Totstandkoming van het besluit
1. Vergunninghouder heeft op 18 januari 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het restaureren, verbouwen, gedeeltelijk slopen en het verwijderen van asbest van het rijksmonument het “ [naam rijksmonument] ” op het perceel [adres] in [plaats]. De vergunning is aangevraagd voor de activiteiten “het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en “het bouwen van een bouwwerk” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
2. Vergunninghouder laat het project uitvoeren door “Team [naam team] ”. Dat team heeft op 4 februari 2022 aan onder meer eisers kenbaar gemaakt dat vergunninghouder na de restauratie van het [naam rijksmonument] een aanvraag zal indienen om de bestemming “Maatschappelijk (met ondergeschikte horeca)” te wijzigen naar “Horeca (met maatschappelijke waarde)”. Vergunninghouder is namelijk van plan om een grandcafé met (muziek)podium, een bierbrouwerij en een bed & breakfast in het [naam rijksmonument] te realiseren. Eisers zijn woonachtig ten westen van het [naam rijksmonument] . Zij vrezen voor geluidsoverlast, bijvoorbeeld door (versterkte) muziek als voorgaande activiteiten in het [naam rijksmonument] plaatsvinden. Die vreest wordt versterkt door de mogelijke plaatsing van terrassen. Ook zullen bezoekers bovengemiddeld veel (stem)geluid produceren. Daarnaast vrezen eisers voor geluidsoverlast van auto’s en motorvoertuigen van komende en gaande bezoekers. Een andere vrees is de mogelijke parkeeroverlast, omdat er (nog) geen voorzieningen zijn getroffen voor voldoende parkeergelegenheid. Dit alles zal ook een negatief effect hebben op de waarde van de woningen van eisers. Daarnaast vrezen eisers voor mogelijke geuroverlast van de brouwerij en de keuken van het geplande grandcafé. Eiser [eiser 1] stelt zich bovendien op het standpunt dat de geplande aanbouw, indien deze is voorzien van muuropeningen, in strijd is met artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Er is daarom sprake van een kennelijke privaatrechtelijke belemmering die mogelijk in de weg staat aan het vergunde plan.
3. De aanvraag is behandeld met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag en het ontwerpbesluit lagen vanaf 8 april 2022 ter inzage. Eisers dienden op 18 mei 2022 zienswijzen in. Eiser [eiser 1] diende separaat een extra zienswijze in. De zienswijzen vormden voor het college geen aanleiding om de omgevingsvergunning te wijzigen of af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning moet toetsen aan de weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wabo. Het systeem van dit artikel is dwingend en limitatief. Dit betekent dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de bouwactiviteit in strijd is met één of meer van deze weigeringsgronden en moet worden verleend als er geen strijd is met één van deze weigeringsgronden. Aangezien de aanvraag ook betrekking heeft op het wijzigen van een rijksmonument heeft het college de aanvraag tevens getoetst aan artikel 2.15 van de Wabo. Daarin is bepaald dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
6. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten “bouwen” en “het wijzigen van een rijksmonument”. De activiteit “bouwen” is getoetst aan de weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wabo. Het bouwplan past binnen het bestemmingsplan en omdat er geen sprake is van weigeringsgronden, moest het college de vergunning verlenen en kon het college de belangen van eisers niet meewegen. Om die reden komt de rechtbank ook niet toe aan de vraag of sprake is van een privaatrechtelijke belemmering, waarbij de rechtbank nog aantekent dat uit de bouwtekeningen volgt dat in de te wijzigen aanbouw die grenst aan het erf van eiser [eiser 1] geen vensters (muuropeningen) zijn voorzien. De activiteit “het wijzigen van een rijksmonument” is getoetst aan artikel 2.15 van de Wabo. Het college heeft positieve adviezen ontvangen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit voor Monumenten. Omdat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen vergunningverlening, is ook voor deze activiteit een omgevingsvergunning verleend.
7. Zoals op de zitting met partijen is besproken, is tussen partijen alleen in geschil of sprake is van onlosmakelijke activiteiten als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, tweede volzin, van de Wabo. De beroepsgronden van eisers richten zich dus niet tot de verleende omgevingsvergunning voor de activiteiten “bouwen” en “het wijzigen van een rijksmonument”, maar op het toekomstige gebruik van het [naam rijksmonument] .
8. Eisers voeren aan dat de activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, namelijk restauratie, verbouw, sloop en asbestsanering, onlosmakelijk zijn verbonden met het plan om daarna in het [naam rijksmonument] een brouwerij, grandcafé met podium en een bed & breakfast te vestigen. Zonder de exploitatie van deze horeca-activiteiten is het [naam rijksmonument] niet rendabel. Daarom staat voldoende vast dat sprake is van onlosmakelijke activiteiten. Dit betekent dat vergunninghouder voorafgaand aan of tegelijk met de aanvraag die tot de verleende omgevingsvergunning heeft geleid, een aanvraag voor afwijking van het bestemmingsplan had moeten indienen. De verleende omgevingsvergunning is daarom in strijd met artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, aldus eisers.
9. De rechtbank volgt dit standpunt van eisers niet en verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
10. De rechtbank overweegt dat het restaureren, verbouwen, slopen en saneren van asbest van het rijksmonument handelingen zijn die kunnen plaatsvinden los van het toekomstig gewenste gebruik van het [naam rijksmonument] als bed & breakfast en grandcafé met (muziek)podium en brouwerij. Bovendien kunnen deze handelingen ook worden uitgevoerd ten dienste van de huidige bestemming van het [naam rijksmonument] , namelijk de bestemming “Maatschappelijk (met ondergeschikte horeca)”. Of een eventuele toekomstige exploitatie rendabel is, is niet relevant voor het aannemen van onlosmakelijke samenhang van activiteiten als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo. Dit risico komt voor rekening van vergunninghouder. Op de zitting heeft vergunninghouder aangegeven dat hij zich daarvan bewust is. Dit betoog van eisers slaagt daarom niet.
11. Verder lezen eisers in artikel 2.7, eerst lid, tweede volzin, van de Wabo een bevestiging van hun standpunt dat vergunninghouder voorafgaand aan de omgevingsvergunning voor het bouwen en het wijzigen van een rijksmonument eerst een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik van het bestemmingsplan had moeten aanvragen. De rechtbank volgt dit standpunt niet, want daarvoor dient sprake te zijn van onlosmakelijke activiteiten. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat daarvan geen sprake is.
12. Het college diende dan ook te beslissen op de aanvraag zoals die voor lag. Aangezien eisers geen gronden hebben aangevoerd tegen de verleende omgevingsvergunning, is de rechtbank van oordeel dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. De door eisers aangevoerde belangen (geluids-, geur- en verkeersoverlast, parkeerproblematiek en waardevermindering van onroerend goed) zien niet op de verleende omgevingsvergunning, maar hangen samen met het toekomstige gebruik waarvoor nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd. Deze belangen bespreekt de rechtbank daarom niet.