RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/5462 en AMS 23/5459
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2023 in de zaken tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: A. Loonstein),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. S. de Ruijter en mr. D.R. de Vries).
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2022 (het primaire besluit 1) heeft verweerder verzoeker per
26 oktober 2022 in de basisregistratie personen (hierna: Brp) geregistreerd als vertrokken.1 Ook is door verweerder aan verzoeker een boete van € 240,- opgelegd omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de aangifteplicht en niet of onvoldoende aan zijn informatieverplichting.
Bij besluit van 4 mei 2023 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de bewonersparkeervergunning van verzoeker per 1 juli 2023 ingetrokken omdat hij niet meer staat ingeschreven op het adres waarvoor de vergunning is verleend.
Verzoeker stelt tegen de primaire besluiten bezwaar te hebben gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2023. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich in de procedure AMS 23/5462 laten vertegenwoordigen door mr. S. de Ruijter. In de andere procedure heeft verweerder zich niet ter zitting laten vertegenwoordigen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker heeft gewoond op het adres [adres] . Verweerder heeft op basis van adresonderzoek geconstateerd dat verzoeker niet meer woont op dat adres en dat hij geen aangifte van verhuizing of vertrek heeft gedaan. Er is geen ander adres bekend geworden tijdens het onderzoek. Op de zitting heeft verzoeker gezegd dat hij op
26 oktober 2022 niet meer woonde op het adres [adres] . Evenmin in geschil is dat verzoeker ook nu niet is ingeschreven op een adres in de Brp.
3. Verzoeker vraagt om voorlopige voorzieningen omdat hij nu niet is ingeschreven op een adres en daardoor in de problemen is gekomen met zijn parkeervergunning en zorgverzekering. Verzoeker wenst herinschrijving in de Brp en heractivering van zijn parkeervergunning.
4. De voorzieningenrechter kan op basis van de gedingstukken niet met zekerheid vaststellen of in beide procedures (tijdig) bezwaar is gemaakt. In de bezwaarprocedures zal verweerder hier nader onderzoek naar moeten doen.
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat
vereist. In geschillen als deze, dient de voorzieningenrechter daarbij de vraag te beantwoorden of uitblijven van de gevraagde voorzieningen in dit geval leidt tot het ontstaan van een zodanige ernstige situatie dat het niet mogelijk is om de behandeling van de bezwaarprocedures af te wachten. Bij de beoordeling van het spoedeisend belang wordt rekening gehouden met de vraag of er mogelijkheden bestaan om de tijd totdat is beslist op de bezwaren te overbruggen.
6. Verzoeker heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat hij niet kan wachten op de beslissingen op zijn bezwaren. Hij stelt verschillende keren te hebben geprobeerd zich te laten herinschrijven in de Brp, maar dit is volgens hem niet gelukt. Wat daarvan zij, verzoeker kan zich, zoals op de zitting is besproken, alsnog laten inschrijven op het adres2, waar hij in de zomer van 2022 naartoe stelt te zijn verhuisd. Zoals de gemachtigde van verweerder heeft aangegeven kan dit in principe ook met terugwerkende kracht. Verzoeker kan hiervoor een afspraak maken, waarbij hij de nodige stukken dient te overleggen, waaruit blijkt dat hij is verhuisd naar genoemd adres, zoals het daarop betrekking hebbende huurcontract van 15 juli 2022.
Niet gebleken is dat de nu bestaande situatie (het niet zijn ingeschreven op een adres in de Brp en het per 1 juli 2023 niet beschikken over zijn bewonersparkeervergunning) niet kan voortduren tot op zijn bezwaren is beslist.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: