Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2023:7248

Rechtbank Amsterdam
16-11-2023
17-11-2023
13/098682-20
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Een 33-jarige man is veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf omdat hij op 8 april 2020 in Amsterdam onder bedreiging van een mes een (onopvallende) dienstauto van de politie stal.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/098682-20

Datum uitspraak: 16 november 2023

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres] , [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 december 2020, 5 maart 2021, 27 mei 2021, 13 april 2023 en
2 november 2023.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
(mr. K. van der Willigen) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw (mr. M. Ketting) naar voren hebben gebracht.

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat mr. L.E.G. van der Hut naar voren heeft gebracht namens de benadeelde partij de Nationale Politie en van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] .

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 8 april 2020 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:

1. diefstal met geweld van een dienstauto, toebehorende aan de Nationale Politie;

2. diefstal met geweld van een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer] .

De volledige tenlastelegging is opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bijlage I en geldt als hier ingevoegd.

3 Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Namens verdachte is ter zitting bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging. In de kern komt het verweer van de verdediging erop neer dat sprake is van schending van een aantal vormvoorschriften als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De politieagent R.565 heeft volgens de verdediging in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (‘Ambtsinstructie’) gehandeld door in de gegeven omstandigheden zijn dienstwapen te trekken en te schieten op verdachte (waarbij verdachte in zijn hoofd is geraakt). Ook heeft hij de beginselen van proportionaliteit geschonden, nu hij meer geweld heeft gebruikt dan nodig was. Het schieten op een wegrijdende auto is geen proportionele reactie op de diefstal van die auto. Ook het beginsel van subsidiariteit is geschonden, aangezien hij voor een andere interventie had kunnen kiezen. Verder is het recht op privacy van verdachte geschonden door zonder machtiging medische gegevens op te vragen. Tot slot heeft R.565 volgens de verdediging ten onrechte niet conform artikel 17 van de Ambtsinstructie gemeld dat hij zijn dienstwapen heeft gebruikt, waardoor belangrijke informatie is achtergehouden.

De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt het volgende.

Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie op grond van schending van een vormvoorschrift komt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde. Dit kan aan de orde zijn wanneer sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd.

De verwijten van de verdediging kunnen – nog los van de vraag of deze terecht zijn – niet maken dat het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. Het politiegeweld vond namelijk pas plaats na de tenlastegelegde feiten en houdt ook geen direct verband met de bestanddelen van de tenlastelegging. Daarmee is dan ook niet in zodanige mate aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling te kort gedaan, dat dit moet leiden tot een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Datzelfde geldt voor het gestelde opvragen van medische gegevens van verdachte zonder machtiging. Verder overweegt de rechtbank dat het gestelde (en door het openbaar ministerie betwiste) achterhouden van het gebruik van het politiewapen niet tot de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kan leiden, omdat de rechtbank in deze procedure desondanks kennis heeft genomen van het toegepaste politiegeweld en daarmee rekening heeft kunnen houden. Daarmee is de gestelde inbreuk hersteld.

Tot slot merkt de rechtbank op dat voor zover er door het door de politieagent toegepaste geweld sprake zou zijn van een schending van artikel 3 EVRM en daarmee sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim, dit – gelet op het hiervoor weergegeven kader – evenmin leidt tot de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank merkt daarbij op dat enige vorm van rechtsherstel in dat geval ook mogelijk zou zijn in het kader van verschillende strafrechtelijke, civielrechtelijke en disciplinaire procedures die openstaan voor compensatie.

De officier van justitie is gelet op het voorgaande ontvankelijk in de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

4.1

Inleiding

4.1.1

De gebeurtenissen op 8 april 2020 die zich vertaald hebben in de aan verdachte ten laste gelegde feiten beginnen, chronologisch gezien, bij het onder 2 ten laste gelegde. De uiteenzetting van de relevante feiten en omstandigheden begint daarom bij dat feit.

Ten aanzien van feit 2

4.1.2

Aangever [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van de diefstal van zijn auto op 8 april 2020. Hij heeft verklaard dat hij bij aankomst op zijn werklocatie omstreeks 08.55 uur uit zijn auto is gestapt om een toegangshek te openen. De motor liet hij op dat moment draaien. Toen aangever terug wilde lopen naar zijn auto zag hij dat er een man in zijn auto stapte. De man probeerde weg te rijden, waarop aangever de man uit zijn auto getrokken heeft. Aangever kreeg daarbij van de man een vuistslag in zijn gezicht, als gevolg waarvan hij ten val kwam. De man is vervolgens opnieuw in de auto gestapt en weggereden. In een nadien opgemaakte letselverklaring staat dat de vuistslag heeft geresulteerd in een verwonding op de onderlip van aangever.

4.1.3

In de middenconsole van de auto van aangever lag onder andere nog zijn sleutelbos. Bij de aanhouding van verdachte, die volgde op de hierna te bespreken onder 1 ten laste gelegde diefstal, is deze sleutelbos aangetroffen. Ook is het DNA van verdachte aangetroffen op de versnellingspook van de auto van aangever.

4.1.4

Verdachte zelf heeft verklaard zich van het hierboven beschreven incident niets te kunnen herinneren.

Ten aanzien van feit 1

4.1.5

Politiefunctionaris R.565 heeft aangifte gedaan van de diefstal van zijn auto op
8 april 2020 tussen 13.30 en 14.00 uur. Aangever heeft verklaard dat hij (in burger gekleed) in zijn geparkeerde auto (een onopvallend dienstvoertuig) zat toen het portier aan de bestuurderszijde werd opengetrokken. De man die het portier opentrok, riep ‘auto, ik wil je auto’ en had daarbij, aldus aangever, een mes vast dat hij op hem gericht hield. Aangever is daarop uitgestapt en de man is in de auto gestapt. Toen de man wilde wegrijden, sloeg de motor af. Daarop besloot aangever het portier aan de bestuurderszijde opnieuw te openen en zich kenbaar te maken als politieagent. Aangever heeft daarbij zijn vuurwapen op de man gericht. Uiteindelijk stapte de man uit, waarna hij met het mes in zijn hand in de richting van aangever gelopen is. Daarbij heeft hij met het mes een stekende beweging in de richting van aangever gemaakt. Uiteindelijk is de man opnieuw ingestapt en weggereden, aldus de aangever.

4.1.6

Van het incident zit een tweetal video-opnames in het dossier. In de auto van aangever is een mes gevonden met op het heft en lemmet daarvan DNA van verdachte.

4.1.7

Verdachte bekent dat hij de auto heeft meegenomen. Hij ontkent daarbij geweld te hebben gebruikt en zegt niet meer te weten of hij een mes in zijn hand had. Verdachte verklaart dat hij wel zeker weet geen stekende bewegingen met een mes gemaakt te hebben.

4.2

Standpunt van de officier van justitie

4.2.1

De officier van justitie heeft wat betreft het onder 1 ten laste gelegde gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Zij acht daarbij ook bewezen dat verdachte een mes heeft vastgehad en dat hij daarmee een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van aangever. De officier van justitie baseert zich hierbij naast de aangifte allereerst op het feit dat er een mes met het DNA van verdachte is aangetroffen in de auto. Daarnaast is op de beelden te zien dat aangever tot twee keer toe achteruitdeinst op het moment dat verdachte naar voren komt. Dat duidt erop dat verdachte een stekende beweging maakt.

4.2.2

Ten aanzien van het gebruik van een valse sleutel heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.

4.2.3

Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte, het overeenkomende signalement van verdachte, het aantreffen van de sleutelbos en DNA van verdachte (op de versnellingspook) in de auto.

4.3

Standpunt van de raadsvrouw

4.3.1

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft het deel van de tenlastelegging dat ziet op het dreigen met een mes en het maken van stekende bewegingen daarmee heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dit ten stelligste. Het in de auto aangetroffen mes lijkt niet op het mes zoals dat door aangever is beschreven. Op de beelden is geen mes of een stekende beweging te zien. Indien wel bewezen geacht wordt dat verdachte een mes heeft vastgehad, dan levert dat enkele feit op zich nog geen bedreiging op. Ook ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het gebruik van een valse sleutel heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.

4.3.2

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.4

Oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 2 (diefstal personenauto [slachtoffer] )

4.4.1

De rechtbank acht het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen. Gelet op het op de versnellingspook van de gestolen auto aangetroffen DNA van verdachte, de bij verdachte aangetroffen sleutelbos van aangever en de aangifte staat vast dat het verdachte is geweest die de auto heeft gestolen. Op grond van hetgeen aangever daarover heeft verklaard en de nadien opgemaakte letselverklaring acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt bij de diefstal, hetgeen geresulteerd heeft in een verwonding op de lip van aangever en zijn val op de grond.

Ten aanzien van feit 1 (diefstal dienstauto Nationale Politie)

4.4.2

Over de vraag of verdachte de auto van aangever al dan niet heeft gestolen bestaat geen discussie: verdachte heeft bekend dit te hebben gedaan. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of bewezen kan worden dat verdachte bij die diefstal geweld heeft gebruikt in de vorm van het vasthouden van een mes en het daarmee maken van een stekende beweging.

4.4.3

Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte een mes heeft vastgehad en dat hij hiermee een stekende beweging gemaakt heeft. Aangever heeft zowel in zijn beide verhoren door de politie als bij de rechter-commissaris consequent verklaard over het mes dat verdachte vasthad en de stekende beweging die hij met dat mes maakte. In de gestolen auto is vervolgens ook een mes onder de bijrijdersstoel aangetroffen met op het lemmet en het heft daarvan het DNA van verdachte. Op de beelden is te zien dat aangever achteruit stapt als verdachte uit de auto komt. Daarnaast is op de op ‘Dumpert’ geplaatste video duidelijk te zien dat verdachte met zijn arm een beweging van boven naar beneden maakt met in zijn hand een voorwerp. De rechtbank leidt daaruit af dat kennelijk even daarvoor een bovenhandse beweging is gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat het voorwerp dat verdachte vasthoudt een mes is. Dat het aangetroffen mes niet zou lijken op het mes dat door aangever is beschreven, maakt bovenstaand oordeel niet anders.

4.4.4

Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde bewezen, inclusief het deel van de tenlastelegging waarin verdachte verweten wordt met een mes een stekende beweging in de richting van aangever gemaakt te hebben. Voor het deel van de tenlastelegging waarin verdachte wordt verweten gebruik te hebben gemaakt van een valse sleutel spreekt de rechtbank verdachte, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, vrij.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het bovenstaande en de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

Ten aanzien van feit 1

op 8 april 2020 te Amsterdam, aan het [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een dienstauto (merk/type: Mazda 3, kenteken: [kenteken] ), toebehorende aan de Nationale Politie, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen een politieambtenaar die in voornoemde dienstauto zat, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, een mes aan die politieambtenaar heeft getoond en met dat mes een stekende beweging in de richting van die politieambtenaar heeft gemaakt;

Ten aanzien van feit 2

op 8 april 2020 te Amsterdam, aan de openbare weg het Bullewijkpad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen Polo), toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam B.V.] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, nadat die [slachtoffer] hem vastpakte en vervolgens uit de auto trok, die [slachtoffer] tegen het gezicht heeft geslagen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

7.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, overeenkomstig de bevindingen van de psychiater (M.M. Sprock) in het Pro Justitia-onderzoek van 9 december 2020, gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar verklaard moet worden.

7.2

Standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar verklaard dient te worden. Zij heeft de rechtbank verzocht hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. Er was geen sprake van een psychotische episode bij verdachte, althans het is zeer waarschijnlijk dat de psychotische stoornis en daarmee het gedrag van verdachte volledig is veroorzaakt door de wisselwerking van de medicijnen Temazepam en Olanzapine. Dit volgt onder andere uit een Amerikaans onderzoek dat momenteel loopt, waarin gerapporteerd wordt over psychotische stoornissen bij het gelijktijdige gebruik van de voornoemde twee medicijnen.

7.3

Oordeel van de rechtbank

7.3.1

De rechtbank sluit zich aan bij de bevindingen van de psychiater (M.M. Sprock) in het Pro Justitia-onderzoek van 9 december 2020 en de toelichting die zij daarop heeft gegeven tijdens de regiezitting op 13 april 2023. Op basis daarvan en op grond van de hiernavolgende toelichting is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde aan verdachte in (sterk) verminderde mate kan worden toegerekend, gelet op de psychotische episode die verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hoogstwaarschijnlijk heeft doorgemaakt.

7.3.2

Dat verdachte de voorgeschreven medicijnen Temazepam en Olanzapine daadwerkelijk heeft ingenomen staat niet vast. Ook wanneer ervan wordt uitgegaan dat verdachte de beide medicijnen heeft ingenomen is het volgens psychiater Sprock onaannemelijk dat dit invloed heeft gehad op het handelen van verdachte. De combinatie van deze medicijnen is volgens psychiater Sprock gangbaar.

7.3.3

Bij het voorgaande betrekt de rechtbank, net als psychiater Sprock, ook dat verdachte al vóór het voorschrijven van de medicijnen psychotisch gedrag vertoonde (zoals onder andere blijkt uit de bij de politie afgelegde verklaring van de moeder van verdachte). Dat was voor de huisarts kennelijk ook de aanleiding om de hiervoor genoemde middelen voor te schrijven. Ook is het onduidelijk of en in hoeverre verdachte verdovende middelen heeft gebruikt in de aanloop naar het ten laste gelegde. Gelet op de in de dienstauto aangetroffen wikkel cocaïne (na het gebruik van die auto door verdachte) en de verklaring van de zus van verdachte over zijn cannabisgebruik, is het gebruik hiervan niet uit te sluiten. Het gebruik van verdovende middelen kan eveneens een verklaring zijn voor het gedrag van verdachte, aldus psychiater Sprock.

7.3.4

Tot slot betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat er bij verdachte sprake lijkt te zijn van een selectief geheugen. Hij verklaart bijvoorbeeld dat hij niet weet of hij een mes bij zich heeft gehad, maar dat hij wél zeker weet daar niet mee te hebben gestoken. Overigens heeft de psychiater ten tijde van de regiebehandeling van de strafzaak van verdachte toegelicht dat mensen die een psychotische episode hebben, meestal meer over hun motieven kunnen vertellen dan verdachte dat heeft gedaan.

7.3.5

Gelet op het bovenstaande is de rechtbank, met psychiater Sprock, van oordeel dat er te weinig informatie is om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen (te weten: een meldplicht en een ambulante behandeling).

8.2

Het standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft onder andere aangevoerd dat verdachte er door zijn contact met hulpverleners alles aan doet om te zorgen dat wat er is gebeurd in de toekomst niet nog eens zal gebeuren en dat de periode in voorlopige hechtenis erg zwaar geweest is voor hem en zijn familie.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

8.3.1

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.

8.3.2

Verdachte heeft zich op één dag tot twee keer toe schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld van een auto, ook wel bekend als carjacking. Dit zijn zeer heftige feiten waarbij de rechtbank er niet aan twijfelt dat deze op de slachtoffers een grote impact hebben gehad. Zoals hiervoor onder 7 overwogen houdt de rechtbank er wel rekening mee dat de feiten aan verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die het onder 1 ten laste gelegde voor verdachte heeft gehad. Verdachte is in het kader van zijn aanhouding beschoten en is daarbij in zijn hoofd geraakt, waarna de in zijn hoofd terechtgekomen kogel operatief moest worden verwijderd.

8.3.3

In het eerder genoemde Pro Justitia rapport van 9 december 2020 is geconcludeerd dat bij verdachte sprake was van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde andere psychotische stoornis, in remissie. Het risico op recidive is volgens de psychiater laag tot matig, afhankelijk van het terugkeren van een psychotische episode. Het advies van de psychiater is om aan een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden, inhoudende onder meer begeleiding door een forensisch FACT-team en toezicht door de reclassering. De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 5 maart 2021 geschorst. Hij heeft sindsdien blijkens het reclasseringsrapport van 26 oktober 2023 in het kader van bijzondere voorwaarden begeleiding gehad van FACT Inforsa en heeft onder meer ondersteuning gehad bij praktische zaken door de reclassering. Verdachte heeft aangegeven dat hij van de geboden behandeling gebruik wil blijven maken, ook als dit niet meer binnen een justitieel kader zal zijn. Uit de reclasseringsrapportages en de op zitting gegeven toelichting blijkt dat zich bij verdachte sinds het ten laste gelegde geen psychotische episodes meer hebben voorgedaan.

8.3.4

Op grond van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 oktober 2023 stelt de rechtbank vast dat verdachte enkel eerder veroordeeld is voor een tweetal overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van een van deze veroordelingen (een geldboete voor een snelheidsovertreding) is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.

8.3.5

De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zou van oordeel zijn dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. Aangezien ook sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden, eveneens met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte heeft reeds 332 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, hetgeen betekent dat hij zijn straf heeft uitgezeten. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven. Voor een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden bestaat gelet op het voorgaande geen ruimte meer.

9 Beslag

In het kader van het onderzoek naar verdachte is een negental voorwerpen in beslag genomen:

  1. Een patroon met goednummer 5905829;

  2. Een projectiel met goednummer 5905962;

  3. Een projectiel met goednummer 5906001;

  4. Een huls met goednummer 5906018;

  5. Een huls met goednummer 5906020;

  6. Een huls met goednummer 5906022;

  7. Een huls met goednummer 5906024;

  8. Een huls met goednummer 5906024;

  9. Een projectiel met goednummer 5906024.

De bovengenoemde voorwerpen behoren niet aan verdachte toe. Er bestaat geen wettelijke grondslag om deze voorwerpen te onttrekken aan het verkeer. De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

10 De vorderingen van de benadeelde partijen

10.1

De vordering van benadeelde partij de Nationale Politie (ten aanzien van feit 1)

10.1.1

De benadeelde partij, de Nationale Politie, vordert € 11.894,84 aan vergoeding van materiële schade (te weten: schade aan de dienstauto door onder andere het schieten van aangever), alsmede € 4.517,25 aan proceskosten. De benadeelde partij heeft daarbij eveneens verzocht om toekenning van de wettelijke rente en om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Standpunt van de officier van justitie

10.1.2

De officier van justitie is van mening dat de schade aan de dienstauto aan verdachte kan worden toegerekend. Zij verzoekt de rechtbank daarom om de vordering toe te wijzen, met daarbij de toekenning van de wettelijke rente. De schadevergoedingsmaatregel verzoekt zij niet op te leggen. De benadeelde partij kan zelf zorgdragen voor het innen van de vordering.

Standpunt van de raadsvrouw

10.1.3

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Nationale Politie gevorderde schade niet aan verdachte kan worden toegerekend, gelet op haar onder 3 ingenomen standpunt. Het gebruik van zijn vuurwapen door aangever is niet alleen buitenproportioneel, maar is ook in strijd met de Ambtsinstructie. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering te matigen, mede gelet op de gevolgen die het schieten door politiefunctionaris R.565 voor verdachte heeft gehad.

Oordeel van de rechtbank

10.1.4

De rechtbank verklaart de benadeelde partij, de Nationale Politie, in haar vordering tot schadevergoeding en vergoeding van de proceskosten niet-ontvankelijk aangezien de – verdere – behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vraag of er mogelijk sprake is van (mede) schuld van politiefunctionaris R.565 aan de gevorderde schade laat zich niet eenvoudig beantwoorden. Hier komt bij dat er op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering nog een klachtprocedure in verband met de niet vervolging van politiefunctionaris R.565 loopt. De uitkomst van deze procedure kan mogelijk van belang zijn voor de beantwoording van voornoemde vraag en van het hetgeen de verdediging tot verweer tegen de vordering kan aanvoeren. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.2

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer] (ten aanzien van feit 2)

10.2.1

De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert € 73,23 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de kosten van het aanvragen van een nieuw paspoort. Daarnaast vordert hij € 750,00 aan vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft eveneens verzocht om toekenning van de wettelijke rente en om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Standpunt van de officier van justitie

10.2.2

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering toe te kennen, met inbegrip van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Standpunt van de raadsvrouw

10.2.3

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade gematigd moet worden naar maximaal € 400,00. De angstgevoelens en impact van het ten laste gelegde op de benadeelde partij zijn niet nader onderbouwd.

Oordeel van de rechtbank

10.2.4

Aannemelijk is dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht in de vorm van kosten van het aanvragen van een nieuw paspoort. Deze kosten hebben ter zitting ook niet ter discussie gestaan. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van de materiële schade daarom geheel toe.

10.2.5

Ook de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding voor de door hem geleden immateriële schade wijst de rechtbank in zijn geheel toe. Vaststaat dat de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat daarmee een inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de te vergoeden schade van de benadeelde partij € 750,00 bedraagt.

10.2.6

Het totaalbedrag van de toe te wijzen vordering komt daarmee op € 823,23. De rechtbank kent ook de wettelijke rente toe vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 8 april 2020, tot de dag der algehele voldoening.

10.2.7

Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

Schadevergoedingsmaatregel

10.2.8

In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 823,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 8 april 2020, tot de dag der algehele voldoening.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

t.a.v. feit 1:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

t.a.v. feit 2:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

T.a.v. het beslag

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende.

T.a.v. feit 1, de vordering van de Nationale Politie

Verklaart de Nationale Politie niet-ontvankelijk in haar vordering.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

T.a.v. feit 2, de vordering van [slachtoffer]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 73,23 (drieënzeventig euro en drieëntwintig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdenvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag van in totaal € 823,23 (achthonderdendrieëntwintig euro en drieëntwintig cent) aan [slachtoffer] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 8 april 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 823,23 (achthonderdendrieëntwintig euro en drieëntwintig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 8 april 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 16 (zestien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. R.A. Sipkens, voorzitter,

mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en A.L. op ‘t Hoog, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.