleiding en beschuldiging
In het dossier staat dat de FIOD een onderzoek heeft ingesteld naar de klantenkring en administratie van [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] .) Dit naar aanleiding van publicaties waarin volgens de FIOD door verdachte een beeld wordt geschetst van zijn meubelzaak waar klanten met een criminele achtergrond komen en waar transacties van € 20.000 tot € 30.000 euro contant worden afgerekend. Voor dit soort contante transacties zouden op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) extra regels gelden voor [medeverdachte] . Uit het onderzoek zou blijken dat [medeverdachte] zich niet aan die regels heeft gehouden. Dat heeft geleid tot vervolging van [medeverdachte] en de bestuurder Verheijen. De rechtbank heeft de zaken tegen [medeverdachte] (parketnummer 81.173407.22) en verdachte tegelijk behandeld op de zitting en doet vandaag in beide zaken uitspraak.
Voor verdachte heeft genoemd onderzoek geleid tot de beschuldiging dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [medeverdachte] overtreden van de Wwft door het niet melden van een ongebruikelijke transactie (feit 1), het niet doen van cliëntenonderzoek en het niet bewaren van de uitkomsten daarvan bij acht bestellingen (feiten 2 en 3). Daarnaast wordt verdachte beschuldigd van het feitelijke leidinggeven aan het door [medeverdachte] plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot een factuur en drie orderbonnen (feit 4).
De tenlastelegging staat in bijlage I.
3 Verjaring?
De verdediging vindt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de eerste drie transacties van feit 2, omdat deze onderdelen verjaard zijn.
De officier van justitie vindt dat deze onderdelen niet verjaard zijn, omdat de verjaring is gestuit door de vordering tot machtiging conservatoir beslag in 2017.
De rechtbank vindt dat de onderdelen niet verjaard zijn en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verjaringstermijn voor dit soort feiten is zes jaar. Die termijn wordt gestuit door een daad van vervolging. De verjaringstermijn van zes jaar begint dan weer opnieuw. Naar vaste rechtspraak is de vordering van een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag een daad van vervolging en daarmee een handeling waardoor de verjaring wordt gestuit.1 Door het vragen van die machtiging wordt een rechter-commissaris in het onderzoek betrokken. De verjaring is dus door de vordering van 4 september 2017 gestuit.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat
1.
[medeverdachte] (h.o.d.n. [handelsnaam medeverdachte] ) in de periode van 13 juni 2016 tot en met 15 december 2016 in Amsterdam als bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (meubels), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, een verrichte ongebruikelijke transactie niet binnen 14 dagen/onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van deze transactie bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft zij opzettelijk geen tijdige melding gedaan in de periode van
13 juni 2016 tot en met 1 december 2016 verrichte ongebruikelijke transactie (met ordernummer 78476), te weten een contante betaling van 18.000,00 Euro,
aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[medeverdachte] (h.o.d.n. [handelsnaam medeverdachte] ) in de periode van 4 september 2011 tot en met 31 december 2014 in Amsterdam, telkens als bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (meubels), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, geen cliëntenonderzoek heeft verricht, immers heeft zij telkens opzettelijk geen identiteit vastgesteld en gecontroleerd bij de volgende transacties:
- -
een in de periode van 16 september 2011 tot en met 25 februari 2012 verrichte transactie (met ordernummer 71532), te weten contante betalingen van in totaal 16.500,00 Euro,
- -
een in de periode van 16 juni 2012 tot en met 10 oktober 2012 verrichte transactie (met ordernummer 72424), te weten contante betalingen van in totaal 25.213,00 Euro,
- -
een in de periode van 12 oktober 2013 tot en met 6 februari 2014 verrichte transactie (met ordernummer 73849), te weten contante betalingen van in totaal 32.500,00 Euro, en
- -
een in de periode van 19 juni 2014 tot en met 3 december 2014 verrichte transactie (met ordernummer 75427), te weten contante betalingen van in totaal 18.250,00 Euro,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
[medeverdachte] (h.o.d.n. [handelsnaam medeverdachte] ) in de periode van 4 september 2011 tot en met 31 december 2017 in Amsterdam, telkens als bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (meubels), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de gegevens, als bedoeld in artikel 33 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, betreffende de volgende transacties:
- -
een in de periode van 16 september 2011 tot en met 25 februari 2012 verrichte transactie (met ordernummer 71532), te weten contante betalingen van in totaal 16.500,00 Euro,
- -
een in de periode van 16 juni 2012 tot en met 10 oktober 2012 verrichte transactie (met ordernummer 72424), te weten contante betalingen van in totaal 25.213,00 Euro,
- -
een in de periode van 12 oktober 2013 tot en met 6 februari 2014 verrichte transactie (met ordernummer 73849), te weten contante betalingen van in totaal 32.500,00 Euro, en
- -
een in de periode van 19 juni 2014 tot en met 3 december 2014 verrichte transactie (met ordernummer 75427), te weten contante betalingen van in totaal 18.250,00 Euro,
niet op opvraagbare wijze vast heeft gelegd, dan wel deze gegevens niet op een toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke transacties of na het uitvoeren van de desbetreffende transacties heeft bewaard,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[medeverdachte] (h.o.d.n. [handelsnaam medeverdachte] ) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 in Amsterdam, telkens als bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (meubels), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, geen cliëntenonderzoek heeft verricht, en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij telkens opzettelijk geen identiteit vastgesteld en gecontroleerd en bij de volgende transacties:
- -
een in de periode van 2 september 2015 tot en met 15 oktober 2015 verrichte transactie (met ordernummer 75013), te weten contante betalingen van in totaal 20.000,00 Euro,
- -
een in de periode van 20 februari 2016 tot en met 28 juni 2016 verrichte transactie (met ordernummer 74606), te weten contante betalingen van in totaal 19.000,00 Euro,
- -
een in de periode van 29 januari 2017 tot en met 7 september 2017 verrichte transactie (met ordernummers 79040(b) en 80541 en 80003792, t.n.v. [naam 5] ), te weten contante betalingen van in totaal 27.500 Euro, en
- -
een in de periode van 30 september 2017 tot en met 23 november 2017 verrichte transactie (met ordernummers 81002 en 81070 en 81319), te weten contante betalingen van in totaal 27.600,00,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
[medeverdachte] (h.o.d.n. [handelsnaam medeverdachte] ) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 in Amsterdam, telkens als bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (meubels), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de gegevens, als bedoeld in artikel 33 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, betreffende de volgende transacties:
- -
een in de periode van 2 september 2015 tot en met 15 oktober 2015 verrichte transactie (met ordernummer 75013), te weten contante betalingen van in totaal 20.000,00 Euro,
- -
een in de periode van 20 februari 2016 tot en met 28 juni 2016 verrichte transactie (met ordernummer 74606), te weten contante betalingen van in totaal 19.000,00 Euro,
- -
een in de periode van 29 januari 2017 tot en met 7 september 2017 verrichte transactie (met ordernummers 79040(b) en 80541 en 80003792, t.n.v. [naam 5] ), te weten contante betalingen van in totaal 27.500 Euro, en
- -
een in de periode van 30 september 2017 tot en met 23 november 2017 verrichte transactie (met ordernummers 81002 en 81070 en 81319), te weten contante betalingen van in totaal 27.600,00,
niet op opvraagbare wijze vast heeft gelegd, dan wel deze gegevens niet op een toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke transacties of na het uitvoeren van de desbetreffende transacties heeft bewaard,
en van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51 en 57 Sr., de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 3 en 16 van de Wwft.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart feit 2 primair tweede cumulatief/alternatief en feit 3 primair tweede cumulatief/alternatief niet strafbaar en ontslaat verdachte voor die feiten van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
2. primair eerste cumulatief/alternatief
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
3. primair eerste cumulatief/alternatief
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl van het plegen van het misdrijf een gewoonte is gemaakt, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uur.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot 60 (zestig) uur, van deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 72 (tweeënzeventig) dagen.
Gelast de teruggave aan verdachte van de twee geldbedragen zoals vermeld op de beslaglijst in bijlage II, te weten € 77.553,90 en € 17.451,42.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2023.