RECHTBANK Amsterdam
Zaaknummer: C/13/723650 / HA ZA 22-797
de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Ymere,
advocaat: mr. A.M. Bos te Amsterdam,
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. O. Saaliti te Amsterdam.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 oktober 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 1 maart 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 maart 2023 met daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft vanaf 1 september 2015 stage gelopen bij woningbouwcorporatie Ymere. Aansluitend is hij tot 1 september 2016 als vakantiekracht bij Ymere werkzaam geweest. Op 23 september 2016 heeft Ymere aangifte gedaan tegen [gedaagde] , omdat hij volgens Ymere meerdere huuropzeggingen heeft onderschept door deze niet in het administratiesysteem van de woningcorporatie te registreren. Ymere stelt dat in een aantal van deze woningen hennepplantages zijn aangetroffen. Ook huurde [gedaagde] zelf een woning van Ymere, die hij illegaal zou hebben onderverhuurd.
2.2.
Ymere vindt dat [gedaagde] de schade moet vergoeden die zij als gevolg van het onderscheppen van de huuropzeggingen heeft geleden. Ymere vordert de kosten om de hennepplantages te ruimen en de woningen bewoonbaar te maken, de huurinkomsten die zij is misgelopen, de stroomkosten voor één van de woningen en de kosten voor zowel intern als extern onderzoek. Ymere wil, inclusief de rente tot 1 oktober 2022, € 148.239,74 van [gedaagde] ontvangen.
3 De beoordeling
Is de vordering van Ymere verjaard?
3.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] houdt in dat de rechtbank de vordering van Ymere niet inhoudelijk kan beoordelen, omdat deze is verjaard. Volgens [gedaagde] is dit het geval omdat Ymere al bij het doen van de aangifte op 23 september 2016 op de hoogte was van de schade en de daarvoor mogelijk aansprakelijke persoon, maar Ymere hem vervolgens niet binnen vijf jaar heeft aangeschreven.
3.2.
In de wet staat dat indien schade is veroorzaakt door een strafbaar feit waarop de Nederlandse strafwet van toepassing is, de vordering tot vergoeding van die schade niet verjaart zo lang het recht tot strafvordering bestaat. Ymere heeft tegen [gedaagde] onder meer aangifte gedaan van valsheid in geschrifte, oplichting en het beroepsmatig organiseren van een hennepplantage. Op die feiten staan celstraffen van vier tot zes jaar en dat betekent dat het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) tot twaalf jaar nadat het feit is gepleegd tot vervolging kan overgaan. Ymere heeft aangifte tegen [gedaagde] gedaan van strafbare feiten die in 2016 zouden zijn gepleegd en dat betekent dat het recht tot strafvordering pas in 2028 verjaart. Dat het OM volgens [gedaagde] (nog) niet tot vervolging is overgegaan, is niet relevant. Het gaat namelijk om de mogelijk van het OM tot vervolging over te gaan. De conclusie is dat de vordering van Ymere niet is verjaard en dat de rechtbank de vordering inhoudelijk kan beoordelen.
Heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld?
3.3.
De hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is dat als een partij iets stelt en daaraan conclusies verbindt, die partij de juistheid van zijn stellingen in principe moet bewijzen. Dat is slechts anders als de andere partij deze niet tegenspreekt.
3.4.
Ymere stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover haar. Dat is volgens Ymere het geval omdat uit intern en extern onderzoek zou blijken dat [gedaagde] :
- -
terugbelafspraken heeft gehad ter zake twaalf huurwoningen van Ymere waarvan de huuropzeggingen zijn onderschept (hierna: de woningen);
- -
zich tegenover erfgenamen of familieleden van huurders van de woningen heeft voorgedaan als verhuurmakelaar;
- -
namens Ymere huuropzeggingen heeft bevestigd aan (de erfgenamen of familieleden van) huurders, eindinspecties heeft uitgevoerd en de sleutels van de woningen in ontvangst heeft genomen;
- -
in het administratiesysteem van Ymere voor deze woningen de incassowijze van automatisch incasso naar periode overboeking heeft aangepast;
- -
in twee gevallen zelf de huur van de woningen heeft betaald zodat er voor Ymere geen zichtbare huurachterstand ontstond;
- -
adressen heeft aangemeld bij het NUON-portaal, waardoor Ymere de energiekosten betaalde;
- -
een woning van Ymere huurde met een gebruiksovereenkomst, terwijl hij zelf niet stond ingeschreven op dat adres en de woning illegaal onderverhuurde.
3.5.
[gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Het klopt dat hij niet stond ingeschreven op het adres van de woning die hij van Ymere huurde, maar [gedaagde] ontkent dat hij iets te maken heeft met de overige handelingen zoals omschreven in 3.4. Het is onduidelijk waar volgens Ymere de betrokkenheid van [gedaagde] uit blijkt.
3.6.
De rechtbank stelt voorop dat niet in valt te zien dat Ymere het verhaal van het onderscheppen van de huuropzeggingen en het vervolgens aantreffen van de hennepplantages in de woning heeft verzonnen. De betwisting door [gedaagde] van betrokkenheid bij de hennepplantages is weliswaar uiterst summier, maar stellig. Het is echter aan Ymere om voldoende concreet te stellen waaruit blijkt dat [gedaagde] betrokken was bij het onderscheppen van de huuropzeggingen. Alleen op die manier kan namelijk van [gedaagde] worden verwacht dat hij zich concreet tegen de stellingen van Ymere verweert.
3.7.
Dat heeft Ymere nagelaten. Ymere heeft een proces-verbaal van haar aangifte tegen [gedaagde] , een intern onderzoek en twee management letters van extern onderzoeksbureau Hoffmann Bedrijfsrecherche overgelegd. Uit het overgelegde proces-verbaal blijkt dat Ymere aangifte heeft gedaan tegen [gedaagde] en wat (een medewerker van) Ymere zelf tegenover de politie heeft verklaard. Het interne rapport van Ymere bevat geanonimiseerde verklaringen van haar eigen medewerker(s) over wat familieleden van de voormalige huurders van de woningen zouden hebben verklaard. Beide documenten zijn in feite niet meer dan eenzijdige verklaringen van Ymere die niet worden ondersteund met objectief bewijs. Verder staat in de management letters dat onderzoek is gedaan naar verschillende fraudegevallen, naar de betrokkenheid van [gedaagde] daarbij, dat [gedaagde] bekend stond als een voorbeeldig stagiair en vakantiekracht die op een hoger niveau functioneerde dan de vaste medewerkers van Ymere en dat [gedaagde] de woning met de gebruiksovereenkomst op een eerlijke manier toegewezen had gekregen. Daarin valt niet te lezen dat de onderzoekers hebben kunnen vaststellen dat [gedaagde] betrokken is geweest bij de verwijten opgesomd onder 3.4.
Enige objectieve onderbouwing die de conclusie kan dragen dat [gedaagde] betrokken moet zijn geweest bij hennepplantages in woningen ontbreekt in het dossier van de rechtbank. Daarmee is het het woord van Ymere tegen dat van [gedaagde] .
3.8.
[gedaagde] heeft altijd ontkend iets met de verwijten te maken te hebben. Bij die stand van zaken had het voor Ymere duidelijk moeten zijn dat zij niet kon volstaan met blote stellingen. Het had op de weg van Ymere gelegen om een objectieve onderbouwing te geven waaruit blijkt dat [gedaagde] betrokken is geweest bij de hennepplantages die in de woningen zijn aangetroffen. Van Ymere mocht worden verwacht dat zij ten minste één van de volgende stukken zou overleggen:
- -
een proces-verbaal of ander stuk waaruit blijk dat en wanneer hennepplantages zijn aangetroffen in welke woningen van Ymere, in combinatie met;
- -
verklaringen van familieleden van huurders zelf waaruit blijkt dat [gedaagde] eindinspecties heeft uitgevoerd en voor welke specifieke woningen van Ymere en dat hij de sleutels van die woningen in ontvangst heeft genomen;
- -
schermafdrukken van het administratiesysteem van Ymere waaruit blijkt dat en wanneer [gedaagde] de incassowijze voor welke specifieke woningen heeft aangepast van automatisch incasso naar periodieke overboeking;
- -
bankafschriften waaruit blijkt dat [gedaagde] voor welke woningen van Ymere de huur heeft betaald;
- -
een rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche met de bijbehorende onderbouwing die de conclusie kan dragen dat [gedaagde] een rol heeft gehad bij het onderscheppen van huuropzeggingen.
3.9.
Het bovenstaande geldt nog meer, omdat er jaren zijn verstreken sinds [gedaagde] voor Ymere werkte. Daardoor is het voor [gedaagde] toch al moeilijker om zich tegen de vorderingen van Ymere te verweren. Bovendien vordert Ymere een zeer fors bedrag van [gedaagde] . Ook het (financiële) belang van de zaak maakt dat van Ymere mag worden verwacht dat zij haar vorderingen direct, in ieder geval voorafgaand aan de mondelinge behandeling, degelijk onderbouwt, zodat [gedaagde] zich daartegen gemotiveerd kan verweren. Nu Ymere haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering en zal het aanbod van Ymere daartoe worden gepasseerd.
3.10.
Omdat Ymere haar stellingen onvoldoende (objectief) heeft onderbouwd, kon [gedaagde] volstaan met een blote betwisting. Dat [gedaagde] betrokken is geweest hij het onderscheppen van de huuropzeggingen en bij de hennepplantages die vervolgens zouden zijn aangetroffen in de woningen van Ymere is onvoldoende vast komen te staan. De vordering van Ymere wordt dus afgewezen.
3.11.
Ymere is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
|
€
|
86,00
|
|
- salaris advocaat
|
€
|
3.760,00
|
(2,00 punten × € 1.880,00)
|
Totaal
|
€
|
3.846,00
|
|
Nu aan [gedaagde] een toevoeging is verleend, is al rekening gehouden met het verminderde griffierecht dat bij hem in rekening is gebracht.
3.12.
Ook wordt Ymere ambtshalve veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die standaard worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld (in dit geval [gedaagde] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welke bedragen het gaat.
4 De beslissing
4.1.
wijst de vorderingen van Ymere af,
4.2.
veroordeelt Ymere in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.846,00,
4.3.
veroordeelt Ymere in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Ymere niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.