4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 2 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [benadeelde partij] van zijn fiets af te trekken en
- vervolgens die [benadeelde partij] vast te pakken en
- vervolgens die [benadeelde partij] in de richting van een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] te duwen en
- vervolgens die [benadeelde partij] te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen op de achterbank en vervolgens gedurende enige tijd in voornoemd voertuig rond te rijden, terwijl die [benadeelde partij] meermalen in het gezicht is gestompt;
op 2 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon merk: Samsung S9+ en een pasjeshouder met inhoud, waaronder een ING-bankpas op naam van [benadeelde partij] , die aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- meermalen in het gezicht van die [benadeelde partij] te stompen en
- vervolgens voornoemde telefoon en pasjeshouder uit de zak(ken) van die
[benadeelde partij] te pakken, terwijl die [benadeelde partij] tegen zijn wil in een voertuig zat;
op meerdere tijdstippen in de periode van 2 januari 2023 tot en met 3 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van in totaal 17.404,99 euro dat aan ING Bank N.V. en/of [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een telefooncode en een pincode van een betaalpas, door met een wederrechtelijk verkregen telefoon en bijbehorende pincode via een internetbankieren app meerdere geldbedragen van de spaarrekening van die [benadeelde partij] over te boeken naar de betaalrekening van die [benadeelde partij] en met een wederrechtelijk verkregen bankpas op naam van die [benadeelde partij] en bijbehorende pincode transacties te verrichten bij meerdere betaalautomaten en bij meerdere winkels goederen aan te schaffen.
8 Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding van in totaal € 2.339,45. De vordering is door [naam 2] ter terechtzitting toegelicht. Het gevorderde bedrag bestaat uit
€ 639,46 aan vergoeding voor materiële schade en € 1.700,00 aan vergoeding voor immateriële schade. De materiële schade heeft betrekking op € 385,00 eigen risico van de zorgverzekering van [benadeelde partij] , € 200,00 voor zijn mobiele telefoon, € 49,95 voor zijn secrid pashouder en € 4,50 voor een nieuwe bankpas. De immateriële schade is gevorderd vanwege de psychische gevolgen die de benadeelde partij door de feiten heeft ondervonden. De benadeelde partij heeft meerdere behandelingen gehad bij een psycholoog en ook een EMDR-behandeling moeten ondergaan. Hij heeft een lange periode na de feiten slecht geslapen en last gehouden van herbelevingen. Ook is hij wantrouwend geworden naar anderen en is hij bovendien schrikachtig geworden als andere mensen onverwacht in zijn nabijheid komen. Daarnaast heeft hij ook een periode niet of minder uren kunnen werken.
Verder vordert de benadeelde partij een hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding, de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen en vordert verder verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd en toegelicht en die is verder niet inhoudelijk betwist. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 2 januari 2023 en verdachte tot hoofdelijke betaling veroordelen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als de verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Feiten 2 en 3:
De voorgezette handeling van:
Feit 2: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich gedurende de proeftijd op afspraken met de reclassering van het Leger des Heils (adres Weesperzijde 70, 1091 EH Amsterdam), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering (inclusief het door de psycholoog geadviseerde leertraject delictpreventie met een coach en het traject Perspectief Herstelbemiddeling of soortgelijk leertraject).
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan (verdiepings)diagnostiek.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij Vast en Verder of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [benadeelde partij] (geboortedatum: [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatiegebod (met elektroniche monitoring)
Veroordeelde is gedurende maximaal zes maanden of zoveel korter als de reclassering het nodig vindt op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geen andere huisvesting zonder toestemming
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Geeft aan de reclassering van het Leger des Heils de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde
voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit
te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 639,46 (zeshonderdnegenendertig euro en zesenveertig eurocent) aan vergoeding voor materiële schade en € 1.700,00 (duizendzevenhonderd euro) aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 2.339,45 (tweeduizenddriehonderdnegenendertig euro en vijfenveertig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 33 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 01/038526-20).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. E. Biçer en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2023.