2 Tenlastelegging
Aan verdachte is in zaak A ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d.
24 februari 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, door zich (meermalen) op te houden binnen een straal van 250 meter van de woning gelegen in/aan de [adres 1] ;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot en met 22 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door:
- meermalen langs het huis van genoemde [benadeelde] en/of haar moeder te lopen en/of langs te rijden en/of aan te bellen en/of
- zich (voor enkele uren) op te houden voor het huis van genoemde [benadeelde] en naar binnen te kijken en/of
- de deur van het huis van genoemde [benadeelde] getracht open te maken en/of tegen haar deur te schoppen en/of
- familie en vrienden van genoemde [benadeelde] te benaderen en hen whatsapp- en spraakberichten te sturen en/of familie van [benadeelde] te vragen naar haar adres en/of
- veelvuldig berichten/whatsappjes/mails te sturen
met het oogmerk die genoemde [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – in zaak B ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks de periode van 10 november 2020 tot en met 22 november 2022, te Amsterdam, althans in Nederland, en/of België en/of Spanje en/of Marokko, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meerdere minderjarigen,
[minderjarige 1] (geboren op [geboortedag] 2015) en/of [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] ) en/of [minderjarige 3] (geboren op [geboortedatum] ) en/of [minderjarige 4] (geboren op
[geboortedatum] ) heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende.
10 Benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Als gemachtigde van de benadeelde partij [benadeelde] heeft mr. Peters in zaak A een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 3.889,- aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade; € 20.000,- van laatstgenoemd bedrag is namens de vier minderjarige kinderen gevorderd.
De materiële schade is als volgt opgebouwd:
Uberritten
|
€ 957,86
|
Onkostenvergoeding voor de vader van [benadeelde] voor het brengen naar en ophalen van school van de kinderen
|
€ 2.784,-
|
Voordeurbel met camera
|
€ 260,-
|
Ring Video Deurbel voor de moeder van [benadeelde]
|
€ 49,99
|
Verborgen camera voor de moeder van [benadeelde]
|
€ 63,99
|
Beveiligingscamera voor de moeder van [benadeelde]
|
€ 33,95
|
Begrote verhuiskosten
|
€ 7.156,-
|
In zaak B is namens de benadeelde partij [benadeelde] € 3.129,- aan vergoeding van materiële schade gevorderd en € 125.000,- aan vergoeding van immateriële schade; € 100.000,- van laatstgenoemd bedrag is namens de vier minderjarige kinderen gevorderd.
De materiële schade is als volgt opgebouwd:
Kosten voor het vertalen van processtukken van de rechtszaak in Marokko
|
€ 1.960,20
|
Kosten voor rechtsbijstand voor de rechtszaak in Marokko
|
€ 769,50
|
De benadeelde partij heeft in geen van beide zaken de wettelijke rente gevorderd. Wel is in beide zaken oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
10.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. De benadeelde partij vordert grote bedragen aan schadevergoeding en heeft de vordering pas op de zitting ingediend. Behandeling van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
10.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, subsidiair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren. De vordering is onvolledig, aangezien stukken ter onderbouwing van de schade ontbreken. De vordering ziet bovendien gedeeltelijk op schade geleden door anderen, dan wel op schade die niet aangemerkt kan worden als rechtstreekse schade.
10.3
Oordeel van de rechtbank
Vordering tot vergoeding van schade geleden door de kinderen
In zaak A en zaak B wordt vergoeding van immateriële schade gevorderd voor de kinderen. Het gaat hier om totaal € 120.000,-. De rechtbank stelt voorop dat voor toekenning van dergelijk smartengeld vereist is dat sprake is van een van de gevallen van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat is in dit geval onvoldoende onderbouwd, in het bijzonder ontbreekt motivering dat de kinderen (geestelijk) letsel hebben opgelopen door de bewezenverklaarde feiten. Het toelaten van nadere onderbouwing op dat punt zou een onevenredige belasting voor het strafproces opleveren, met name nu de vordering pas op de zitting is ingediend. Gelet op het voorgaande kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in de vordering voor zover deze ziet op schade geleden door de minderjarige kinderen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A, onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. Verdachte had de gedragsaanwijzing al eerder overtreden en daarvoor een waarschuwing gekregen. Door de gedragsaanwijzing nogmaals te overtreden heeft verdachte de benadeelde een gevoel van onveiligheid gegeven. De benadeelde partij heeft in zaak A met betrekking tot zichzelf in totaal € 5.000,- aan immateriële schade gevorderd voor beide ten laste gelegde feiten. Aangezien de rechtbank alleen de onder 1 ten laste gelegde overtreding van het locatieverbod bewezen acht, en de schade rechtstreeks verband moet houden met dat feit, zal de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot een bedrag van € 500,- worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in het materiële en immateriële deel van de vordering in zaak A niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte niet schuldig wordt verklaard aan het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt.
Zaak B
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. Die immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering meer debat tussen partijen vergt en dat dit een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Het overige deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
In het belang van en zoals gevorderd door de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor het deel van de gevorderde schadeposten die zijn toegewezen.
Nu de benadeelde partij niet heeft gevorderd dat de wettelijke rente wordt vergoed, zal het toegewezen bedrag worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis, 17 januari 2024.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op :
Zaak A, feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
Voorwaarde daarbij is dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ), [naam 1] (geboren op [geboortedag] 1965) en [naam 2] (geboren op [geboortedag] 1957), zolang Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (de reclassering) dit noodzakelijk acht. Van het contactverbod kan worden afgeweken ten behoeve van het maken van afspraken in het kader van de omgangsregeling met de kinderen, na uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en/of de Raad voor de Kinderbescherming. Het contact vindt in dat geval enkel plaats:
- -
onder begeleiding dan wel regie van genoemde instanties;
- -
op een door genoemde instanties bepaalde locatie;
- -
voor een door genoemde instanties bepaalde duur.
Veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden te Amsterdam, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Van het locatieverbod kan worden afgeweken in het kader van de omgangsregeling met de kinderen, na uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en/of de Raad voor de Kinderbescherming.
Geeft Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering de opdracht tot toezicht op nakoming van deze bijzondere voorwaarden.
Beslag (zaak A):
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
1 STK Communicatieap (Telefoon), type Samsung (PL1300-2022278201-6321264).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in zaak A, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe tot een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op .
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in zaak B:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe tot een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op .
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en C.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Borova, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2024.