RECHTBANK AMSTERDAM
Team Insolventies – meervoudige kamer
Verzoek tot homologatie van een akkoord
zaak-/rekestnummer: C/13/747150 FT RK 24-207
uitspraakdatum: 21 maart 2024
Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw) in de openbare akkoordprocedure buiten faillissement, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MCDERMOTT INTERNATIONAL HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Den Haag,
hierna te noemen MIH,
advocaten: mr. T.H.D. Struycken en mr. R.J. van Galen.
1 De procedure
1.1.
MIH heeft op 8 september 2023 ter griffie van deze rechtbank een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) gedeponeerd.
1.2.
Op 26 september 2023 en 5 oktober 2023 hebben respectievelijk de LC Groep en Reficar een verzoekschrift tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige ex artikel 371 lid 1 Fw ingediend.
1.3.
Op 28 september 2023 heeft MIH een verzoekschrift tot aanstelling van een observator ex artikel 380 jo. 379 Fw ingediend.
1.4.
Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de rechtbank mr. M.A. Broeders, kantoorhoudende te Amsterdam, tot herstructureringsdeskundige aangewezen en het verzoek tot het aanstellen van een observator afgewezen.
1.5.
Op 15 december 2023 heeft de herstructureringsdeskundige een verzoek ex artikel 378 Fw (aspectenverzoek) ingediend en de rechtbank verzocht een uitspraak te doen over aspecten die van belang zijn in het kader van het tot stand brengen van een akkoord.
1.6.
Bij beschikking van 12 februari 2024 heeft de rechtbank beslist op het aspectenverzoek en een aantal vragen van de herstructureringsdeskundige beantwoord.
1.7.
Op 26 februari 2024 heeft de herstructureringsdeskundige ter griffie een stemverslag gedeponeerd ex artikel 382 Fw (hierna: het stemverslag) en een verzoek ex artikel 383 lid Fw (hierna: het homologatieverzoek) ingediend.
1.8.
Op 27 februari 2024 heeft de herstructureringsdeskundige een aanvullende productie (productie 18) ingediend, houdende een “sanctioning judgment” in de Part 26a restructuring plan procedure van CB&I UK Limited.
1.9.
Bij beschikking van 4 maart 2024 heeft de rechtbank bepaald dat zij het homologatieverzoek zal behandelen op 15 maart 2024 om 11:00 uur. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de herstructureringsdeskundige op grond van artikel 383 lid 5 Fw de aandeelhouders en de stemgerechtigde schuldeisers onverwijld in kennis stelt van deze beschikking.
1.10.
Het homologatieverzoek is op genoemde datum (middels een hybride zitting) ter openbare zitting behandeld en nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden.
1.11.
Op de mondelinge behandeling zijn (fysiek) verschenen:
- -
mr. T.H.D. Struycken, advocaat;
- -
mr. M.J.H. Orval, advocaat;
- -
mr. A.C. Rozeman, advocaat;
- -
mr. L.D.N. de Baar, advocaat;
- -
mr. M.A.M. van de Meulengraaf, advocaat
- -
[naam 1] (bestuurder Lealand en MIH);
- -
[naam 2] (Executive Vice President, Sustainability and Governance and Chief Legal Officer McDermott International, Ltd.);
- -
[naam 3] (waarderingsexpert Alvarez & Marsal);
- -
[naam 4] (Kirkland & Ellis, LLP);
- -
T. Gevaert (tolk);
- -
C. Pennings (tolk).
- -
mr. V.R. Vroom, advocaat;
- -
mr. A.J. Dunki Jacobs, advocaat;
- -
mr. S.A. Willigenburg, advocaat;
- -
mr. M.A.H. Enthoven, advocaat.
mr. P. Kuipers, advocaat.
- -
mr. F.J.M. Hengst, advocaat;
- -
mr. R.G.A. Elkerbout-Kok, advocaat;
- -
mr. P. van der Veen, advocaat;
- -
mr. W. Nijnens, advocaat.
- -
mr. I. Spinath, advocaat;
- -
mr. S.W. van den Berg, advocaat.
Van de zijde van de herstructureringsdeskundige
- -
mr. M.A. Broeders (herstructureringsdeskundige);
- -
mr. M.H.C. Sinninghe Damsté, advocaat;
- -
mr. H.P. Boekhorst, advocaat;
- -
mr. S.H.J. Kramer;
- -
[naam 5] (PwC);
- -
[naam 6] (PwC);
- -
[naam 7] (PwC);
- -
[naam 8] (PwC).
1.12.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op (uiterlijk) 21 maart 2024.
3 De feiten
3.1.
De rechtbank verwijst voor de relevante feiten naar haar beschikkingen van 10 oktober 2023 en 12 februari 2024. In dit vonnis zal dezelfde terminologie worden aangehouden als in voornoemde beschikkingen. In aanvulling daarop is het volgende van belang.
3.2.
Parallel aan de WHOA-procedure van MIH loopt de openbare WHOA-procedure van Lealand Finance Company B.V. (hierna: Lealand) en een zogeheten Part 26A Restructuring Plan procedure voor CB&I UK Limited. Bij sanctioning judgment d.d. 27 februari 2024 heeft de Engelse rechter in laatstgenoemde procedure het aangeboden plan gesanctioneerd. Dit was een voorwaarde voor implementatie van het MIH Akkoord.
Gelijktijdig met onderhavig homologatieverzoek is een homologatieverzoek ingediend ten aanzien van het akkoord van Lealand.
Het akkoord op hoofdlijnen
3.3.
De herstructureringsdeskundige heeft op 16 februari 2024 op verzoek van MIH een (gewijzigd) akkoord voorgelegd aan de stemgerechtigde schuldeisers.
3.4.
In de kern houdt het onderhavige akkoord in:
- -
een verlenging van de looptijd van de kredietfaciliteiten waarbij het grootste deel van de faciliteiten wordt verlengd tot 30 juni 2027 en één faciliteit tot 31 december 2027.
- -
een omzetting van de arbitrageclaim van Reficar in een equity stake, bestaande uit een preferent aandelenbelang in de moedermaatschappij van McDermott (McDermott International Ltd.) van USD 75 miljoen en betaling van kostenvergoeding tot USD 9 miljoen. Dit preferente aandelenbelang kan onder voorwaarden geconverteerd worden in 19,9% van het gewone aandelenkapitaal in McDermott International Ltd.
3.5.
Het akkoord is aangeboden aan de volgende klassen schuldeisers, waarbij de Secured Creditors zijn ingedeeld in de eerste vijf klassen en de Unsecured Creditors in de laatste twee klassen:
( a) Super Senior LC Facility WHOA Creditors;
( b) Make-Whole Term Loan Facility WHOA Creditors;
( c) Senior LC Facility WHOA Creditors;
( d) Escrow LC Facility WHOA Creditors;
( e) Takeback Term Loan Facility WHOA Creditors;
( f) Dispute Proceeding WHOA Creditor (Reficar);
( g) Contribution Claim WHOA Creditors (Contingent Unsecured Claim WHOA Creditors).
3.6.
De klassenindeling is gebaseerd op de rechten die de onder het MIH akkoord betrokken schuldeisers bij een vereffening van het vermogen van MIH in faillissement hebben (Order of Priority) en de rechten die zij op basis van het MIH Akkoord aangeboden krijgen. Deze Order of Priority houdt in dat de schuldeisers onder (a), (b) en (e) in aparte klassen zijn ingedeeld, omdat zij niet dezelfde rang hebben. De schuldeisers onder (c) en (d) zijn gelijk in rang, maar hebben binnen en buiten het MIH akkoord onvergelijkbare rechten en zijn om die reden in aparte klassen ingedeeld.
3.7.
De stemgerechtigden konden tot en met 25 februari 2024 21:00 uur (Nederlandse tijd) stemmen.
3.8.
De herstructureringsdeskundige heeft het stemverslag op 26 februari 2024 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd.
3.9.
De uitslag van de stemming kan (blijkens het stemverslag) als volgt worden weergegeven:
3.10.
Hieruit volgt dat Reficar zich heeft onthouden van stemming. In dit verband heeft de herstructureringsdeskundige naar voren gebracht dat Reficar een zgn. Resolution Agreement heeft ondertekend die in feite mede het MIH akkoord implementeert na de homologatie door onder meer uitgifte van een equity instrument. De herstructureringsdeskundige houdt daartoe ook de handtekening van Reficar. Deze wordt vrijgegeven aan MIH wanneer het MIH akkoord door de rechtbank is gehomologeerd.
Alle overige klassen hebben blijkens het stemverslag vóór het MIH akkoord gestemd.
5 De beoordeling
Rechtsmacht en bevoegdheid
5.1.
De rechtbank toetst in het kader van de WHOA ambtshalve haar bevoegdheid. Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de COMI van MIH in Nederland is gelegen en de Nederlandse rechter op grond van artikel 369 lid 7 sub a Fw jo artikel 3 lid 1 van de IVO rechtsmacht heeft. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat MIH statutair is gevestigd te Amsterdam en de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 369 lid 8 Fw dan ook relatief bevoegd is het verzoek in behandeling te nemen.
5.2.
Reficar heeft tegen voormelde beschikkingzowel verzet ingesteld bij de rechtbank als hoger beroep ingesteld bij Gerechtshof Amsterdam. Bij beschikking van 31 oktober 2023 van de rechtbank is zij niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet en bij arrest van 13 februari 2024 van het hof is zij niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
5.3.
De bevoegdheid van de rechtbank is hiermee voor de gehele duur van de akkoordprocedure reeds komen vast te liggen.
5.4.
De herstructureringsdeskundige kan worden ontvangen in zijn homologatieverzoek op grond van artikel 383 lid 1 Fw, nu voldaan is aan het vereiste dat ten minste een van de klassen van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd.
Contingent Unsecured Claim WHOA Creditors
5.5.
Zoals hiervoor vermeld zijn de Unsecured Creditors verdeeld in twee klassen, te weten de Dispute Proceeding WHOA Creditor (Reficar) en de Contribution Claim WHOA Creditors (de zgn. Contingent Unsecured Claim WHOA Creditors). Paragraaf 11.2.2. onder c van het akkoord luidt in dit verband als volgt:
(c) the Reficar Contribution Claims are currently contingent and the Debtor considers that there may be other contingent claims in relation to the Cartagena Project. The Debtor considers it very unlikely that such contingent claims will crystallise in the near future. The Debtor will accordingly value each of those claims and any other contingent claims arising from or in relation to the Cartagena Project (…) at £1 for voting purposes.
De herstructureringsdeskundige heeft ten aanzien van de klasse Contingent Unsecured Claim WHOA Creditors aangevoerd dat het hier gaat om enige intragroep regresvorderingen die samenhangen met het doen van betalingen op de claim van Reficar en potentiële andere voorwaardelijke vorderingen met betrekking tot de werkzaamheden terzake van het zgn. Cartagena Project voor zover die zouden bestaan. Deze vorderingen worden grotendeels kwijtgescholden onder het MIH akkoord. De Contingent Unsecured Claim WHOA Creditors zullen onder het MIH Akkoord een maximale aanspraak behouden van in totaal GBP 100.000,- op het moment dat hun vordering zich zou kristalliseren, hetgeen MIH zeer onwaarschijnlijk acht. MIH heeft daarom elk van deze vorderingen gewaardeerd op GBP 1 voor stemdoeleinden.
Op de homologatiezitting heeft de rechtbank aan MIH en de herstructureringsdeskundige gevraagd welke schuldeisers in concreto tot de klasse van Contingent Unsecured Claim WHOA Creditors behoren. Door MIH en de herstructureringsdeskundige is daarop nader toegelicht dat bedoelde claims zien op eventuele regresvorderingen van CB&I UK op MIH en dat eerstgenoemde vennootschap het MIH akkoord steunt en voor heeft gestemd. Daarnaast is toegelicht dat voor zover in de toekomst andere partijen menen een claim te hebben als hier bedoeld, en deze bij het akkoord als stemgerechtigde schuldeiser betrokken zijn geweest gebonden zijn aan het akkoord. Indien andere schuldeisers in de toekomst een claim als hier bedoeld menen te hebben zijn zij, gelet op het bepaalde in artikel 385 Fw, niet aan het gehomologeerde akkoord gebonden
5.6.
Uit artikel 384 lid 1 Fw volgt dat het verzoek tot homologatie wordt toegewezen, tenzij blijkt dat zich een van de in lid 2 van dat artikel genoemde algemene afwijzingsgronden voordoet of een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder met succes een beroep doet op een van de bijzondere afwijzingsgronden opgenomen in de leden 3 en 4. Geen van de schuldeisers of aandeelhouders heeft in dit geval een afwijzingsgrond als bedoeld in het derde of vierde lid ingeroepen. De rechtbank is daarom gehouden het verzoek uitsluitend te toetsen aan de algemene afwijzingsgronden als vermeld in artikel 384 lid 2 Fw.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen van de algemene afwijzingsgronden zich voordoet. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Is sprake van een dreigende insolventie (artikel 384 lid 2 sub a Fw)?
5.8.
De rechtbank heeft bij haar beschikking van 10 oktober 2023 reeds geoordeeld dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat MIH verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan en dus in een pre-insolventietoestand verkeert. Voldoende summierlijk is gebleken dat ten aanzien van MIH ook op dit moment van de toestand als daar omschreven sprake is.
Zijn de schuldeisers en aandeelhouders op de juiste wijze in kennis gesteld (artikel 384 lid 2 sub b Fw)?
5.9.
De stemgerechtigden zijn op de juiste wijze in kennis gesteld van het akkoord en de beschikking dagbepaling behandeling homologatieverzoek.
Voldoet de procedure van stemming (artikel 384 lid 2 sub c Fw)?
5.10.
De herstructureringsdeskundige heeft een redelijke stemtermijn gehanteerd. De stemtermijn betrof acht dagen en voldoet daarmee aan de wettelijke minimumtermijn.
Klopt de klasse(n)indeling en het bedrag waarvoor tot de stemming is toegelaten (artikel 384 lid 2 sub c en d Fw)?
5.11.
De in het akkoord gehanteerde klassenindeling voldoet aan de vereisten van artikel 374 Fw. Er hebben zich geen stemgerechtigde schuldeisers gemeld bij MIH of de herstructureringsdeskundige die hebben aangegeven dat zij niet voor het juiste bedrag tot de stemming zijn toegelaten, zodat van de juistheid van de in aanmerking genomen bedragen zal worden uitgegaan. Daarnaast is het, zoals de herstructureringsdeskundige terecht opmerkt, niet aannemelijk dat een beslissing om een of meer schuldeisers voor een ander bedrag toe te laten, tot een andere uitkomst had kunnen leiden.
Bevat het akkoord alle voorgeschreven informatie (artikel 384 lid 2 sub c Fw)?
5.12.
Het akkoord met bijlagen bevat de in de wet voorgeschreven informatie. Het akkoord en de toelichting op het akkoord bevatten voorts de informatie die de stemgerechtigden nodig hebben om zich daarover een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen. De herstructureringsdeskundige heeft in dit verband – onbetwist – aangevoerd dat voor zover al sprake zou zijn van enig gebrek als bedoeld in artikel 384 lid 2 sub c Fw, een dergelijk gebrek – mede in het licht van de stemuitslag – redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden. Specifiek ten aanzien van het bepaalde in artikel 375 Fw geldt volgens de herstructureringsdeskundige dat, onder verwijzing naar het door de herstructureringsdeskundige opgestelde waarderingsprotocol, de met de stemgerechtigde schuldeisers gedeelde informatie zo veelomvattend is dat alle stemgerechtigde schuldeisers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld tot een afgewogen en geïnformeerde keuze te komen.
Is de nakoming van het akkoord voldoende gewaarborgd (artikel 384 lid 2 sub e Fw)?
5.13.
De nakoming van het akkoord is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gewaarborgd. De herstructureringsdeskundige heeft in dit verband het volgende naar voren gebracht. Het effectief worden van de volledige herstructurering van McDermott, waar het MIH akkoord een onderdeel van uitmaakt, hangt van vier voorwaarden af:
(i) de homologatie van de WHOA akkoorden, (ii) de sanctioning van het UK Restructuring Plan en (iii) het verkrijgen van relief van de Amerikaanse rechter op grond van Chapter 15 en (iv) enkele overige gebruikelijke voorwaarden. De verwachting is dat deze voorwaarden gelijktijdig met of kort na homologatie van het MIH akkoord zullen zijn vervuld.
De Chapter 15-zitting staat op dit moment voor 22 maart 2024 gepland en naar verwachting zal binnen enkele dagen op basis van die zitting tijdig relief kunnen worden verleend. Voorts treft McDermott de relevante voorbereidingen om nakoming van het MIH akkoord te waarborgen. Daarnaast is het business plan van McDermott na implementatie van haar herstructurering aan het MIH akkoord gehecht en bevat het MIH akkoord een beschrijving van de herstructureringsmaatregelen, de noodzakelijke voorwaarden die hiervoor vervuld moeten zijn en de gevolgen voor haar onderneming. Hieruit volgt, aldus de herstructureringsdeskundige, dat McDermott, na homologatie, in de kern een levensvatbare onderneming is. Dat uitgangspunt wordt bevestigd door de mate van steun voor het MIH akkoord door de schuldeisers. Ook de liquiditeitsprognose van McDermott van 16 februari 2024, waaruit volgt dat zij aan de liquiditeitsvereisten voldoet, is aan het akkoord gehecht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van hetgeen hier door de herstructureringsdeskundige is aangevoerd te twijfelen.
Overige algemene gronden voor afwijzing (art. 384 lid 2 sub f, g en h Fw)?
5.14.
Ook voor het overige doen zich geen algemene afwijzingsgronden voor: er is geen sprake van nieuwe financiering of van andere transacties in het kader van het MIH akkoord en er zijn geen redenen om aan te nemen dat het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigden of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand is gekomen.
Zijn er andere redenen die zich tegen de homologatie verzetten (art. 384 lid 2 sub i Fw)?
5.15.
Het MIH akkoord bevat een zgn. Third party release clause ten aanzien van onder meer de overige McDermott groepsentiteiten, bestuurders, de advocaten, de financieel adviseurs, de Secured Creditors, de Issuers, de Ad Hoc Groep en steeds de daaraan gerelateerde partijen. Met de herstructureringsdeskundige is de rechtbank (onder verwijzing naar Rechtbank Amsterdam 21 juni 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4152, r.o. 12.10 en Rechtbank Amsterdam 2 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6160) van oordeel dat dit een “akkoordvreemde” bepaling is die niet door homologatie van het MIH akkoord maar slechts door aanbod en aanvaarding tot stand komt. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of de Third Party Release bepaling na homologatie kan worden ingeroepen door of jegens derden. Mocht in de toekomst op de bepaling een beroep worden gedaan, dan is het aan de rechter ten overstaan van wie de bepaling wordt ingeroepen, om hierover te oordelen. De rechtbank ziet in het voorgaande geen reden voor afwijzing van het homologatieverzoek, met dien verstande dat geen uitspraak wordt gedaan over de rechtskracht van de Third Party Release.
5.16.
Tot slot zijn er ook geen andere redenen die zich tegen homologatie van het akkoord verzetten.
5.17.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de rechtbank het homologatieverzoek zal toewijzen.
Verlenging aanwijzing herstructureringsdeskundige
5.18.
MIH heeft ter zitting het verzoek gedaan de aanwijzing van de herstructureringsdeskundige op de voet van artikel 371 lid 13 Fw te verlengen tot uiterlijk 25 maart 2024, de datum van de beoogde closing. Nu de herstructureringsdeskundige heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben, zal de rechtbank conform het verzoek van MIH beslissen.
6 Beslissing
- homologeert het door de herstructureringsdeskundige aangeboden akkoord,
- bepaalt dat de aanwijzing van de herstructureringsdeskundige tot uiterlijk 25 maart 2024 voortduurt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. M.P. de Valk en mr. M.D.E. Leppens, rechters en in aanwezigheid van mr. M.F. Backx, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking
mede te ondertekenen