12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2, primair:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 16 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd tussen 09.00 en 12.00 uur bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich met betrekking tot delictpreventie behandelen door GGZ Noord-Holland-Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Ambulante begeleiding
Veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding vanuit het Leger des Heils, gericht op praktische zaken. Veroordeelde houdt zich aan de regels en afspraken die de instelling of instantie in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangevers:
- -
[benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1968 in [geboorteplaats 2] , en;
- -
[benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1974 te [geboorteplaats 3] .
Locatieverbod
Veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in het verboden gebied in ‘overlastgebied Centrum’. Een afbeelding van het verboden gebied is opgenomen in bijlage III, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. In afwijking van het reclasseringsadvies zal de rechtbank geen elektronische monitoring verbinden aan het locatieverbod. De reden hiervoor is dat de woning van de vader van veroordeelde binnen de straal van de elektronische monitoring zoals geadviseerd door de reclassering bevindt, hetgeen de rechtbank onwenselijk acht. Op een locatieverbod dat ziet op ‘overlastgebied Centrum’ zal niet met behulp van elektronische monitoring kunnen worden toegezien. De rechtbank laat het toezicht op het locatieverbod dan ook bij het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 6.3.14 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het daadwerkelijke toezicht door de politie kan worden uitgevoerd.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde is gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te
besteden. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [verblijfadres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de vijfde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van het locatieverbod. Het toezicht op de naleving van het locatieverbod ligt op grond van artikel 6.3.14 Wetboek van Strafvordering bij het Openbaar Ministerie, dat zich daarbij kan laten bijstaan door de politie.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 362,56 (zegge: driehonderdtweeënzestig euro en zesenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en tot een bedrag van € 1.400,- (zegge: duizend vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 2 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat
€ 1.762,56,- (zegge: duizend zevenhonderdtweeënzestig euro en zesenvijftig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 27 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 175,- (zegge: honderdvijfenzeventig euro) aan vergoeding van materiële schade en tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 10.175,- (zegge: tienduizend honderdvijfenzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett en mr. M.C.A. Olsen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2024.