Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de bijstandsuitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres ontving vanaf 16 april 2015 tot en met 19 maart 2023 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (Pw), naar de norm voor een alleenstaande. Het opgegeven uitkeringsadres is [adres] .
5. Tijdens een onderzoek naar een medebewoonster van eiseres, mevrouw [naam] , is op 20 februari 2023 een huisbezoek afgelegd op het uitkeringsadres. Toen is vastgesteld dat eiseres haar hoofdverblijf niet op het opgegeven uitkeringsadres had.
6. Met een brief van 13 maart 2023 heeft het college eiseres opgeroepen voor een gesprek op het kantoor van de Afdeling Handhaving Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (hierna: Afdeling Handhaving). Dit gesprek zou plaatsvinden op 20 maart 2023 in verband met een rechtmatigheidsonderzoek van de bijstandsuitkering. In de brief attendeerde het college eiseres erop dat haar recht op uitkering wordt opgeschort als zij geen medewerking verleent dan wel niet op de uitnodiging reageert. Tevens heeft het college eiseres verzocht om alle bankafschriften van de laatste drie maanden over te leggen. Eiseres is niet op het gesprek verschenen en heeft zich ook niet afgemeld. Ook heeft zij de gevraagde bankafschriften niet overgelegd.
7. Met een besluit van 20 maart 2023 (hierna: het opschortingsbesluit) heeft het college de bijstand van eiseres tijdelijk opgeschort met ingang van diezelfde datum2 omdat eiseres niet was verschenen op 20 maart 2023 en ook de gevraagde bankafschriften niet had verstrekt. Met dezelfde brief is eiseres uitgenodigd voor een gesprek op 27 maart 2023. Eiseres is ook in de gelegenheid gesteld de bankafschriften alsnog aan te leveren. Ook op het tweede gesprek is eiseres niet verschenen zonder bericht van afmelding. Eiseres heeft tegen het opschortingsbesluit geen bezwaar gemaakt.
8. Met een besluit van 2 mei 2023 (hierna: het intrekkingsbesluit) heeft het college de uitkering van eiseres vanaf 20 maart 2023 ingetrokken omdat haar recht op bijstand niet was vast te stellen. Eiseres heeft namelijk niet gereageerd op twee oproepen voor een gesprek op 20 en 27 maart 2023 en heeft nagelaten de gevraagde bankafschriften te overleggen. Deze bevindingen heeft de Afdeling Handhaving in de rapportage van 27 maart 2023 opgenomen.
9. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van de uitkering ongegrond verklaard. Het college heeft artikel 54, vierde lid, van de Pw aan de besluitvorming ten grondslag gelegd. Volgens het college was het recht op bijstand niet vast te stellen over de periode van 20 maart 2023 tot en met 2 mei 2023 (hierna: periode in geding).
10. Eiseres betoogt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van het niet verschijnen op de afspraken op 20 en 27 maart 2023 en het niet overleggen van de bankgegevens. Zij verwijst naar een brief van haar huisarts van 7 november 2023 waarin staat vermeld dat er aanwijzingen zijn dat zij lijdt aan een psychiatrische stoornis en op eigen initiatief is gestopt met het innemen van insuline voor haar diabetes mellitus wat zeer gevaarlijk kan zijn voor haar gezondheid met risico op overlijden. Verder betoogt eiseres dat het college een deskundige had moeten inschakelen om te kunnen beoordelen of het eiseres te verwijten valt dat zij niet is verschenen op de afspraken op 20 en 27 maart 2023.
Standpunt van het college
11. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar niet kan worden verweten dat zij om medische redenen geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodigingen voor de gesprekken op 20 en 27 maart 2023. Eiseres heeft het bestaan van een psychiatrische stoornis als verklaring om niet op te komen dagen onvoldoende onderbouwd. Als gevolg heeft eiseres haar eerdere verzuim niet hersteld. Bovendien waren de psychische problemen bij de familie bekend. Eiseres verbleef regelmatig bij haar ouders, broer of zus en werd bij afspraken door haar familie ondersteund. Ook van de familieleden kon daarom redelijkerwijs worden verwacht dat zij contact zouden opnemen met het college als eiseres vanwege haar gezondheidssituatie geen gehoor kon geven aan uitnodigingen van het college.
12. Eiseres heeft tegen de opschorting van het recht op bijstand geen rechtsmiddel aangewend, zodat uitsluitend ter beoordeling voorligt of de intrekking van de bijstand vanaf 20 maart 2023 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw in rechte standhoudt.
13. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de CRvB)3 staat bij beantwoording van de vraag of de bijstandverlenende instantie op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw bevoegd is tot intrekking van de bijstand, ter beoordeling of de betrokkene het bij het opschortingsbesluit vastgestelde verzuim binnen de daarvoor gestelde termijn heeft hersteld. Indien de betrokkene het verzuim niet heeft hersteld, moet vervolgens worden nagegaan of haar hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.4
14. Niet in geschil is dat het opschortingsbesluit in rechte vaststaat, zodat artikel 54, vierde lid, van de Pw voor het college in beginsel grondslag biedt voor de intrekking.
15. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet is verschenen op de afspraken van 20 en
27 maart 2023 en dat zij de gevraagde bankafschriften niet heeft overgelegd. Tussen partijen is alleen in geschil of eiseres daarvan een verwijt kan worden gemaakt.
16. Uit de uitspraak van de CRvB van 25 april 20235 volgt dat de bevoegdheden tot opschorting van het recht op bijstand en intrekking van de bijstand op grond van onderscheidenlijk het eerste en het vierde lid van artikel 54 van de Pw zijn bedoeld als dwangmiddel tot nakoming van de op de bijstandsgerechtigde rustende wettelijke verplichting inlichtingen te verstrekken of anderszins voldoende mee te werken voor zover dat voor de verlening van bijstand van belang is. Het college had een redelijke grond om eiseres uit te nodigen voor een gesprek op 20 en 27 maart 2023 naar aanleiding van het huisbezoek op het uitkeringsadres. De gevraagde bankafschriften die zien op de periode van 20 december 2022 tot en met 20 maart 2023 zijn zonder meer van belang voor de beoordeling van het recht op bijstand over de periode in geding.6 Het college mocht eiseres om deze gegevens vragen.
17. Eiseres heeft niet betwist dat de uitnodigingen voor de gesprekken op 20 en 27 maart 2023 en het verzoek om de bankafschriften te verstrekken zijn bezorgd op het uitkeringsadres. De brieven zijn op de juiste wijze bekendgemaakt. Wat betreft de gestelde psychische klachten van eiseres biedt de informatie van de huisarts van 7 november 2023 onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de mentale gezondheidssituatie van eiseres ten tijde van de periode in geding zodanig slecht was dat zij daardoor niet in staat was te begrijpen wat er van haar werd verwacht en daarnaar te handelen. Dit laatste kan ook inhouden dat eiseres de hulp inroept van familie. In de informatie van de huisarts wordt gesproken over aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis en een doorverwijzing naar de GGZ. Daargelaten dat deze informatie van ruim na de periode in geding is, geeft deze geen inzicht in de aard en ernst van de klachten van eiseres en de gevolgen daarvan voor haar beoordelingsvermogen. In de rapportage van bevindingen van 21 juli 2023 naar aanleiding van een nieuwe bijstandsaanvraag van eiseres staat vermeld (onder 15.2) dat eiseres de rapporteur op 11 juli 2023 twee documenten heeft getoond inhoudende een afsluiting van het behandeltraject bij GGZ Ingeest in 2021 en een medicatieoverzicht waarop te zien is dat eiseres sinds januari 2023 geen medicatie van de huisarts heeft ontvangen voor haar geestesgesteldheid. In dit rapport staat ook vermeld (onder 14.1) dat eiseres een zorgbehoefte heeft en geadviseerd is hulp te zoeken bij de GGZ. Waar die behoefte uit bestaat, wordt evenwel niet beschreven.
18. In beginsel rust op eiseres de verplichting het college desgevraagd te voorzien van alle benodigde informatie om vast te stellen of en tot welke hoogte recht bestaat op bijstand. Hetgeen is overwogen onder randnummer 17 brengt de rechtbank tot het oordeel dat er geen objectief medische informatie voorhanden is om aan te nemen dat eiseres ten tijde van de periode in geding vanwege haar geestesgesteldheid geen verwijt valt te maken van het niet verschijnen op de afspraken en het niet tijdig overleggen van de bankafschriften.
19. Het voorgaande brengt mee dat het college naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid heeft kunnen besluiten het recht op bijstand met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw in te trekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort, 20 maart 2023.