Een 24-jarige man is veroordeeld tot 750 euro boete omdat hij op 2 augustus 2022 in Amsterdam-Oost een man mishandelde na een confrontatie in een proeflokaal. Hij sloeg dan wel schopte het slachtoffer tegen zijn gezicht toen die op de grond lag.
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich op 2 augustus 2022 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
primair: het medeplegen van poging tot doodslag,
subsidiair: het medeplegen van zware mishandeling,
meer subsidiair: het medeplegen van poging tot zware mishandeling en
meest subsidiair: het medeplegen van mishandeling
van [slachtoffer] .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
3 Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen kan worden op grond van de aangifte, de medische verklaring van het Amsterdam Universitair Medische Centra (hierna: UMC), de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] en het herstel proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] waarin de beelden van de camera van de Kwik Fit zijn beschreven.
De officier van justitie vindt dat niet bewezen kan worden dat verdachte het feit met een ander heeft gepleegd en verzoekt verdachte vrij te spreken van het medeplegen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken. Volgens de raadsvrouw vindt de verklaring van aangever geen steun in andere onderdelen van het dossier, waardoor onvoldoende wettig bewijs bestaat voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] blijkt enkel dat verdachte aangever één of tweemaal heeft geslagen met de blote hand. Aangezien aangever verdachte bij de nek vastgreep, was op dat moment sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte zijn lijf, zodat dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Door op zijn hoogst aangever twee keer te slaan, heeft verdachte proportioneel en binnen de wettelijk gestelde grenzen gehandeld. De wederrechtelijkheid van het slaan kan daarom niet worden bewezen, zodat van het meest subsidiair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen vanwege onvoldoende wettig bewijs. In geval getwijfeld wordt over het bestaan van een noodweersituatie, impliceert dit in ieder geval dat het overtuigende bewijs van de wederrechtelijkheid ontbreekt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 2 augustus 2022 heeft er omstreeks 23:00 uur een confrontatie tussen verdachte en aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) plaatsgevonden nabij Proeflokaal de Molen van Brouwerij ’t IJ (hierna: het proeflokaal), waar verdachte met Eritrese vrienden op het terras bier aan het drinken was. Op een gegeven moment mengde aangever zich in het gesprek, waarna een discussie en opvolgend een fysieke confrontatie ontstond tussen verdachte en aangever. Daarbij staat vast dat meerdere omstanders een deel van de confrontatie hebben gezien, maar niet hoe die confrontatie is begonnen. Verdachte en aangever zijn namelijk bij het proeflokaal weggelopen, waarna verbalisanten aangever (na een melding door omstanders) hevig bloedend bij het Zeeburgerpad hebben aangetroffen. Uit de medische verklaring van het Amsterdam UMC kan worden vastgesteld dat aangever steekverwondingen in zijn hals en gezicht heeft opgelopen. Op de plek van de confrontatie zijn glasscherven aangetroffen, waarvan één glasscherf met daarop bloed. Uit onderzoek is gebleken dat de glasscherven afkomstig zijn van het proeflokaal en dat het aangetroffen bloed afkomstig is van aangever.
Aangever stelt dat verdachte en hij elkaar bij het proeflokaal hebben ontmoet, daar een discussie kregen over politiek en dat verdachte aangever daarna vroeg om met hem naar een andere plek te lopen. Toen aangever wilde teruglopen zou verdachte hem onverhoeds van achter met een bierglas hebben geslagen, waarna hij op de grond viel en verdachte hem vervolgens sloeg en schopte. Volgens verdachte was het juist aangever die de confrontatie begon. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij naar zijn auto liep, dat hij zich omdraaide en dat aangever hem vervolgens bij zijn keel vastgreep en weigerde los te laten, waarna beiden op de grond terecht kwamen. Verdachte ontkent aangever met een bierglas te hebben geslagen of hem anderszins te hebben aangevallen.
De rechtbank is van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd tijdens het verloop van de confrontatie tussen verdachte en aangever. Wat zich heeft afgespeeld tussen het moment dat verdachte en aangever van het terras zijn weggelopen en het moment dat aangever op de grond lag met verdachte (gebukt) boven zich – zoals door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] is waargenomen – is onduidelijk gebleven. Dat tussen die twee momenten bij aangever letsel door een bierglas is ontstaan, is onvoldoende om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt. Het feit dat getuige [getuige 4] verdachte kort daarvoor met een glas van Brouwerij ’t IJ heeft gezien, maakt dit niet anders. Immers wist de getuige, desgevraagd, niet of verdachte dit glas had meegenomen en ook volgt naar het oordeel van de rechtbank uit geen ander bewijsmiddel dat verdachte een glas in zijn handen had op het moment dat hij wegliep van het terras. Dat getuige [getuige 1] verklaart dat er bloed op zijn kleding terecht is gekomen door het uit elkaar halen van aangever en verdachte maakt dat niet anders, omdat daaruit niet volgt dat die bloeding door het slaan met een glas door verdachte is veroorzaakt. De beelden van Kwik Fit leiden eveneens niet tot een ander oordeel, omdat de confrontatie op deze beelden wegens de afstand van de camera niet (goed) zichtbaar is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde poging doodslag, zware mishandeling of poging zware mishandeling, zodat verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het meest subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld en overweegt als volgt.
De confrontatie tussen verdachte en aangever is gedeeltelijk waargenomen door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Zij stonden buiten bij een nabijgelegen café en hebben allen verklaard dat zij op een gegeven moment een man op de grond hebben zien liggen, dat deze man werd geslagen door een andere man die op dat moment (gebukt) over hem stond en dat de man die sloeg, door hen de dader genoemd, daarna in een donkerkleurige auto is gestapt en is weggereden. [getuige 3] verklaart dat een man van vermoedelijk Somalische afkomst klappen tegen zijn hoofd kreeg. Aangever heeft zelf verklaard dat hij voelde dat hij met vuisten op zijn wang geslagen werd. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de man was die in een confrontatie met aangever terecht is gekomen en in een donkerkleurige auto is weggereden.
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een noodweersituatie, zodat dit verweer wordt verworpen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op grond van de getuigenverklaringen staat vast dat verdachte aangever heeft geslagen terwijl deze op de grond lag. Zelfs indien sprake zou zijn geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat aangever op de grond lag en verdachte was opgestaan, die – overigens verder niet aannemelijk geworden – ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding al voorbij was.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 2 augustus 2022 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte (voor het primair tenlastegelegde) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft hierbij meegewogen dat het slachtoffer in de hals, nabij de slagader is geslagen of gestoken of geslagen met een bierglas, dat hij hier blijvend letsel aan heeft overgehouden en dat het geweld heeft plaatsgevonden in het uitgaanscircuit, terwijl sprake was van een aanzienlijke alcoholconsumptie.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht geen straf of maatregel op te leggen. Verdachte heeft een tijdelijke verblijfsvergunning en zal bij een veroordeling zijn verblijfsrecht mogelijk verliezen. Een veroordeling ziet de verdediging als voldoende bestraffing. Daarbij zou een mildere straf mogelijk kunnen helpen om verdachte zijn verblijfstatus te behouden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte geweld tegen een ander persoon heeft toegepast in een situatie waar hij dat had kunnen voorkomen. Door het handelen van verdachte heeft aangever pijn geleden en zijn meerdere omstanders geconfronteerd met geweldshandelingen in het uitgaanscircuit, wat gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengt. Dit vindt de rechtbank strafverzwarend.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 12 april 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van reclasseringsinstelling Fivoor van 8 februari 2023.
De straf
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank bij de straftoemeting afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een mishandeling bestaande uit een droge klap of schop is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,-. Hoewel aangever fors letsel heeft opgelopen, kan dit letsel niet worden gerelateerd aan de bewezenverklaarde mishandeling. Om deze reden is het oriëntatiepunt voor mishandeling met lichamelijk letsel ten gevolg hebbende niet als uitgangspunt genomen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, met name het feit dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in de avond, op straat, tijdens het uitgaan waarbij omstanders met het geweld zijn geconfronteerd, vindt de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 750,- passend en geboden. De rechtbank zal het mogelijke verlies van het verblijfsrecht, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, niet in haar oordeel betrekken nu deze kwestie los staat van het strafrecht.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,- (vijftig euro) per dag.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Bergsma en M. Utlu, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 mei 2023.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: