vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/116938-23
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H. Weisfelt, naar voren hebben gebracht.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
op 6 mei 2023 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een stoeptegel tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien;
Feit 3
op 6 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een spatscherm en ruit, die aan coffeeshop [naam coffeeshop] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield;
Feit 4
op 6 mei 2023 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaar, [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam) en [ambtenaar 2] (brigadier bij de Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zijn arm los te trekken uit de greep van die voornoemde [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] en;
- meermalen in de richting van die voornoemde [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] te schoppen en achterwaartse trapbewegingen te maken en;
- meermalen in tegenstelde richting te bewegen dan waarheen die verbalisanten hem trachten te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5 Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
6 Strafbaarheid van de feiten
Het beroep op noodweer ten aanzien van de tenlastegelegde vernieling van het spatscherm onder feit 3 behoeft geen bespreking, omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat het spatscherm door de tweede duw van verdachte is stukgegaan (zoals weergegeven onder paragraaf 3.3.).
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Ook de andere bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar.
9 Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.572,10 aan vergoeding van materiële schade voor schade aan het spatscherm en de ruit (feit 2), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard of, subsidiair, gedeeltelijk moet worden afgewezen.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – anders dan de raadsman heeft betoogd – van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer 2] , als eigenaar van de kennelijke eenmanszaak coffeeshop [naam coffeeshop] , bevoegd is tot het indienen van de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de benadeelde partij door de bewezenverklaarde vernieling (feit 3) rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht.. Met de raadsman vindt de rechtbank dat de BTW (€ 272,84 in totaal) niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de benadeelde partij een onderneming is en daarom de BTW kan verrekenen. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. De gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.299,26. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf het moment dat de schade is ontstaan (6 mei 2023). De rechtbank legt ook de schadevergoedingsmaatregel op.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 22 dagen.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 300, 350 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde onder feit 1 primair en feit 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
mishandeling;
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.299,26 (duizend tweehonderd negenennegentig euro en zesentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag van voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.299,26 (duizend tweehonderd negenennegentig euro en zesentwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor maximaal 22 (tweeëntwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2023.