Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2023:7581

Rechtbank Amsterdam
29-11-2023
19-12-2023
C/13/728851 / HA ZA 23-97
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Overname tandartspraktijk, geen toestemming nodig voor het sturen van een brief aan patiënten, inhoud brief niet onrechtmatig

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht

Zaaknummer: C/13/728851 / HA ZA 23-97

Vonnis van 29 november 2023 (bij vervroeging)

in de zaak van

1 [eiser 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats] ,
3. [eiser 3],

wonende te [woonplaats] ,

eisende partijen,

hierna te noemen: [eiser 1] , de heer [eiser 2] , mevrouw [eiser 3] en eisers gezamenlijk [eisers] ,

advocaat: mr. J.A.M. van de Sande te Rijswijk,

tegen

[gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

advocaat: mr. N. Mauer te Eindhoven.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 19 januari 2022, met producties,

- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties,

- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,

- het tussenvonnis van 31 mei 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,

- de mondelinge behandeling van 8 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,

- het proces-verbaal waarin de schikking is vastgelegd die partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben bereikt, en de daarin genoemde stukken.

1.2.

Daarna hebben partijen vonnis gevraagd.

2 De feiten

2.1.

De heer en mevrouw [eiser 2] zijn de bestuurders van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). De heer [eiser 2] is daarnaast enig aandeelhouder van [bedrijf] . [bedrijf] was aandeelhouder van [gedaagde] .

2.2.

De heer en mevrouw [eiser 2] zijn de naamgevers van [gedaagde] en zij zijn lange tijd binnen de praktijk als tandarts werkzaam geweest. Daarnaast zijn de heer en mevrouw [eiser 2] aandeelhouder en bestuurder van de werkmaatschappij [eiser 1] .

2.3.

Op 24 januari 2020 hebben [bedrijf] en Denteam B.V. (hierna: Denteam) een overeenkomst gesloten waarbij de aandelen in [gedaagde] zijn verkocht aan Denteam. De aandelen zijn geleverd op 1 maart 2020. In de koopovereenkomst is bepaald dat de heer en mevrouw [eiser 2] nog tenminste twaalf maanden na de levering van de aandelen als tandarts/manager werkzaam zullen blijven in de praktijk op basis van een overeenkomst van opdracht. Verder is in de overeenkomst opgenomen:

‘17. Geheimhouding en bekendmakingen

17.1

Behoudens voor zover wettelijk vereist zullen Partijen geen informatie verstrekken aan de pers of enige openbare mededeling doen dan wel anderszins aan patiënten, relaties of derden mededelingen doen ter zake de inhoud van de Intentieovereenkomst en van deze Overeenkomst, zonder de voorafgaande toestemming van de andere Partijen. Voor zover een Partij op grond van een wettelijke bepaling of rechterlijke uitspraak verplicht is informatie te verstrekken zal de betrokken Partij de andere Partijen raadplegen en de te verstrekken informatie beperken tot het strikt noodzakelijke’.

2.4.

Vanaf 1 maart 2021 hebben de heer en mevrouw [eiser 2] hun werkzaamheden in de praktijk voortgezet op basis van een nieuwe overeenkomst van opdracht, gesloten tussen [gedaagde] en [eiser 1] .

2.5.

Tussen partijen is onenigheid ontstaan over de wijze van de uitvoering van de werkzaamheden en de gang van zaken in de praktijk. Per 12 september 2022 is de heer en mevrouw [eiser 2] de toegang tot [gedaagde] ontzegd.

2.6.

In november 2022 heeft [gedaagde] een brief gestuurd aan al haar patiënten waarin het volgende is opgenomen:

‘Geachte heer/mevrouw, beste patiënt,

Hierbij willen wij u informeren dat de heer en mevrouw [eiser 2] niet langer zijn verbonden aan [eisers] waardoor zij geen behandelingen meer

kunnen uitvoeren. In verband met deze recente wijzigingen op de praktijk zijn

onze openingstijden t/m 31 december 2022: (…)’

2.7.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] een deel van haar vorderingen in conventie en [gedaagde] al haar vorderingen in reconventie ingetrokken.

3 Het geschil

3.1.

[eisers] vordert en na wijzing van eis en na de intrekking van een deel van haar vorderingen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de navolgende rectificatie te sturen aan de patiënten die ingeschreven waren bij de praktijk op 12 september 2022 met de redactie:

‘Geachte heer/mevrouw, beste patiënt,

In november 2022 hebben wij u schriftelijk bericht dat de heer en mevrouw [eiser 2] niet langer zijn verbonden aan [gedaagde] waardoor zij geen behandelingen meer kunnen uitvoeren.

Bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam van [datum invullen] heeft de Rechtbank geoordeeld dat het besluit van het bestuur van [gedaagde] van 12 september 2022, waarbij met onmiddellijke ingang de aan de heer en mevrouw [eiser 2] verstrekte opdracht tot het verlenen van tandheelkundige zorg aan de patiënten is beëindigd en de heer en mevrouw [eiser 2] met onmiddellijke ingang de toegang tot de tandartspraktijk is ontzegd onrechtmatig is jegens de heer en mevrouw [eiser 2] .

Door deze handelwijze hebben de heer en mevrouw [eiser 2] ten onrechte geen mogelijkheid gehad om hun werkzaamheden op een behoorlijke wijze af te ronden en afscheid te nemen van u als patiënten. De heer en mevrouw [eiser 2] betreuren dat ten zeerste gelet op de veelal langdurige tandheelkundige zorg die zij hebben mogen verlenen en de goede contacten die zij met u als patiënten hebben opgebouwd.

Daarnaast is ten onrechte vermeld in het schrijven van november 2022 dat de heer en mevrouw [eiser 2] geen behandelingen meer kunnen uitvoeren. De heer en mevrouw [eiser 2] zijn echter nog steeds als tandarts ingeschreven in het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) en zij oefenen nog steeds het beroep van tandarts uit

[eisers] ’

II. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.

3.2.

[eisers] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. In artikel 17.1 van de koopovereenkomst is bepaald dat partijen voorafgaand aan het doen van mededelingen aan derden toestemming van de andere partij nodig hebben. [gedaagde] heeft zonder voorafgaande toestemming op 24 november 2022 een brief gestuurd aan haar patiënten. Verder staat in de brief dat de heer en mevrouw [eiser 2] geen behandelingen meer kunnen uitvoeren en dat is onjuist. Zij zijn immers nog steeds geregistreerd als tandarts. De brief van [gedaagde] van 24 november 2022 is verder onrechtmatig omdat het de indruk wekt dat de heer en mevrouw [eiser 2] hun patiënten in de steek hebben gelaten. Bovendien heeft [eisers] van meerdere patiënten vernomen dat door [gedaagde] na 12 september 2022 ook verhalen de wereld in zijn gebracht over het vertrek van de heer en mevrouw [eiser 2] . Patiënten waren door die verhalen geschokt, verontwaardigd en/of hevig teleurgesteld in de heer en mevrouw [eiser 2] .

3.3.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Tussen partijen is in geschil of de brief van [gedaagde] van november 2022 onrechtmatig is tegenover [eisers]

[gedaagde] had geen toestemming nodig voor het versturen van de brief van 24 november 2022

4.2.

Uit de tekst van artikel 17.1 van de koopovereenkomst blijkt dat deze bepaling enkel van toepassing is op de intentie- en koopovereenkomst die partijen hebben gesloten. Sinds 1 maart 2021 waren de heer en mevrouw [eiser 2] op basis van een (nieuwe) overeenkomst van opdracht als tandarts werkzaam in de tandartspraktijk en bij brief van 24 november 2022 heeft [gedaagde] haar patiënten geïnformeerd dat de heer en mevrouw [eiser 2] niet meer aan de praktijk zijn verbonden. De brief houdt dus geen verband met de intentie- of koopovereenkomst. Dat betekent dat artikel 17.1 van de koopovereenkomst niet van toepassing is op de op de brief van 24 november 2022 en [gedaagde] niet gehouden was om voorafgaand aan het versturen van deze brief toestemming te vragen aan [eisers] Het ontbreken van toestemming maakt de brief dus niet onrechtmatig en kan daarom niet tot de conclusie leiden dat [gedaagde] een rectificatie moet versturen aan haar patiënten.

De inhoud van de brief van 24 november 2022 is niet onrechtmatig

4.3.

[eisers] kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat de inhoud van de brief van 24 november 2022 onrechtmatig is. De enkele omstandigheid dat in de brief van 24 november 2022 staat dat de heer en mevrouw [eiser 2] geen behandelingen meer kunnen uitvoeren, is daartoe onvoldoende. Eerder in de brief staat dat de heer en mevrouw [eiser 2] niet meer verbonden zijn aan [gedaagde] en het woord ‘kunnen’ moet dan ook in die context worden uitgelegd. Anders dan de [eisers] meent staat niet in de brief dat de heer en mevrouw [eiser 2] niet meer als tandarts werkzaam zijn. In de brief van 24 november 2022 staan ook geen andere onjuiste of misleidende verklaringen die [eisers] schaden in haar goede naam als zorgverlener. Ook kan uit de neutrale bewoordingen van de brief niet worden geconcludeerd dat de heer en mevrouw [eiser 2] hun patiënten in de steek hebben gelaten. Dat de heer en mevrouw [eiser 2] een andere invulling hadden willen geven aan de brief, maakt dat niet anders.

4.4.

Gelet op de betwisting van [gedaagde] is niet vast komen te staan dat medewerkers van [gedaagde] aan patiënten mondeling onjuiste mededelingen hebben gedaan over het vertrek van de heer en mevrouw [eiser 2] én dat zij dit hebben gedaan op instructie van [gedaagde] . Ook op dit punt is dus niet gebleken van onrechtmatig handelen door [gedaagde] . Dit kan er daarom evenmin toe leiden dat [gedaagde] een rectificatie moet versturen.

slotsom

4.5.

Het voorgaande betekent dat [gedaagde] de gevorderde rectificatie niet hoeft te versturen. De vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.

4.6.

[eisers] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank berekent de proceskosten alleen over het deel van de vordering dat na de gedeeltelijke intrekking nog is overgebleven. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:

- griffierecht

676,00

- salaris advocaat

1.196,00

(2,00 punten × € 598,00)

Totaal

1.872,00

4.7.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.8.

De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat bedrag niet meer te betalen.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen van [eisers] af,

5.2.

veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

- € 173,00 aan salaris advocaat,

- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,

- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.