3.1.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (rechtsmacht)
De rechtbank stelt – op grond van de inhoud van het dossier – vast dat verdachte niet de Nederlandse, maar de Duitse nationaliteit bezit. Tevens is gebleken dat hij ten tijde van het tenlastegelegde niet woonachtig was in Nederland en ook thans hier niet woonachtig is. Verdachte kan niet worden aangemerkt als Nederlander in de zin van de rechtsmachtbepalingen. De rechtbank stelt verder vast dat uit de inhoud van het dossier blijkt dat een deel van de tenlastelegging, namelijk het witwassen van € 132.500,-, betrekking heeft op handelingen van verdachte die in Duitsland hebben plaatsgevonden.
De vraag die daarom voorligt is of Nederland ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging rechtsmacht toekomt. Het Openbaar Ministerie is niet-ontvankelijk indien Nederland geen rechtsmacht heeft.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien behalve in Nederland ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar het strafbare feit is gepleegd, is op grond van artikel 2 Sr vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden.1
De rechtbank zal ter beantwoording van de vraag, of ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen van € 132.500,- rechtsmacht kan worden aangenomen, beoordelen of dit feit mede in Nederland is gepleegd.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat de oplichtingen met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde € 132.500,- in Nederland hebben plaatsgevonden. Dit leidt echter niet zonder meer tot de conclusie dat het witwassen dat daarmee verband houdt ook in Nederland is gepleegd. Verdachte wordt immers niet verdacht van strafbare betrokkenheid bij deze oplichtingen, maar enkel van het witwassen van de opbrengsten ervan.. Dat de oplichtingen met betrekking tot de € 132.500,- in Nederland hebben plaatsgevonden, brengt dus in zoverre geen rechtsmacht mee ten aanzien van het witwassen van de € 132.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven, dat de in totaal € 132.500,- die op de Duitse bankrekening van verdachte is bijgeschreven afkomstig is uit Nederland (te weten van de aangevers [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] ), evenmin maakt dat het aan verdachte verweten witwassen van dat geldbedrag mede in Nederland is gepleegd en op grond daarvan rechtsmacht oplevert. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voorwerpen kunnen slechts worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf in de zin van artikel 420bis Sr als zij afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de in artikel 420bis Sr genoemde delictsgedragingen. Dit betekent dat het witwassen van de opbrengsten van oplichting pas kan aanvangen als de oplichting die daaraan voorafgaat is voltooid. De oplichtingen van de aangevers [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] zijn voltooid, als het geld van deze aangevers op de bankrekening van verdachte in Duitsland is bijgeschreven. Dit betekent dat het door verdachte gepleegde witwassen pas aanvangt als het geld al in Duitsland op de Duitse bankrekening van verdachte staat. Uit het dossier blijkt voorts dat vervolgens alle witwasgedragingen,van verdachte namelijk het voorhanden hebben op de bankrekening, het opnemen en het afdragen van het geld, in Duitsland plaatsvinden. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat het aan verdachte tenlastegelegde witwassen van € 132.500,- mede in Nederland is gepleegd.
Evenmin is gebleken van enig andere gedraging in Nederland door verdachte op basis waarvan rechtsmacht ten aanzien van het witwassen van de € 132.500,- kan worden aangenomen.
Ten aanzien van het overigens tenlastegelegde witwassen van € 29.096,23 heeft een deel van het feitencomplex wel in Nederland plaatsgevonden. Ten aanzien van dit bedrag was de oplichting al voltooid door overboeking op een Nederlandse katvangersrekening waarna het van deze rekening naar de Duitse rekening van verdachte is overgeboekt, zodat het witwassen zowel in Nederland als Duitsland heeft plaatsgevonden. Gelet hierop komt Nederland voor de witwasgedragingen in Duitsland ten aanzien van dit bedrag wel rechtsmacht toe.
Gezien al het voorgaande verklaart de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het ten laste gelegde witwassen met betrekking tot € 132.500,-.