2 De feiten
2.1.
Vattenfall is een energie- en warmtemaatschappij die deel uitmaakt van de multinationale Vattenfall-groep. Zij is de rechtsopvolger van N.V. Nuon Energy. De Vattenfall-groep is in diverse Europese landen actief en bestaat uit verschillende entiteiten. De groep is entiteitsoverstijgend georganiseerd in business units, waaronder de business unit Heat.
2.2.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn beiden in dienst bij Vattenfall. [eiser 1] sinds 2006 bij de rechtsvoorganger van Vattenfall en [eiser 2] sinds 2010.
2.3.
[eiser 1] was sinds 2012 werkzaam op het project PanHam. [eiser 2] was dat sinds 2013. Het PanHam-project omvatte onder meer de vervanging van een kolencentrale van Vattenfall Hamburg Wärme GmbH (Vattenfall Hamburg) in Wedel, Duitsland. [eiser 1] was vanuit de business area Heat als projectmanager verantwoordelijk voor het ontwikkelen en realiseren van een nieuwe centrale en [eiser 2] zat in dat team als medewerker planning en control.
2.4.
Eisers hebben tussen 2012 en 2014 bij Vattenfall, althans de Vattenfall-groep, meerdere meldingen gemaakt van vermoedens van misstanden.
2.5.
[eiser 1] heeft vier keer, in ieder geval op 6 augustus 2013 schriftelijk bij het moederbedrijf, een melding gedaan over het gedrag en handelen van de heer [naam 3] , directeur van de business unit Heat tevens Geschäftsführer van Vattenfall Hamburg.
2.6.
Op 13 mei 2013 vond op verzoek van het moederbedrijf van de Vattenfall-groep een gesprek plaats op Schiphol tussen Vattenfall en Siemens. [eiser 1] was bij dat gesprek op Schiphol aanwezig.
2.7.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben verder op 18 augustus 2014 via de externe Ombudsman van Vattenfall een melding gedaan dat het aanbestedingsrecht werd geschonden. Volgens de melding zou een leverancier (Siemens) in 2013 bevoordeeld zijn bij een tenderprocedure en was de bespreking op 13 mei 2013 op Schiphol tussen Vattenfall en Siemens strijdig met het aanbestedingsrecht. De Ombudsman heeft met zijn brief1 van 3 oktober 2014 deze melding bekend gemaakt bij het moederbedrijf van Vattenfall. Daarnaast concludeert de Ombudsman in deze brief dat Vattenfall naar zijn inzicht de eerdere klachten over [naam 3] nog niet juist heeft afgehandeld.
2.8.
Internal Audit van de Vattenfall-groep heeft de meldingen onderzocht. In het rapport van 15 december 20142 concludeert Internal Audit dat de meldingen “are not enough substantiated to conclude that violations of the code of conduct took place beyond the behavioural aspect of (…) [naam 3] . Vattenfall management has acted upon the behavioural aspect.” Dit rapport is anderhalf jaar later, op 5 april 2016, met eisers gedeeld.
2.9.
In november 2015 hebben eisers zich ziekgemeld. In maart 2016 heeft Vattenfall eisers boventallig verklaard, waar eisers niet mee instemden. Vattenfall heeft bij het Uwv in 2017 een ontslagaanvraag voor eisers ingediend om bedrijfseconomische redenen. Het Uwv heeft de ontslagaanvraag in april 2017 afgewezen.
2.10.
Eisers hebben zich in augustus 2016 gemeld bij de afdeling Onderzoek van het Huis voor klokkenluiders en verzocht om een onderzoek te doen naar hoe Vattenfall hun bejegende na hun meldingen van vermoedens van misstanden. Het onderzoek heeft enige jaren geduurd.
2.11.
Na de meldingen heeft Vattenfall vanaf 2017 vier keer een externe partijen de opdracht gegeven om hier naar te kijken. Dat was aan Grant Thornton, Doeleman en Peeters, Leinemann en KPMG Zweden.
2.12.
Het eerste onderzoek werd in september 2017 opgedragen aan Grant Thornton naar de bevindingen van Internal Audit. De onderzoeker van Grant Thornton, de forensisch accountant [naam 4] , heeft een rapport van 14 maart 20183 ingediend. De algemene conclusie uit het rapport was dat Vattenfall geen intern onderzoeksprotocol heeft voor dit soort meldingen, zodat daar niet tegen getoetst kan worden, maar volgens de onderzoeker werden alle feiten met gedocumenteerde bevindingen ondersteund. In die algemene conclusie staat verder dat de communicatie met eisers over de uitkomsten van de bevindingen van Internal Audit echter beperkt was en ook onvoldoende gelet op het verzoek van de Ombudsman in zijn brief van 3 oktober 2014.4
2.13.
Vattenfall heeft op haar website een verklaring geplaatst over de bevindingen van Grant Thornton.
2.14.
Eisers hebben over dit rapport een klacht ingediend bij de Accountantskamer. Na de tuchtrechtprocedure bij de Accountantskamer heeft in hoger beroep het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) met de uitspraak van 4 april 20235 de forensisch accountant een berisping gegeven vanwege – kort gezegd – manco’s in zorgvuldigheid en vakbekwaamheid bij de totstandkoming van het rapport.
2.15.
Verder heeft Vattenfall Doeleman en Peeters in 2017 opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de bejegening van eisers na hun meldingen, omdat volgens Vattenfall het onderzoek bij het Huis voor klokkenluiders op zich liet wachten. Eisers hebben op advies van het Huis voor klokkenluiders niet aan dit onderzoek meegewerkt. Het rapport6 van Doelemans en Peeters is van 16 augustus 2018 en concludeert dat Vattenfall zich als goed werkgever heeft gedragen, onder het voorbehoud dat de onderzoekers zich enkel konden beroepen op informatie van Vattenfall en niet op informatie van eisers.
2.16.
Eisers hebben via Vattenfalls Ombudsman in 2018 een klacht ingediend dat de meldingen over [naam 3] en de melding over aanbestedingsschendingen van 18 augustus 2014 nooit goed afgehandeld zijn. De Ombudsman heeft naar aanleiding van deze klacht een brief van 20 februari 20187 gestuurd aan het moederbedrijf van Vattenfall. Hij concludeert in die brief onder meer dat: “the conclusions reached by internal Audit [are] not supported by evidence and contradicted by the facts. (…) My conclusion therefore is that Vattenfall has not lived up to its code of conduct”.
2.17.
Verder hebben eisers via Vattenfalls Ombudsman in 2019 een klacht ingediend dat Vattenfall op de website foute informatie had staan. Hiervan concludeert de Ombudsman in zijn brief aan het moederbedrijf van Vattenfall: “Given the apparent limited scope of the review of Grant Thornthon, the statement by Vattenfall (…) that “The outcome and quality of these internal investigations have been validated (…)” (in Dutch “bevestigd en goedgekeurd”) is in my view not supported by the Report [van Grant Thornton, ktr].”
2.18.
Het Huis voor klokkenluiders heeft in zijn geanonimiseerde rapport8 van 18 februari 2020 geconcludeerd dat eisers overeenkomstig de interne regels van Vattenfall handelden en hun vermoedens van misstanden op correcte wijze intern hebben gemeld. De vermoedelijke misstand betrof het overtreden van aanbestedingsregels en het bevoordelen van een bepaalde leverancier (lees: Siemens, de kantonrechter). Verder heeft het Huis voor klokkenluiders geconcludeerd dat Vattenfall naar aanleiding van deze meldingen van eisers, handelingen heeft verricht die eisers hebben benadeeld. Namelijk hoe Vattenfall gehandeld heeft bij de afhandeling van de melding, het boventallig verklaren van eisers, de daaropvolgende ontslagaanvraag en het ingestelde eenzijdige bejegeningsonderzoek door Doelemans en Peeters tegen de wens van eisers in. Het Huis voor klokkenluiders heeft geen onderzoek gedaan of de gemelde misstanden ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
2.19.
Eisers hebben via Vattenfalls Ombudsman in 2021 wederom een klacht ingediend over de afhandeling van de meldingen over [naam 3] , de aanbestedingsschendingen en de publicatie op de website. De conclusie van de Ombudsman aan het moederbedrijf van Vattenfall, met verwijzing naar het rapport van het Huis voor klokkenluiders en de uitspraak van de Accountantskamer, is dat de meldingen beter afgehandeld konden en moesten worden. Verder concludeert hij dat de klacht over informatie op de website “in my view [has] not been dismissed on proper grounds”
2.20.
Vanwege de jaarafsluiting 2022 heeft Vattenfall het Duitse advocatenkantoor Leinemann opdracht gegeven voor een legal opinion over het PanHam-project. Zijn rapport9 is van 21 september 2022 en heeft de titel “Lega1 Opinion Review of possible violations of Public Procurement Law regarding the project PanHam Wedel in Hamburg in 2013”. Hierin concludeert hij dat het project niet onder de Europese of Duitse aanbestedingsregels viel omdat: “the main object of the Wedel project was power generation whereas heat production — not exempted from procurement law — had a minor part in the project (…).” Daarom concludeert hij ook dat de meeting met Siemens op Schiphol niet met het Duitse recht in strijd was. Leinemann heeft in een Supplementary Legal Opinion van 24 januari 2024 toegelicht hoe volgens hem de Engelse woorden power plant en heat plant in verhouding staan tot het Duitse woord Kraftwerk.
2.21.
Daarnaast heeft Vattenfall KPMG Zweden gevraagd te onderzoeken of er indicaties zijn dat binnen Vattenfall vendor favouritism richting Siemens speelt, naast de meldingen van eisers. KPMG Zweden heeft in het Forensic Report10 van 14 maart 2023 geconcludeerd dat hier – sterk samengevat – geen aanwijzingen voor zijn.
2.22.
Eisers zijn eind 2022 een procedure tegen Vattenfall begonnen. Zij hebben de kantonrechter verzocht om – samengevat – een salaris vast te stellen en om betaling van gederfde inkomsten. Zij willen schadeloos worden gesteld voor de (financiële) schade die zij lijden door Vattenfalls benadelingshandelingen sinds hun meldingen.
2.23.
In het tussenvonnis van 29 juni 2023 heeft de kantonrechter van deze rechtbank geoordeeld dat – samengevat – eisers klokkenluiders zijn als bedoeld in de Wet bescherming klokkenluiders aan wie bescherming toekomt en dat Vattenfall hen daarom niet mag benadelen vanaf het moment van de meldingen op grond van artikel 7:658c BW (oud). De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat Vattenfall eisers naar aanleiding van de gedane meldingen heeft benadeeld. Vattenfall heeft zich daarom niet als goed werkgever gedragen en heeft richting eisers onrechtmatig gehandeld. De schade – die geheel aan Vattenfall wordt toegerekend – is naar het oordeel van de kantonrechter het verschil tussen de feitelijke situatie waarin eisers zich sinds de meldingen bevinden en waarin zij vermoedelijk zouden verkeren als de schadeveroorzakende gebeurtenissen waren uitgebleven. De kantonrechter van deze rechtbank heeft vervolgens een arbeidsdeskundige benoemd om binnen vijf maanden advies te geven hoe – kort gezegd – het carrièreverloop van eisers in de betreffende periode zou zijn geweest. Op het moment van de zitting in deze procedure was het advies van de arbeidsdeskundige nog niet bekend.
2.24.
Vattenfall heeft na de onder 2.13 genoemde verklaring nog regelmatig verklaringen op haar website geplaatst of aangepast over – kort gezegd – de rapporten en de bevindingen.
2.25.
In 2023 hebben eisers Vattenfall’s Ombudsman twee maal benaderd. Zij klaagden bij hem over de informatie op de website na de uitspraak van het CBb en na het rapport van Leinemann. De Ombudsman concludeert in zijn brief aan het moederbedrijf van Vattenfall onder meer: “Vattenfall has an ambitious Integrity Code and advocates to uphold the highest standards of responsibility and honesty. In my view, a report like the Leinemann report does not meet that standard.” Verder heeft Vattenfall naar zijn mening – samengevat – de eerdere klacht, althans klachten, nog niet goed afgehandeld.
4 De beoordeling
4.1.
Eisers hebben tussen 2012 en 2015 meldingen gedaan van situaties waarbij zij vermoedden dat sprake was van misstanden. Weliswaar heeft Vattenfall die meldingen opgepakt, maar partijen verschillen van mening of de misstanden nou wel of niet plaats hebben gevonden. Op initiatief van Vattenfall hebben in totaal vijf onderzoeken plaatsgevonden, die te relateren zijn aan deze meldingen. Eisers betwisten de juistheid van de onderzoeken.
4.2.
Op de vraag of de misstanden zelf nou wel of niet hebben plaatsgevonden, heeft nog geen onafhankelijke autoriteit zoals het Huis voor klokkenluiders of een andere bevoegde publiekrechtelijke autoriteit ofwel een rechter geoordeeld. Evenmin heeft een onafhankelijke autoriteit de vijf onderzoeken van Vattenfall hierop beoordeeld. Het enige dat onafhankelijke autoriteiten hebben vastgesteld, is dat eisers aangemerkt moeten worden als klokkenluiders en dat Vattenfall na de meldingen hun enige malen op niet-toegestane wijze heeft benadeeld, zoals het boventallig verklaren en de ontslagaanvraag daarna bij het UWV. Dit volgt namelijk uit het rapport van het Huis voor klokkenluiders – dat Vattenfall om pragmatische reden niet betwist – en het vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2023.
4.3.
De vraag die allereerst beantwoord moet worden, is of eisers met deze procedure kunnen bereiken wat zij willen; namelijk – sterk samengevat – onafhankelijk onderzoek naar de gemelde misstanden dan wel beoordeling van de door of namens Vattenfall uitgevoerde onderzoeken.
De wetgeving over klokkenluiders
4.4.
Sinds 2016 bestaat wetgeving over het melden van vermeende misstanden (klokkenluidersmeldingen). Kort gezegd wordt daarin geregeld (i) hoe een melding gedaan kan worden en hoe die melding opgepakt moet worden en (ii) dat de werkgever de melder niet mag benadelen enkel en alleen omdat hij een melding van een vermeend misstand deed.
4.5.
Hiertoe is de Wet Huis voor klokkenluiders (WHvk) ingevoerd, die op 1 juni 2016 in werking trad.11 In die wet was – samengevat en voor zover hier van toepassing – geregeld dat een werkgever een procedure moest inrichten voor het doen van meldingen naar vermeende misstanden en hoe met die melding werd omgegaan. Namelijk door de juistheid na te gaan en zo nodig nader onderzoek te doen of maatregelen te treffen. Verder werd een onafhankelijke instelling opgericht; het Huis voor klokkenluiders (het Huis). Het Huis kreeg naast een adviserende taak ook als taak om onderzoek te doen. Onderzoek op twee terreinen, namelijk naar het vermoeden van een misstand en naar de wijze waarop de werkgever zich richting de melder heeft gedragen. Daarnaast werd – voor zover hier relevant – artikel 7:658c van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingevoerd, dat kort gezegd bepaalt dat een werkgever een werknemer niet op een of andere wijze mag benadelen omdat die werknemer een melding van een vermeend misstand doet.
Deze regeling is gelet op het overgangsrecht op dit geschil van toepassing, met uitzondering van onderzoek door het Huis naar het vermoeden van een misstand zelf. Het overgangsrecht12 bepaalde namelijk dat het aan het Huis werd overgelaten of hij ook onderzoek wil doen op dat terrein bij meldingen die meer dan één jaar vóór inwerkingtreding van de wet bij een werkgever waren gedaan.
4.6.
Vervolgens is de WHvk verder uitgebreid met implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/193713 (de richtlijn), waarbij de naam van de wet werd veranderd in Wet bescherming klokkenluiders (Wbk). Deze is in februari 2023 grotendeels in werking getreden.14 Onder meer werden hierdoor, naast de werkgever en het Huis, ook andere nationale bevoegde autoriteiten aangewezen waar een melding gedaan kon worden. Die autoriteiten, waaronder de AFM, zijn dan verantwoordelijk voor opvolging van die melding. Verder is – voor zover relevant – artikel 7:658c BW verplaatst naar artikel 17e van deze wet, waarbij artikel 7:658c BW is vervallen. Daarnaast zijn enige bestaande bepalingen aangevuld of verduidelijkt, waaronder hoe een werkgever opvolging aan een melding moet geven.
De uitbreiding van de wet met aanwijzing van nationale autoriteten en hun bevoegdheden is op dit geschil niet van toepassing. Uit het overgangsrecht15 volgt dat die uitbreiding alleen van toepassing is op meldingen vanaf de inwerkingtreding van de Wbk dan wel de datum dat de richtlijn uiterlijk omgezet had moeten zijn. Verder volgt uit het overgangsrecht dat – kort gezegd – artikel 7:658c (oud) BW op dit geschil nog van toepassing blijft.
4.7.
Samengevat is op dit geschil dus de oude WHvk met enkele aanpassingen uit 2023 van toepassing, hierna aangeduid als Wbk (oud), en artikel 7:658c (oud) BW.
4.8.
Uit die Wbk (oud) volgt dat er voor de meldingen uit de periode 2012 - 2015 geen aangewezen autoriteiten zijn die inhoudelijk onderzoek doen naar de gemelde vermoedens van misstanden. Het Huis mocht gelet op het overgangsrecht van de Wbk (oud) weliswaar onderzoek doen, maar hoefde dat niet. Gelet op het rapport van 18 februari 2020 van het Huis, heeft het Huis er in dit geval voor gekozen om dat niet te doen. Kortom: voor de klokkeluidersmeldingen die in deze procedure centraal staan, is geen externe onafhankelijk autoriteit aan te wijzen die onderzoek moet doen naar de juistheid van de gemelde misstanden.
4.9.
Wel is in de Wbk (oud) geregeld dat de werkgever degene is die de melding – kort gezegd – moet oppakken en zo nodig onderzoek moet doen. Maar er is verder niets geregeld over een onafhankelijke controle op dat onderzoek van de werkgever.
4.10.
Vattenfall heeft de meldingen van eisers opgepakt, in die zin dat zij onderzoeken heeft verricht of laten verrichten die – kort gezegd – te herleiden zijn tot de meldingen. Dit zijn de onderzoeken van Vattenfalls Internal Audit en de in opdracht van Vattenfall gedane onderzoeken van Grant Thorton, Leinemann en KPMG Zweden. Verder hebben Doeleman en Peeters in opdracht van Vattenfall onderzoek gedaan naar de bejegening van eisers.
4.11.
Met uitzondering van het onderzoek van de forensisch accountant van Grant Thorton, is geen van de onderzoeken door een onafhankelijke autoriteit beoordeeld. Dat betekent dat in beginsel – kort gezegd – de beoordeling van de gedane onderzoeken na klokkenluidersmeldingen die onder de Wbk (oud) vallen, in deze arbeidszaak ter sprake kan komen. Daar is wel voor nodig dat eisers een rechtsgrond hebben om de werkgever aan te spreken en daarnaast een juridisch te respecteren belang hebben bij hun vordering.
Is er een rechtsgrond in een arbeidsgeschil bij de kantonrechter?
4.12.
Eisers hebben gesteld en op de zitting toegelicht dat de achterliggende gedachte van de vordering eerherstel is. Zij willen daarnaast verder met hun leven en dat wordt nu belemmerd door de houding van Vattenfall.
4.13.
Eisers zijn nog in dienst van Vattenfall, maar zitten door het geschil over de afhandeling van de meldingen al jarenlang thuis. Ondanks verschillende inspanningen, althans pogingen, is geen minnelijke oplossing in zicht. Vattenfall blijft ontkennen dat misstanden hebben plaatsgevonden en verwijst ter onderbouwing naar de vijf onderzoeken, die volgens eisers allemaal discutabel zijn. Daarom – zo begrijpt de kantonrechter – loopt de discussie tussen partijen vast over een definitieve regeling; eisers willen erkenning en Vattenfall wil niet toegeven. Hierdoor is een langdurige impasse ontstaan. Uit de standpunten die partijen in dit geschil innemen, volgt verder dat het oordeel van de kantonrechter in de andere procedure over schadevergoeding wegens misgelopen beloning de impasse ook niet gaat doorbreken.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daardoor inmiddels een situatie ontstaan dat van Vattenfall als werkgever verwacht mag worden om deze impasse te doorbreken. Niet alleen op grond van goed werkgeverschap, artikel 7:611 BW, maar ook vanwege het verbod om – kort gezegd – benadelinghandelingen te verrichten richting klokkenluiders, artikel 7:658c (oud) BW. Het ontbreken van een deugdelijk en zorgvuldig onderzoek kan namelijk nadelig voor eisers uitpakken. Nadelig voor hun positie binnen het bedrijf of die op de arbeidsmarkt en het raakt hun poging tot eerherstel. Dat betekent dat eisers in deze situatie een rechtsgrond hebben voor hun vorderingen.
Hebben eisers ook belang bij hun vorderingen?
a) die zien op de onderzoeken en de klokkenluidersmeldingen
4.15.
Vattenfall betwist dat eisers een belang hebben bij hun vorderingen. Weliswaar is juist dat de klokkenluidersmeldingen, Vattenfalls onderzoeken daarna en de hier gevorderde controle naar die onderzoeken, betrekking hebben op het onderwerp of Vattenfall zich heeft gehouden aan de door de maatschappij vastgestelde regels en wetgeving voor aanbestedingen. Kortom, onderzoek naar Vattenfall in het algemeen maatschappelijk belang. Maar eisers hebben hierbij ook een eigen belang. Namelijk het doorbreken van de hiervoor genoemde impasse. Anders dan Vattenfall stelt, wordt dat belang niet weggenomen met de andere procedure bij de kantonrechter, omdat het daar enkel gaat over materieel geleden schade. Hier gaat het over een immateriële kwestie. Namelijk eerherstel en het kunnen afsluiten van de gang van zaken sinds de meldingen door het krijgen van een onafhankelijk oordeel over de onderzoeken en over de juistheid van de door hun gemelde misstanden. Daarmee komt vast te staan dat eisers een belang hebben bij hun vorderingen voor zover die gaan over de onderzoeken en de meldingen.
b) die zien op de bejegening
4.16.
Dat ligt anders bij het belang over de vorderingen die zien op hun bejegening. Zowel het Huis – een onafhankelijke autoriteit – als de kantonrechter in het vonnis van 29 juni 2023 hebben al geoordeeld dat eisers benadeeld zijn. Eisers voeren in deze procedure aan dat ze – samengevat – willen weten welke personen binnen Vattenfall opdracht kregen om hun te benadelen. Eisers noemen weliswaar als hun belang dat zij weer aan het werk willen en daar een veilig werkklimaat voor nodig hebben, waarvoor zij moeten weten welke personen hen benadeeld hebben. Maar na alles wat er tussen partijen is gebeurd, valt in redelijkheid niet te verwachten dat werkhervatting nog plaats zal vinden, ook niet als er namen bekend zijn bij eisers. Daarbij komt dat het verbod van benadeling van artikel 7:658c BW zich alleen richt naar de werkgever en niet – wat eisers vorderen – naar andere werknemers of derden. Verder willen eisers onderzoek naar de vraag of sinds het rapport van het Huis nog benadeling heeft plaatsgevonden, maar daar is onvoldoende feitelijke grondslag voor. Terecht voert Vattenfall daarbij aan dat een dergelijk onderzoek een fishing expedition is. Dat betekent dat eisers te weinig hebben gesteld wat hun belang in deze procedure is bij de vorderingen voor zover die gaan over hun bejegening.
Is de vordering verjaard?
4.17.
Vattenfall voert aan dat de vorderingen verjaard zijn, omdat de meldingen dateren uit de periode 2012 - 2015 en dat dat meer dan vijf jaar geleden is. Zij wijst hierbij op de artikelen 3:307 en 3:310 BW. De kantonrechter volgt Vattenfall hierin niet. Het gaat hier immers niet om een vordering dat Vattenfall de meldingen niet heeft opgevolgd. Want dat is met de vijf onderzoeken gebeurd. Waar het hier om gaat of dat ook goed is gebeurd. Kennelijk is dit ook een onderwerp bij Vattenfall zelf geweest, want de laatste onderzoeken bij Vattenfall naar de meldingen dateren van minder dan vijf jaar terug, namelijk die van Leinemann uit 2022 en KPMG Zweden uit 2023. Daarbij is het onderzoek dat Grant Thornton heeft gedaan naar de bevindingen van Internal Audit door de uitspraak van het CBb in 2023 als gedeeltelijk ondermaats beoordeeld. Dat betekent dat eisers vorderingen naar – sterk samengevat – een onafhankelijk oordeel over de vijf onderzoeken en over de juistheid van de meldingen niet zijn verjaard.
Is deugdelijk onderzoek verricht ?
4.18.
Uit 4.7 tot en met 4.9 volgt dat in deze zaak het aan de werkgever is wie zij inschakelt om een voorval te onderzoeken. De werkgever kan hierbij volstaan om te verwijzen naar de interne regeling hierover. De kantonrechter toetst die werkwijze marginaal. Ook het onderzoek toetst de kantonrechter marginaal, namelijk of aan de eisen van zorgvuldig en deugdelijk onderzoek is voldaan.
4.19.
Als een werkgever een onderzoek doet naar voorvallen binnen een onderneming, worden aan dat onderzoek eisen gesteld om het aan te merken als zorgvuldig en deugdelijk onderzoek. De eisen die hierbij gesteld worden zijn dat vooraf een deugdelijke onderzoeksvraag gesteld wordt, de onderzoekers onpartijdig of onafhankelijk het onderzoek moeten kunnen doen, voor derden controleerbaar is hoe onderzoekers tot hun bevindingen zijn gekomen, de onderzoekers motiveren waarom bevindingen leiden tot hun conclusies en dat met die conclusies ook de gestelde onderzoeksvraag is beantwoord. Hierbij geldt nog dat de bevindingen op concrete wijze en met vindplaatsen moeten zijn onderbouwd en voor zover van toepassing hoor en wederhoor wordt toegepast.
4.20.
Eisers stellen dat de eerdere onderzoeken die Vattenfall heeft laten doen, niet deugen. Vattenfall heeft volgens hen – kort gezegd – onderzoek laten doen naar de vraag of Europese aanbestedingsregels bij het project zijn overtreden. Dat is inderdaad nooit gebeurd, daar hebben zij juist voor gezorgd, aldus eisers. Maar naar hun melding dat Vattenfalls werknemers opdracht kregen om de Europese aanbestedingsregels te overtreden, heeft Vattenfall nooit goed onderzoek verricht. Volgens eisers zijn zij verder niet gehoord, om diverse redenen. Verder is bij de onderzoeken ook uitgegaan van verkeerde gegevens of feiten en zijn niet alle rapporten (meteen) openbaar gemaakt.
4.21.
Vattenfall betwist dat de onderzoeken niet deugen en wijst erop dat kosten noch moeite gespaard zijn om opvolging te geven aan de klokkenluidersmeldingen.
4.22.
De vraag die hier voorligt is of met de onderzoeken ook gemelde misstanden deugdelijk en zorgvuldig zijn onderzocht. Meer in het bijzonder (1) of de juiste onderzoeksvragen zijn gesteld waardoor wat eisers gemeld hebben, ook daadwerkelijk en volledig werd onderzocht en (2) als de juiste vraag gesteld werd, of het onderzoek naar het beantwoorden van die vraag voldoet aan de eisen van een zorgvuldig en deugdelijk onderzoek als weergegeven onder 4.19.
4.23.
Hoewel eisers niet precies gesteld hebben om welke meldingen het gaat en niet alle meldingen in het dossier zitten, blijkt uit het debat van partijen dat zij beiden er geheel mee bekend zijn. Op basis van het debat stelt de kantonrechter vast dat het in hoofdlijnen gaat om de volgende meldingen:
a] de heer [naam 3] had een persoonlijk belang dat conflicteerde met het belang van Vattenfall bij het project PanHam, met als gevolg dat hij ongeoorloofde druk uitoefende op medewerkers van het project;
b] Vattenfall bevoordeelde Siemens als leverancier van goederen en diensten op ongeoorloofde wijze ten opzichte van andere leveranciers;
c] [eiser 1] heeft opdracht gekregen om een gesprek met Siemens te hebben. Dit gesprek vond plaats op 13 mei 2013 op Schiphol, waarbij het de bedoeling van het management van Vattenfall was om Siemens een ongeoorloofde bevoorrechte positie te verschaffen in de lopende aanbestedingsprocedure voor de nieuwe centrale in Wedel.
4.24.
Deze meldingen – zo maakt de kantonrechter op uit wat tussen partijen niet ter discussie staat – heeft Internal Audit in eerste instantie beoordeeld op juistheid. Vattenfall heeft vervolgens een forensisch accountant van Grant Thornton verzocht om dat te controleren. Nog los wat de Accountantskamer en het CBb over dat onderzoek hebben geoordeeld, heeft Grant Thornton, naar wat Vattenfall in deze procedure stelt, slechts onderzoek gedaan of de procedure bij Internal Audit juist is doorlopen. De kantonrechter leidt hieruit af dat Grant Thornton dus geen onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de meldingen van eisers. Ook het onderzoek van Doeleman en Peeters gaat niet over de juistheid van de meldingen van eisers, maar over hun bejegening. Verder is in deze procedure niet relevant of de legal opinion van Leinemann nou juist is of niet. De gestelde vraag of het project naar Duits recht aanbestedingsplichtig was of niet, is voor dit geschil namelijk niet relevant. Vattenfall heeft immers destijds zelf gekozen om een aanbestedingsprocedure te volgen bij het PanHam-project en hiervoor vijftien partijen uitgenodigd om mee te doen. De meldingen van eisers gaan erover dat één van die vijftien partijen wordt bevoordeeld, wat hoe dan ook niet de bedoeling is.
4.25.
Blijft over het oorspronkelijke onderzoek van Internal Audit en het onderzoek van KPMG Zweden. Maar deze onderzoeken voldoen noch ieder voor zich noch in samenhang bezien aan de eisen van zorgvuldigheid en deugdelijkheid. Allereerst voldoet het onderzoek van Internal Audit niet aan die eisen van zorgvuldigheid en deugdelijkheid alleen al omdat de gevolgde procedure onduidelijk was en het karige rapport onvoldoende inzichtelijk maakt waar de getrokken conclusies op gebaseerd zijn. Het rapport omvat namelijk zes pagina’s, waarvan de eerste en laatste pagina geen inhoudelijke gegevens bevatten. Op de overige vier pagina’s worden korte overwegingen gemaakt die leiden tot conclusies, zonder dat vermeld wordt met welke gegevens tot die conclusie wordt gekomen of wat de vindplaats van die gegevens is. Ook Vattenfalls Ombudsman was in zijn onder 2.16 genoemde brief van 20 februari 2018 al tot die conclusie gekomen. Verder voldoet het rapport van KPMG Zweden niet aan de eisen omdat niet inzichtelijk is gemaakt dat KPMG Zweden over alle relevante informatie beschikte. Niet ten onrechte hebben eisers op de zitting aangevoerd dat enkele relevante documenten, zoals hun reactie op het rapport van Internal Audit, missen in de lijst van onderzochte documenten bij het rapport. Verder heeft KPMG Zweden onvoldoende onderzoek naar de bevoordeling van Siemens gedaan. Eisers wijzen er namelijk terecht op dat het statistisch onderzoek nogal wat vragen onbeantwoord laat. Daarbij is het onderzoek onvolledig geweest omdat eisers weliswaar uitgenodigd waren om hun zienswijze naar voren te brengen, maar daar geen gehoor aan hebben gegeven. Voor zover Vattenfall aanvoert dat eisers die onvolledigheid aan zichzelf te wijten hebben en zich daarom niet op dat gebrek kunnen beroepen, volgt de kantonrechter dat niet. Want ook dan blijft staan dat KPMG Zweden onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de bevoordeling van Siemens en daarvoor was een bijdrage van eisers niet nodig.
4.26.
Uit het voorgaande volgt dat naar de meldingen van eisers tot nog toe geen zorgvuldig en deugdelijk onderzoek is gedaan als bedoeld onder 4.19.
4.27.
Uit de Wbk (oud) volgt dat de werkgever een klokkenluidersmelding op moet pakken en zo nodig onderzoek moet doen. Gelet op de ernst van eisers meldingen, kunnen eisers als werknemers hun werkgever hier dan ook op aanspreken. Dit betekent dat alsnog onafhankelijk onderzoek nodig is naar de juistheid van de meldingen.
4.28.
Alvorens verder te beslissen heeft de kantonrechter behoefte aan deskundige voorlichting. De kantonrechter is voornemens dhr. F.J. Erkens, gerechtelijk deskundige, werkzaam bij de Holland Integrity Group B.V., als deskundige te benoemen om de navolgende vragen voor te leggen:
-
Kunt u nagaan of de meldingen, genoemd onder 4.23 van dit vonnis, inhoudelijk juist waren ?
-
Zijn er nog andere punten die voor de beoordeling van de kantonrechter van belang zijn ?
4.29.
Voordat tot benoeming van een deskundige wordt overgegaan, worden partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van deze deskundige en de te stellen vragen en om, als zij niet akkoord gaan met de benoeming van de genoemde deskundige, een bij voorkeur gezamenlijk voorstel te doen voor de persoon van de deskundige.
4.30.
Partijen kunnen hiertoe op de rol van donderdag 4 juli 2024 ieder een akte nemen. Zo nodig zal een keer vier weken uitstel worden verleend, daarna is uitstel alleen mogelijk op gezamenlijk verzoek.
4.31.
Indien partijen geen (gezamenlijk) voorstel voor de persoon van een te benoemen deskundige doen, zal de kantonrechter zelf een deskundige voorstellen en benoemen.
4.32.
De contactpersoon van de rechtbank zal de voorgestelde deskundige vragen of deze vrijstaat tegenover partijen, beschikbaar is en ook welke termijn voor het onderzoek nodig zal zijn. Ook zal de deskundige worden gevraagd een begroting van de kosten op te geven, gespecificeerd naar het verwachte aantal te bestede uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten. In dat verband zal (deels) het procesdossier met daarin de noodzakelijke persoonsgegevens van partijen met de deskundige worden uitgewisseld. De kantonrechter gaat uit van de toestemming van partijen hiervoor, tenzij anders door partijen wordt aangegeven bij de hiervoor genoemde akte.
4.33.
Hiervoor is geoordeeld dat Vattenfall als werkgever geen zorgvuldig en deugdelijk onderzoek heeft verricht, zodat Vattenfall het voorschot op de kosten van de deskundige zal moeten voldoen.
4.34.
De kantonrechter constateert dat zowel eisers als Vattenfall met de precieze inhoud van de meldingen bekend zijn. Niet alle meldingen zijn echter in het procesdossier aanwezig. Gelet op het voornemen om een deskundige te benoemen en de voorgestelde vragen aan de deskundige, draagt de kantonrechter eisers op om de melding van 6 augustus 2013 alsnog in het geding te brengen op grond van artikel 22 Rv.
4.35.
In het eindvonnis zal de vordering over de bejegening, waarvan in dit vonnis onder 4.16 is geoordeeld dat deze niet toewijsbaar is, worden afgewezen. Voor het overige16 wordt iedere verdere beslissing aangehouden.