vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/041518-23
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortdag] 2000,
verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
ingeschreven op het postadres op [postadres] , [plaats] ,
thans gedetineerd in de [naam PI] .
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan
1. oplichting van [slachtoffer 1] te Capelle aan den IJssel op 29 november 2022;
2. diefstal door middel van een valse sleutel van een geldbedrag van € 4.070,- van
[slachtoffer 1] te Capelle aan den IJssel op 29 november 2022;
3. oplichting van [slachtoffer 2] te Amsterdam op 17 februari 2022;
4. diefstal door middel van een valse sleutel van een geldbedrag van € 2.392,48 van
[slachtoffer 2] te Amsterdam op 17 februari 2022.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3 De waardering van het bewijs
De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde medeplegen van oplichting (feit 1), diefstal van een geldbedrag door middel van een valse sleutel (feit 2), medeplegen van oplichting (feit 3) en diefstal van een geldbedrag door middel van een valse sleutel (feit 4) heeft begaan, zoals omschreven in rubriek 4.
Omdat verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervan geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2023 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] met nummer PL17002022376826-2 van 1 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , doorgenummerde pag. 119-122.
3. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] met nummer PL1300-2022035909-2 van 23 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] , doorgenummerde pag. 4-6.
4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 29 november 2022 te Capelle aan den IJssel, in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpas en pincode, door zich voor te doen als medewerker van een bank en in die hoedanigheid aan te bellen bij die [slachtoffer 1] en een (vooraf afgesproken) code aan te nemen en door de pinpas van die [slachtoffer 1] en gegevens van diens Experia Box over te nemen;
2.
op 29 november 2022 te Capelle aan den IJssel een geldbedrag van € 4.070,-, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pincode en pinpas van voornoemde [slachtoffer 1] ;
3.
op 17 februari 2022 te Amsterdam, in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpas en pincode, door zich voor te doen als medewerker van een bank en in die hoedanigheid aan te bellen bij die [slachtoffer 2] en door de pinpas van die [slachtoffer 2] mee te nemen en door die [slachtoffer 2] te melden dat voornoemde pinpas niet in orde was en vernietigd moest worden;
4.
op 17 februari 2022 te Amsterdam een geldbedrag van € 2.392,48, dat aan
[slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pincode en pinpas, van voornoemde [slachtoffer 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 De vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V.
[benadeelde partij] vordert namens de benadeelde partij ING Bank € 6.422,61 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vindt dat de benadeelde partij ontvankelijk is, omdat op basis van het dossier kan worden aangenomen dat [benadeelde partij] vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft. De vordering kan volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw vindt dat de benadeelde partij nietontvankelijk moet worden verklaard, omdat een schriftelijke volmacht van de ING Bank ontbreekt. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk, omdat de ING Bank geen rechtstreekse schade heeft geleden door het ten laste gelegde. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt, dan moet de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd, omdat de benadeelde partij een professionele partij is. Verdachte heeft schulden waardoor het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel kan leiden tot het executeren van de gijzeling, wat niet wenselijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk is. De vordering is ingediend door [benadeelde partij] namens ING Bank. Eerder is tussen het Openbaar Ministerie en [benadeelde partij] contact geweest over de zitting en de vordering, omdat [benadeelde partij] als contactpersoon van de ING bank stond geregistreerd. [benadeelde partij] heeft ook het zogenaamde wensenformulier ondertekend. Het ontbreken van een schriftelijke volmacht staat in dit geval daarom niet aan de ontvankelijkheid in de weg. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachte zich in het kader van de oplichting hebben gepresenteerd als medewerkers van de ING Bank en in die valse hoedanigheid de slachtoffers onder valse voorwendselen hebben bewogen tot afgifte van hun ING-bankpas en pincode. Hierdoor is er sprake van een voldoende verband tussen de gepleegde strafbare feiten en de positie van de bank en kan worden gesteld dat er jegens de bank onrechtmatig is gehandeld. De rechtbank concludeert dan ook dat er sprake is van rechtstreekse schade van de ING Bank en dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 6.422,61, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel niet op, omdat daartoe de noodzaak ontbreekt nu de ING Bank voldoende middelen heeft om de schade op verdachte te verhalen en dit een onevenredig groot nadeel oplevert voor verdachte.
10 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
11 De beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 1 en 3:
telkens: medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feiten 2 en 4:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) weken, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- -
Veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- -
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- -
Veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding vanuit Streetcornerwork, zolang de reclassering dit nodig vindt. De begeleiding van Streetcornerwork richt zich op het vinden van een dagbesteding en op schuldhulpverlening.
- -
Veroordeelde geeft openheid van zaken betreffende zijn financiën en werkt mee aan schuldhulpverlening.
- -
Veroordeelde spant zich in een dagbesteding te vinden en te behouden, ter beoordeling van de reclassering. Ook als dit een traject bij WPI inhoudt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. toe tot een bedrag van € 6.422,61 (zesduizend vierhonderd tweeëntwintig euro en eenenzestig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Duker, voorzitter,
mrs. C.M. Mellema en M. van der Horst , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2023.