Verklaringen verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn aanhouding onderweg naar het cellencomplex verklaard dat hij aangeefster niet heeft verkracht en dat ze die dag niet eens seks hebben gehad.
Ook heeft hij verklaard dat hij en aangeefster een woordenwisseling hadden omdat aangeefster seks heeft gehad met een andere man.13
Tijdens het verhoor bij de politie op 24 oktober 2021 heeft verdachte verklaard dat hij en aangeefster een woordenwisseling hebben gehad, dat verdachte uit de woning van aangeefster is weggegaan en dat hij is teruggekomen. Verdachte heeft aan aangeefster gevraagd of zij tijdens hun relatie een ander heeft gehad waarop aangeefster geantwoord heeft dat dat zo was. Aangeefster moest toen huilen.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij op 24 oktober 2021 om 2:00 uur bij aangeefster kwam. Verdachte had een verrassing voor aangeefster, namelijk dat hij een ander meisje mee zou nemen. Aangeefster wilde dat niet en het andere meisje ook niet. Daardoor is een woordenwisseling ontstaan.
Vóór de woordenwisseling heeft aangeefster orale handelingen bij verdachte verricht. Ná de woordenwisseling zijn dezelfde handelingen verricht door aangeefster. De sfeer was toen wel anders, omdat verdachte aangeefster erop had gewezen dat zij iets verkeerd had gedaan. Aangeefster was op dat moment nog steeds emotioneel, aldus verdachte.14
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 december 2023 verklaard dat hij teleurgesteld was in aangeefster, omdat zij was vreemdgegaan. Verdachte heeft verder verklaard dat hij te horen en te zien is in het filmpje dat aangeefster tijdens de ruzie tussen haar en verdachte heeft gemaakt.15
4.3.2
Juridisch kader
4.3.2.1 Bewijs in zedenzaken
Voor de beoordeling van het bewijs in zedenzaken geldt dat er vaak slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte zal dit in veel gevallen betekenen dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van één getuige (waaronder die van het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Daar staat echter tegenover dat - op grond van vaste rechtspraak - de bewijsminimumregel slechts geldt voor de gehele tenlastelegging. Onderdelen daarvan mogen wel slechts op één enkele verklaring berusten. Dat geldt ook voor de verschillende ten laste gelegde gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele handelingen één getuigenverklaring genoeg, mits deze op bepaalde punten wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen moeten afkomstig zijn uit een andere bron. De vraag of er voldoende steunbewijs is indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals in zedenzaken vaak het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval.
4.3.2.2 Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)
Voor een bewezenverklaring van verkrachting is volgens artikel 242 Sr vereist dat een verdachte een ander door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het geweld en de bedreiging met geweld dient van voldoende kaliber te zijn om de weerstand van het slachtoffer te breken. Onder geweld kan onder meer worden verstaan het aanwenden van fysieke kracht of het onverhoeds met kracht penetreren van de ander. Bedreiging met geweld zou erin kunnen bestaan dat de verdachte indirect door zijn optreden de vrees opwekt dat hij zal overgaan tot geweld tegen het slachtoffer als het slachtoffer niet toegeeft. De Hoge Raad heeft beslist dat van bedreiging met geweld niet alleen sprake is indien verbale of fysieke bedreigingen zijn geuit maar ook wanneer de dader een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd, dat de vrees van het slachtoffer voor geweld van de zijde van verdachte gerechtvaardigd is.
Van (bedreiging met) een andere feitelijkheid kan bijvoorbeeld sprake zijn in het geval de verdachte fysieke handelingen verricht, zoals het stevig vastpakken van de ander. Van een andere feitelijkheid kan ook sprake zijn als de verdachte gebiedende taal bezigt, of indien misbruik wordt gemaakt van een lichamelijk of geestelijk overwicht dat verdachte op de ander heeft of in het geval dat onverhoeds (seksuele) handelingen worden verricht.
Van dwang in de zin van artikel 242 Sr kan worden gesproken, wanneer de geweldshandelingen, de bedreiging met geweld of andere feitelijkheden die van de verdachte uitgaan zijn gericht op het bewerkstelligen van seksueel contact en dat deze van een zodanig kaliber zijn dat de ander zich daartegen redelijkerwijs niet heeft kunnen verzetten. Verdachte heeft met zijn handelen veroorzaakt dat de ander de handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Voorwaardelijk opzet is hiervoor voldoende. Dat de ander zich tegen de dwang van de verdachte daadwerkelijk heeft verzet, hoeft niet te blijken. De kern van dwang is dat degene die eraan blootstaat iets toelaat wat hij of zij zonder die dwang niet zou laten gebeuren.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.3.1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en steunbewijs
De rechtbank dient bij het beoordelen van de verklaringen van aangeefster behoedzaamheid te betrachten. In het algemeen geldt dat verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen maakt deze verklaringen op zichzelf echter nog niet onbetrouwbaar. Eventuele tegenstrijdigheden kunnen te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, door emoties of schaamte komen dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Aangeefster heeft op verschillende momenten verklaringen afgelegd, zoals hiervoor is beschreven in rubriek 4.3.1. De rechtbank vindt dat de verklaringen van aangeefster op hoofdlijnen consistent zijn en daarmee betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Bij dat oordeel wordt betrokken dat de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 24 oktober 2021 met verdachte had afgesproken en dat verdachte voor haar als verrassing had geregeld dat hij een vrouw mee zou nemen om een trio mee te doen. Aangeefster heeft verdachte gezegd dat zij dat niet wilde. Aangeefster heeft in antwoord op de vraag van verdachte verteld dat zij seks had gehad met een andere man. Hierdoor is tussen verdachte en aangeefster een ruzie ontstaan. Verdachte heeft in zijn verklaringen de aanleiding van de ruzie, zoals door aangeefster is verklaard, bevestigd en heeft verklaard dat hij teleurgesteld was. Dat deel van de verklaring van aangeefster vindt dus steun in de verklaring van verdachte. Aangeefster heeft vervolgens verklaard dat verdachte verbaal agressief werd en begon te schreeuwen en schelden tegen aangeefster. De verklaring van aangeefster op dit punt wordt ondersteund door de video die zij heeft opgenomen van dat moment in de ruzie tussen hen en waarop is te horen dat verdachte zijn boosheid tegen haar uit door haar de volgende woorden toe voegen: “Ik wil <iedere> bitch neuken hier in jouw <block>. Al die bitches in je block wil ik neuken. Geloof mij maar. Geloof me nou maar. Ik neuk al die bitches hier in je kankerblock. Weet je dat meisje dat was? Ik kom hier voor jou. Ik heb die bitch voor jou laten gaan, voor fucking jou. […] Ik doe je alleen, ik doe jouw fucking.”.
Voorts vindt de rechtbank steun voor de verklaring van aangeefster in de (voice)berichten die zij via WhatsApp heeft gedeeld met haar vriendinnen. Hetgeen aangeefster tegen haar vriendinnen heeft gezegd in die (voice)berichten komt qua inhoud en qua tijdspad overeen met haar bij de politie afgelegde verklaringen en daarnaast hebben deze (voice)berichten ertoe geleid dat één van de vriendinnen de politie heeft ingeschakeld.
Verder heeft aangeefster verklaard dat zij tijdens de ruzie contact heeft gezocht met een vriend genaamd ‘ [naam jongen] ’, dat zij naar hem is gevlucht en dat zij samen naar de McDonalds zijn gegaan. Dit onderdeel van haar verklaring vindt steun in de uitkomsten van het onderzoek naar de belgeschiedenis van de telefoon van aangeefster waaruit blijkt dat zij om 07:08 uur een gesprek van 3 minuten en 27 seconden heeft gehad met [naam jongen] en dat er om 07:30 uur een video-oproep is uitgegaan naar [naam jongen] . Ook vindt haar verklaring op dit punt steun in de bankafschrijving van de Rabobankrekening op haar naam waaruit blijkt dat op 24 oktober 2021 om 08:53 uur € 4,60 is afgeschreven ten gunste van een vestiging van McDonalds in Amsterdam.
4.3.3.2 Feit 1, verkrachting
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster zoals gezegd betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aangeefster gedurende de nacht meermalen heeft geslagen in het gezicht, dat hij haar tegen haar heup heeft geslagen, dat hij haar heeft geduwd en haar bij haar keel heeft vastgepakt. Voorts heeft verdachte het volgende tegen aangeefster geschreeuwd: “Wil je dat ik je ga slopen?” en “Ik ga je neuken als de kankerhoer die je bent” en “Ik ben gekomen om je te verkrachten” en “Ik wil je anaal verkrachten”. Verdachte heeft het hoofd en de nek van aangeefster vastgepakt en heeft zijn penis met kracht en onverhoeds in haar mond geduwd. Verdachte deed zijn penis zo diep in haar keel dat aangeefster ervan moest kokhalzen. Aangeefster probeerde verdachte weg te duwen maar hij sloeg haar handen steeds weg.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de genoemde handelingen en geuite woorden aangeefster gedwongen tot het ondergaan van de penetratie. Zij kon hierdoor namelijk niet anders dan de penetratie ondergaan. Het geweld bestond hieruit dat verdachte fysieke kracht heeft aangewend door aangeefster bij haar hoofd vast te pakken en zijn penis onverhoeds in haar mond te duwen. Daarnaast heeft verdachte met de geuite woorden aangeefster bedreigd met het toepassen van geweld. Gelet op het eerder die nacht toegepaste geweld kon bij aangeefster hierdoor de redelijke vrees worden opgewekt dat verdachte wederom zou overgaan tot geweld. Zij verkeerde immers al in een zeer dreigende situatie. Voren omschreven handelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank ook ‘een andere feitelijkheid’ op in de zin van artikel 242 Sr. Verdachte heeft immers misbruik gemaakt van zijn lichamelijke overwicht dat hij op aangeefster had.
De rechtbank stelt verder vast dat de hiervoor beschreven geweldshandelingen en de bedreigingen door verdachte jegens aangeefster zijn gericht op het bewerkstelligen van seksueel contact en dat deze van een zodanig kaliber zijn dat aangeefster zich daartegen redelijkerwijs niet heeft kunnen verzetten. Verdachte heeft met zijn handelen veroorzaakt dat aangeefster de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Aangeefster heeft immers verklaard dat zij verdachte probeerde weg te duwen, maar dat dat niet lukte en dat zij zich op enig moment niet meer heeft verzet tegen de seksuele handelingen om te voorkomen dat zij nogmaals werd geslagen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte aangeefster, door middel van (bedreiging met) geweld en een andere feitelijkheid, heeft gedwongen seksuele handelingen te ondergaan die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam en aldus dat verdachte aangeefster heeft verkracht.
4.3.3.3 Feit 2, poging tot verkrachting
Blijkens de aangifte heeft verdachte tegen aangeefster geroepen: “Ik ben gekomen om je te verkrachten” en “Ik wil je anaal verkrachten”. Verdachte had aangeefster, terwijl zij naakt was, op het bed gegooid, waarop aangeefster verdachte heeft weten weg te duwen. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de aangifte betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank vindt ook dat dit onderdeel van de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de door aangeefster opgenomen video, waaruit blijkt dat verdachte zich boos en seksueel agressief gedroeg.
De rechtbank is van oordeel dat de voormelde gedragingen van verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf van verkrachting. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte deze handelingen heeft verricht ter uitvoering van zijn voornemen om het lichaam van het slachtoffer, tegen haar wil, seksueel binnen te dringen.
4.3.3.4 Feit 3, mishandeling
De rechtbank acht de ten laste gelegde mishandeling, gelet op de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen en voorgaande overwegingen, bewezen.