Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2024:620

Rechtbank Amsterdam
05-02-2024
09-02-2024
10810178 EA VERZ 23-1214
Civiel recht
Beschikking

Een werkgever heeft de arbeidsovereenkomst van een werkneemster zonder instemming, zonder toestemming van het UWV en zonder in acht neming van een opzegtermijn opgezegd.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0192
PR-Updates.nl PR-2024-0061
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0192

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton

zaaknummer: 10810178 EA VERZ 23-1214

beschikking van: 5 februari 2024

func.: 51447.mvu

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]

verzoekster

nader te noemen: [verzoekster]

gemachtigde: mr. W.P. Ganzeboom

t e g e n

Stichting AHF Global Immunity

gevestigd te Amsterdam

verweerster

nader te noemen: AHF

gemachtigde: mr. M. de Jong

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft op 24 november 2023 een verzoek ingediend om haar wegens de opzegging van de arbeidsovereenkomst door AHF een billijke vergoeding toe te kennen.
Daarnaast heeft [verzoekster] verzocht AHF te veroordelen haar een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding te betalen.

AHF heeft op 14 december 2023 een verweerschrift ingediend.

Op 19 december 2023 is de zaak mondeling behandeld. Voorafgaand aan de zitting hebben [verzoekster] en AHF nog stukken ingediend. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. AHF is verschenen bij [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , vergezeld door een tolk Engels en bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten, mede aan de hand van een pleitnota, toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De zaak is daarna aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Bij e-mail van 21 december 2023 heeft [verzoekster] beschikking gevraagd.

Beschikking is vervolgens bepaald op heden.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

AHF is een stichting die zich inzet voor het ontwikkelen en vergroten van het bewustzijn van de Nederlandse en Europese bevolking ten aanzien van kwesties gerelateerd aan HIV/AIDS, het verschaffen van medische behandeling en het verrichten van andere diensten met betrekking tot HIV/AIDS. Bij AHF zijn (in Nederland) vier werknemers in dienst.

1.2.

AHF maakt onderdeel uit van de wereldwijd opererende AIDS Healthcare Foundation waarvan de hoofdentiteit zich in de Verenigde Staten bevindt. Elke entiteit van AHF staat onder leiding van een Senior Manager van AHF US.

1.3.

[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1963, heeft sinds 1 oktober 2008 werkzaamheden verricht voor AHF, aanvankelijk op basis van een overeenkomst van opdracht. Op 1 januari 2011 is [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst voor AHF gaan werken. De functie van [verzoekster] was Europe Bureau Chief, met een salaris van € 10.488,38 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en een jaarlijks door AHF (discretionair) vast te stellen bonus.

1.4.

[naam 1] (hierna: [naam 1] ) was als Chief of Global Advocacy van AHF US de leidinggevende van [verzoekster] .

1.5.

Bij brief van 16 december 2022 heeft [naam 1] aan [verzoekster] , onder meer, het volgende geschreven:

“(…) Thank you for your amazing work in 2022. I appreciate your efforts during the year and your leadership in keeping the Europe Bureau functioning as one team. (…)”

1.6.

Op 11 juli 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , [naam 1] en [naam 4] , Senior Vice President AHF US. In dit gesprek heeft AHF zorgen geuit over het functioneren van [verzoekster] en is een verbeterplan met [verzoekster] besproken. De zorgen zagen onder meer op een negatieve houding van [verzoekster] , diverse emotionele reacties van [verzoekster] , het relatiebeheer tussen verschillende vestigingen van AHF en het leiderschap en de begeleiding van en door [verzoekster] .

1.7.

Na verschillende wijzigingen is het verbeterplan op 27 juli 2023 door [verzoekster] ondertekend. Het verbetertraject zou ingaan op 1 augustus 2023 en ongeveer zes maanden duren.

1.8.

Bij brief van 2 augustus 2023 heeft AHF [verzoekster] op non-actief gesteld.

1.9.

Op 28 augustus 2023 en 5 september 2023 hebben twee medewerkers van AHF, [naam 2] en [naam 3] , verklaringen afgegeven over hun ervaringen bij AHF. Zij hebben onder meer verklaard dat het management (bestaande uit [verzoekster] , [naam 5] en [naam 6] ) een toxische werkomgeving heeft gecreëerd. Het management zou nauwelijks aanwezig zijn op het kantoor van AHF en het was niet mogelijk om ideeën met het management te delen.

1.10.

Bij brief van 5 september 2023 heeft [verzoekster] AHF gesommeerd de non-actiefstelling op te heffen.

1.11.

Op 12 september 2023 heeft [verzoekster] een kort gedingprocedure aanhangig gemaakt, teneinde de non-actiefstelling ongedaan te maken.

1.12.

Op 13 september 2023 heeft [verzoekster] zich ziekgemeld.

1.13.

Op 18 september 2023 heeft AHF de non-actiefstelling opgeheven waarop [verzoekster] het kort geding heeft ingetrokken.

1.14.

Na intrekking van het kort geding heeft AHF [verzoekster] afgesloten van haar accounts en is de digitale toegang tot AHF haar ontzegd.

1.15.

Vervolgens heeft AHF op 16 oktober 2023 de sloten van het kantoor in Amsterdam vervangen, waarvan [verzoekster] niet op de hoogte is gesteld.

1.16.

Bij e-mail van 27 oktober 2023 heeft (de gemachtigde van) [verzoekster] aan AHF meegedeeld dat zij die dag een bezoek zou brengen aan het kantoor van AHF.

1.17.

Op 27 oktober 2023 heeft [verzoekster] het kantoor bezocht. Zij heeft een briefje achtergelaten met, onder meer, de volgende inhoud:

“(…) I was nearby and decided to stop by to say ‘hello’ and stay in contact as company doctor advised. It’s Friday noon (12:00) and nobody is in the office. I tried to open a door to see may be you are all in the kitchen, but my key did not work. The office lock is changed. (…)”

1.18.

Bij brief van 29 oktober 2023 heeft AHF aan [verzoekster] , onder meer, het volgende geschreven:

“(…) This letter constitutes notice that your employment with AIDS Healthcare Foundation is terminated immediately.

We have determined that your management of the bureau has resulted in the Amsterdam office being in severe disrepair.

The current performance improvement plan will not rectify these problems.

You will receive payment for any outstanding time due you and any mandatory bonus payments in short order.

We request that you return all AHF supplied equipment and refrain from making any further expenditures in AHF’s name. (…)”

1.19.

Uit de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 31 oktober 2023 volgt dat [verzoekster] arbeidsongeschikt is voor haar eigen functie wegens ziekte.

1.20.

Op 10 november 2023 heeft een oud-medewerker van AHF, [naam 7] , een verklaring afgelegd. Deze verklaring ziet voornamelijk op zijn negatieve ervaringen met [naam 5] .

Verzoek

2. [verzoekster] verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat het gegeven ontslag niet rechtsgeldig is gegeven en AHF te veroordelen in betaling van:
a. de transitievergoeding van € 62.593,62 bruto;
b. de gefixeerde schadevergoeding van € 49.798,24 bruto;
c. de billijke vergoeding van € 629.314,76 bruto;
d. de wettelijke rente over de verzochte bedragen vanaf de opeisbaarheid tot de algehele voldoening;
e. de proceskosten en nakosten.

3. Aan haar verzoek legt [verzoekster] – kort gezegd – ten grondslag dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geweest. Zij berust echter in de beëindiging van het dienstverband, maar nu het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven heeft zij naast een transitievergoeding en een vergoeding voor de onregelmatige opzegging, recht op een billijke vergoeding.

Verweer en tegenverzoek

4. AHF verweert zich tegen het verzoek. Zij realiseert zich inmiddels dat het waarschijnlijk geen rechtsgeldig ontslag op staande voet is geweest, maar is van oordeel dat de vorderingen van [verzoekster] niet onverkort kunnen worden toegewezen. AHF voert daartoe aan dat het kantoor in Amsterdam onder leiding van [verzoekster] een ongezonde werkplaats was geworden. AHF had dan ook met goede reden de kantonrechter kunnen verzoeken de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden. [verzoekster] had haar werknemers immers geïnstrueerd niets negatiefs met [naam 1] te delen, zodat AHF pas in het voorjaar van 2023 op de hoogte is geraakt van de werkwijze van [verzoekster] . AHF erkent de verschuldigdheid van de transitievergoeding, maar betwist de hoogte daarvan. Ook klopt volgens AHF de berekening van de gefixeerde schadevergoeding niet. Verder voert AHF aan dat er geen reden is voor toekenning van een billijke vergoeding, althans dat deze veel lager moet zijn dan door [verzoekster] gevorderd.

5. AHF verzoekt harerzijds, voor zover [verzoekster] terug komt op haar berusting in het ontslag en het ontslag op staande voet wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk te ontbinden.

Beoordeling

Opzegging

6. In deze procedure gaat het in de eerste plaats om de vraag of AHF de arbeidsover-eenkomst op 29 oktober 2023 per direct mocht opzeggen. Volgens de kantonrechter is dat niet het geval.

7. Ingevolge artikel 7:671 lid 1 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder (schriftelijke) instemming, tenzij - kort gezegd - toestemming is verleend door het UWV (sub a), de opzegging geschiedt in de proeftijd (sub b), er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet (sub c), of een van de andere in dat artikellid genoemde uitzonderingsgevallen (sub d t/m h) zich voordoet.

8. Vaststaat dat [verzoekster] niet met de opzegging heeft ingestemd, dat het UWV geen toestemming heeft verleend en dat de opzegging niet heeft plaatsgevonden in een proeftijd. Voor zover AHF betoogt dat sprake is van een (rechtsgeldig) ontslag op staande voet, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. De onverwijldheid, noch de dringende redenen blijken voldoende duidelijk uit de brief van 29 oktober 2023 (zie 1.18). Bovendien was [verzoekster] arbeidsongeschikt. Nu evenmin sprake is van een van de in artikel 7:671 lid 1 sub d t/m h BW genoemde uitzonderingsgevallen, betekent dit dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is en dus vernietigd kan worden.

9. [verzoekster] berust echter (om begrijpelijke redenen) in de beëindiging van het dienst-verband. De gevraagde verklaring voor recht kan daarmee worden gegeven.

Transitievergoeding

10. Beoordeeld dient vervolgens te worden in hoeverre [verzoekster] aanspraak maakt op de door haar verzochte vergoedingen; de transitievergoeding, de gefixeerde vergoeding en/of een billijke vergoeding.

10. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, is AHF de transitievergoeding verschuldigd. De kantonrechter stelt vast dat [verzoekster] niet op 1 oktober 2008 bij AHF in dienst is getreden, zoals [verzoekster] stelt, maar pas per 1 januari 2011. Niet alleen verrichte [verzoekster] van 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2010 werkzaamheden voor een andere (formele) werkgever, ook heeft zij ervoor gekozen om deze periode als zelfstandige werkzaam te zijn waarbij zij genoot van de daarbij horende fiscale voordelen. Dat destijds ook sprake was van een arbeidsovereenkomst, heeft [verzoekster] voor deze procedure niet eerder aan de orde gesteld. Het gaat niet aan om dan thans – in het kader van de transitievergoeding - opeens dat standpunt in te nemen.

10. Uitgaande van het basisloon van € 10.488,38 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantiebijslag van € 839,07 bruto per maand en de gemiddelde bonus van € 1.119,70 bruto per maand, berekend over de afgelopen drie jaar, bedraagt het salaris € 12.447,15 bruto per maand.

10. De transitievergoeding wordt gelet op het voorgaande door de kantonrechter vastgesteld op een bedrag van € 53.230,04 bruto. De wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, derhalve vanaf 29 november 2023.

Gefixeerde schadevergoeding

14. Ook de gevraagde gefixeerde schadevergoeding zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is AHF die vergoeding verschuldigd, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. Gelet op de duur van het dienstverband bedraagt de opzegtermijn drie maanden. Voor toekenning van een gefixeerde schadevergoeding die mede is gebaseerd op variabele (discretionaire) looncomponenten ziet de kantonrechter hier geen aanleiding. De gefixeerde schadevergoeding zal dan ook alleen worden berekend over het vaste loonbedrag van [verzoekster] inclusief 8% vakantiegeld. Uitgaande van een opzegtermijn van drie maanden is AHF aan [verzoekster] een gefixeerde schadevergoeding van € 33.982,35 bruto verschuldigd. Dat bedrag zal worden toegewezen. De wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 29 oktober 2023.

Billijke vergoeding

15. Gelet op artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW kan de kantonrechter een billijke vergoeding toekennen, indien is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Zoals hiervoor reeds overwogen, is dat hier aan de orde en dat valt – zeker in dit geval – AHF ernstig te verwijten. De kantonrechter zal dan ook [verzoekster] een billijke vergoeding toekennen.

15. In het kader van de billijke vergoeding wordt het volgende overwogen. Dat [verzoekster] thans berust in het einde van het dienstverband, is volledig aan AHF te wijten. Zij heeft het verbetertraject na één dag al stopgezet, heeft [verzoekster] vervolgens per direct en ten onrechte op non-actief gezet, heeft onder de dreiging van de kort geding tot weder-tewerkstelling de schorsing ingetrokken, maar vervolgens stiekem de sloten veranderd, zonder [verzoekster] daarvan op de hoogte te stellen. Het komt de kantonrechter voor dat AHF helemaal niet van plan was [verzoekster] weer toe te laten tot haar werkzaamheden. Van een wedertewerkstelling is het dan ook niet gekomen. Vervolgens heeft zij het dienstverband van [verzoekster] – zonder gegronde reden – met onmiddellijke ingang opgezegd. Dit terwijl [verzoekster] arbeidsongeschikt was en er dus een opzegverbod gold, terwijl er van een dringende reden geen sprake was. AHF heeft zich ten opzichte van [verzoekster] zeer ernstig verwijtbaar gedragen.

15. Het gaat er hier dus om dat [verzoekster] wordt gecompenseerd voor het verlies van haar dienstverband. [verzoekster] is 60 jaar oud en was niet voornemens zelf ontslag te nemen, maar ziet zich door de opstelling van AHF genoodzaakt te berusten in de beëindiging daarvan. Dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op verzoek van AHF zou hebben ontbonden, ligt niet in de lijn der verwachting, mede gelet op de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] . Het uitgangspunt is derhalve het inkomensverlies van [verzoekster] tot de pensioengerechtigde leeftijd.

15. [verzoekster] heeft het inkomensverlies gemotiveerd tot de pensioendatum berekend op een bedrag van € 540.074,42 bruto. Daar heeft AHF onvoldoende tegenovergesteld, anders dan dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2024 zou hebben ontbonden, hetgeen dus allerminst zeker is, en dat zij gemakkelijk een nieuwe vergelijkbare functie zal vinden. De kantonrechter deelt die mening niet. Nog los van de taal, zal het [verzoekster] gelet op haar leeftijd, kennis en ervaring, geruime tijd kosten (als het al lukt) om werk op vergelijkbaar niveau met een vergelijkbare honorering te vinden. Realistischer is het – zoals [verzoekster] ook doet – om uit te gaan van een fors lager salaris.

15. Alles overwegende acht de kantonrechter het juist om enigszins aan te sluiten bij de berekening van [verzoekster] en haar als billijke vergoeding een bedrag van € 400.000,- bruto toe te kennen. Daarin is verdisconteerd dat de mogelijkheid bestaat dat zij elders vergelijkbaar gehonoreerd werk vindt en het feit dat een arbeidsovereenkomst geen zekerheid tot de pensioendatum biedt. Ook de gemiste pensioenopbouw zit hierin verdisconteerd. De wettelijke rente over de billijke vergoeding wordt toegewezen, ingaande veertien dagen na de datum van deze beschikking. Dat laat AHF de tijd om voor uitbetaling zorg te dragen.

15. AHF heeft weliswaar gesteld dat zij een vergoeding als deze niet kan dragen, maar zij heeft dat onvoldoende onderbouwd. Bovendien geldt dat indien AHF US middels een stichting als AHF deelneemt aan het Nederlandse rechtsverkeer, zij dient in te staan voor de verplichtingen die haar hier worden opgelegd.

Tegenverzoek

21. Nu [verzoekster] niet is teruggekomen op haar berusting in het einde van het dienstverband en geen vernietiging heeft verzocht van het ontslag, is niet voldaan aan de voorwaarde van het tegenverzoek. Dit verzoek kan dus onbesproken blijven.

Proceskosten

22. Gelet op het verloop van de procedure wordt AHF in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten van [verzoekster] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 814,00
- griffierecht € 693,00
- nakosten € 68,00 (+ de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
----------------------
totaal € 1.575,00


BESLISSING

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat het ontslag van 29 oktober 2023 niet rechtsgeldig is gegeven;

veroordeelt AHF om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 53.230,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;

veroordeelt AHF om aan [verzoekster] de gefixeerde schadevergoeding te betalen van € 33.982,35 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;

veroordeelt AHF om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 400.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 februari 2024;

veroordeelt AHF in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 1.575,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als AHF niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het anders of meer verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter en op 5 februari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M. Hillebrink de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.