2 Tenlastelegging
Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij in Amsterdam
1: op 11 december 2022 samen met anderen € 2.000,- heeft gestolen van de politie, terwijl
bij die diefstal geweld is gebruikt, namelijk het spuiten van pepperspray naar twee
verbalisanten;
2: op 11 december 2022 samen met anderen een (half geladen) getransformeerd
gas-/alarmpistool (Zoraki) met munitie voorhanden heeft gehad;
3: op 11 december 2022 heeft geprobeerd twee verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen door rijdend met een personenauto stoptekens te negeren en met hoge snelheid
op deze verbalisanten af te rijden en/of tegen hun motor/auto aan te rijden. Subsidiair is
dit als mishandeling ten laste gelegd;
4: op 11 december 2022 als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft
veroorzaakt of heeft kunnen veroorzaken door op de openbare weg hard achteruit te
rijden, stoptekens te negeren, in de richting van verbalisanten te rijden, tegen een
politiemotor aan te rijden terwijl daar verbalisanten op zaten en hard achteruit over een
voet- en fietspad te rijden op het moment dat zich daar voetgangers en fietsers bevonden;
5: op 11 december 2022 zonder geldig rijbewijs op de openbare weg in een personenauto
heeft gereden;
6: op 16 december 2022 opzettelijk cocaïne en/of MDMA heeft bereid, bewerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt, vervoerd of in elk geval aanwezig heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
3.
op 11 december 2022 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan opsporingsambtenaren AD332 en/of AD214 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een personenauto met een aanzienlijke snelheid in de richting van die opsporingsambtenaren AD332 en AD214 is gereden en is blijven rijden en vervolgens met die personenauto tegen een politiemotor is aangereden, terwijl opsporingsambtenaren AD332 en AD214 op voornoemd voertuig zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 11 december 2022 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openbare wegen, waaronder in de richting van de Funenkade en de Zeeburgerstraat en de Mauritskade, rijdende met een hoge snelheid, met dat voertuig achteruit in de richting van de Zeeburgerstraat heeft gereden en vervolgens meermalen stoptekens gegeven door opsporingsambtenaren AD332 en AD214 heeft genegeerd en in de richting van die opsporingsambtenaren AD332 en AD214 is gereden en is blijven rijden zonder voldoende zijn snelheid te minderen en vervolgens met dat voertuig tegen een politiemotor is aangereden, terwijl opsporingsambtenaren AD332 en AD214 op voornoemde politiemotor zaten en vervolgens met een hoge snelheid met dat voertuig achteruit over een trottoir en een fietspad in de richting van de Zeeburgerstraat is gereden op een moment dat zich daar meerdere voetgangers/fietsers bevonden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
5.
op 11 december 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op voor het openbaar verkeer openbare wegen, waaronder op of in de richting van de Funenkade en de Zeeburgerstraat en de Mauritskade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
6.
op 16 december 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,28 gram cocaïne en 137 gram MDMA (306 MDMA tabletten), in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
7 Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Rotterdam van 10 juli 2020, onder parketnummer 10-754530-19 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Verdachte is bij besluit van 3 november 2021 op grond van artikel 6:2:10 Sv met ingang van 20 december 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 6:2:11 lid 1 onder a Sv). De rechtbank Rotterdam heeft de proeftijd op 22 december 2022 met een jaar verlengd.
Bij de stukken bevindt zich de op 20 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 10-754530-19, met v.i.-zaaknummer 99/000820-37.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 180 dagen.
De officier van justitie heeft op zitting gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. Het belang dat verdachte heeft bij het voortzetten van de begeleiding na detentie is groter dan het belang van de maatschappij om de v.i. te herroepen. Ook maakt een dreigende situatie de detentie zwaar voor verdachte.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. Verdachte wist dat hij op zijn tellen moest passen en is desondanks tot het
plegen van deze feiten over gegaan. Dat kan niet zonder consequenties blijven, ondanks dat de rechtbank ziet dat verdachte een strak begeleidingskader nodig heeft. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd een deel, te weten 180 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 5, 107 en 177 en van de Wegenverkeerswet en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3 primair:
Poging tot zware mishandeling
Feit 4:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 5:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 6:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich na oproep melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 in Amsterdam. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd blijven melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd meewerken aan begeleid wonen of verblijf in een maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan het de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk of een dagbesteding met een vaste structuur;
- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- Veroordeelde werkt mee aan begeleiding door een persoonlijk begeleider van Exodus.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit tot hechtenis van 1 (één) week.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot een geldboete van € 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen.
Wijst toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 180 (honderdtachtig) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2023.