5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 28 januari 2023 te Amsterdam [naam 1] , door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- de blote billen en de vagina van die [naam 1] te betasten en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] te duwen en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] te brengen en houden van die penis in de mond van die [naam 1] en zich laten pijpen door die [naam 1] ,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [naam 1] terwijl het schemerde naar een afgelegen plek (te weten in het Vliegenbos tussen meerdere bomen in) heeft geleid en vervolgens onverhoeds die [naam 1] met kracht bij haar armen heeft vastgepakt en tegen een boom aan heeft geduwd en
- onverhoeds de broek en boxer van die [naam 1] met kracht deels heeft uitgetrokken en
- die [naam 1] voorover heeft gebogen en
- tegen die [naam 1] heeft gezegd ‘hij doet dit niet voor niks, anders wordt hij boos’ en ‘Als je me niet blij maakt, dan heb je een probleem’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- telkens voor die [naam 1] een situatie heeft gecreëerd waarin zij zich vervolgens niet, althans onvoldoende, tegen de seksuele handelingen en gemeenschap met hem, verdachte, durfde te onttrekken en te verzetten en waar verdachte voorbij is gegaan aan de verbale, non-verbale en/of fysieke uitingen van verzet van die [naam 1] ;
ten aanzien van feit 2:
op 22 januari 2022 te Amsterdam [naam 2] , door geweld en een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 2] , te weten
- de vagina van die [naam 2] te betasten en
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [naam 2] te duwen,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- die [naam 2] naar een plek met veel bomen en bosjes heeft geleid en vervolgens onverhoeds die [naam 2] met kracht achter een boom heeft getrokken en
- die [naam 2] met kracht aan haar armen heeft vastgepakt en
- die [naam 2] aan haar lichaam naar zich toe heeft getrokken en
- de gulp van die [naam 2] heeft opengemaakt en
- telkens voor die [naam 2] een situatie heeft gecreëerd waarin zij zich vervolgens niet, althans onvoldoende, aan de seksuele handelingen durfde te onttrekken en waar verdachte voorbij is gegaan aan de verbale, non-verbale en/of fysieke uitingen van verzet van die [naam 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
telkens: verkrachting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan verdachte op de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als
bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van:
- -
€ 854,40 (achthonderdvierenvijftig euro en veertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; en
- -
€ 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 8.354,40 (achtduizend driehonderd vierenvijftig euro en veertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
- -
vanaf 24 mei 2024 over een bedrag van € 854,40 (achthonderdvierenvijftig euro en veertig cent); en
- -
vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 januari 2023) over een bedrag van € 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro)
tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 76 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.D. Coumou, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2024.