7 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 21 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-314509-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 juni 2021 van de Rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vier maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen. De verdediging heeft verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vordering pas op de dag van de zitting aan verdachte is betekend en dat te laat is. Verdachte wist niet waar hij voor tekende. De verdediging is door de vordering tenuitvoerlegging overvallen, terwijl de vordering al ruime tijd van te voren bij verdachte in de penitentiaire inrichting betekend had kunnen worden.
De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vordering. Verdachte wist dat hij in een proeftijd liep en de betekening heeft conform de wettelijke voorschriften plaatsgevonden. Verdachte heeft ingestemd met de verkorte betekeningstermijn. Verdachte is zelf verantwoordelijk voor wat hij tekent. De rechtbank meent dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 in Amsterdam, meldt zich binnen 5 werkdagen na afloop van zijn detentie en vervolgens zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de hele proeftijd en zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast. Veroordeelde moet meewerken aan de elektronische controle op dit locatiegebod. Het verwachte verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De aansluiting van het elektronische controlemiddel vindt zo spoedig mogelijk plaats;
- Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk en duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan het de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 16 juni 2021, namelijk een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis. Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2023.