2 Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging op de zitting – kort gezegd – primair ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 december 2017 in Amsterdam, althans in Nederland, heeft schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen van [naam 1] , [naam 2] , [benadeelde partij 1] , [naam 3] , [benadeelde partij 2] (hierna respectievelijk: [naam 1] , [naam 2] , [benadeelde partij 1] , [naam 3] en [benadeelde partij 2] ) en andere cliënten van de Stichting Infinity Ventures voor een totaalbedrag van € 204.419,24, terwijl hij die gelden onder zich had uit hoofde van zijn dienstbetrekking of beroep dan wel als beheerder van de stichting. Subsidiair is ten laste gelegd dat de stichting de gelden heeft verduisterd en dat verdachte opdracht tot dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan die verduistering.
Als ad informandum gevoegd feit staat op de dagvaarding het in de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 december 2017 in persoonlijke dienstbetrekking verduisteren van gelden van ongeveer tachtig met naam genoemde personen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 17 juli 2015 t/m 29 december 2017 in Nederland telkens opzettelijk geldbedragen van in totaal € 204.419,24, heeft overgemaakt, te weten:
- vanaf de beheerrekening [nummer] t.n.v. [naam 1] een geldbedrag van in totaal ongeveer € 3.696,80, en
- vanaf de beheerrekening [nummer] t.n.v. [naam 2] een geldbedrag van in totaal ongeveer € 2.300,-, en
- vanaf de beheerrekening [nummer] t.n.v. [benadeelde partij 1] een geldbedrag van in totaal ongeveer € 2.131,79, en
- vanaf de beheerrekening [nummer] t.n.v. [naam 3] een geldbedrag van in totaal ongeveer € 5.833,96 en
- vanaf de beheerrekening [nummer] t.n.v. [benadeelde partij 2] een geldbedrag van in totaal ongeveer € 2.988,- en
- geldbedragen vanaf de beheerrekeningen van cliënten van de Stichting Infinity Ventures,
naar de rekening ten name van de Stichting Infinity Ventures (met rekeningnummer [nummer] ) die toebehoorden aan [naam 1] en [naam 2] en [benadeelde partij 1] en [naam 3] en [benadeelde partij 2] en cliënten van de Stichting Infinity Ventures en welke geldbedragen verdachte telkens uit hoofde van zijn beroep te weten als bestuurder/schuldhulpverlener van de Stichting Infinity Ventures, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart [naam 4] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van
€ 3.196,80 (drieduizend honderdzesennegentig euro en tachtig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering voor € 503,20 niet-ontvankelijk in haar vordering is en wijst de vordering voor het overige deel van € 1.125,- af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 3.196,80 (drieduizend honderdzesennegentig euro en tachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 41 (eenenveertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 2.131,79 (tweeduizend honderdeenendertig euro en negenenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 2.131,79 (tweeduizend honderdeenendertig euro en negenenzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 31 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 2.988,- (tweeduizend negenhonderdachtentachtig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 2.988,- (tweeduizend negenhonderdachtentachtig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 november 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 39 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2023.