Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2024:7882

Rechtbank Amsterdam
03-12-2024
13-05-2025
AWB - 22 _ 5842
Bestuursprocesrecht
Eerste aanleg - meervoudig,Beschikking

Eiseressen hebben verzocht om nadeelcompensatie, omdat een tramhalte is vervallen. De verschuldigde vergoeding is vastgesteld op nihil. Eiseressen komen hiertegen op. De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak om advies gevraagd. De rechtbank volgt de Stichting in zijn conclusies. De verschuldigde vergoeding is terecht vastgesteld op nihil. Beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 22/5842

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

Beneluxbaan Vastgoed B.V. en

Risaliet B.V.

beide te Amsterdam, hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen,

(gemachtigde: mr. H.X. Botter),

en

het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam, verweerder (hierna: de Vervoerregio)

(gemachtigde: mr. V.R.C. van Ahee).

Procesverloop

Op 1 september 2022 (het bestreden besluit) heeft de Vervoerregio de tegemoetkoming nadeelcompensatie voor eiseressen vastgesteld op nihil.

Eiseressen hebben met instemming van de Vervoerregio rechtstreeks beroep ingesteld tegen dit besluit.1

De Vervoerregio heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2023. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, [persoon 1], directeur van Maarsen Groep Management B.V. en [persoon 2], directeur van Zadelhoff Beheer B.V. De Vervoerregio heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [persoon 3], jurist bij de Vervoerregio, [persoon 4], opdrachtgever, en [persoon 5], omgevingsmanager.

De rechtbank heeft Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) verzocht een onderzoek in te stellen.2 Op 24 april 2024 heeft StAB een rapport uitgebracht. Eiseressen en de Vervoerregio hebben op het verslag en vervolgens op elkaar gereageerd.

De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij een nadere zitting wensen. Geen van de partijen heeft aangegeven opnieuw op zitting gehoord te willen worden. De rechtbank heeft daarom bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Eiseressen zijn ieder voor 50% eigenaar van het kantoorpand [het pand] (hierna: het pand). Zij verhuren het pand. Vlakbij het pand bevond zich de tramhalte ‘[tramhalte]’ (hierna: de tramhalte), waar tot maart 2019 tramlijn 51 halteerde.

2. Op 15 december 2015 heeft de Regioraad van de voormalige Stadsregio Amsterdam besloten om tramlijn 51 te vervangen door de Amstelveenlijn. Onderdeel van dit project is het vervallen van de tramhalte. De tramhalte is op 3 april 2019 fysiek verwijderd. Sinds
13 december 2020 rijdt de nieuwe Amstelveenlijn.

3. Op 17 mei 2019 hebben eiseressen nadeelcompensatie bij de Vervoerregio aangevraagd ter hoogte van € 2.167.000,-. Eiseressen vinden namelijk dat zij door het vervallen van de tramhalte onevenredige schade lijden, omdat de waarde van het pand in bijzondere mate afhankelijk is van het ongewijzigd voortbestaan van de tramhalte waarop de ligging van het pand fysiek is aangepast. Eiseressen hebben hun verzoek gebaseerd op een schaderapport van taxateurs O. van den Braak en mr. S. Berns, beiden werkzaam bij Gloudemans.

4. Met het bestreden besluit heeft de Vervoerregio de tegemoetkoming nadeelcompensatie van eiseressen vastgesteld op nihil. De toerekenbare waardevermindering is namelijk vastgesteld op € 550.000,- en de aftrek voor het normaal maatschappelijk risico op € 707.500,-.

Het oordeel van de rechtbank

5. De rechtbank moet in deze procedure de vraag beantwoorden of de Vervoerregio de tegemoetkoming nadeelcompensatie met juistheid heeft vastgesteld op nihil.

Welke regelgeving is van toepassing?

6. Op 1 januari 2024 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten, voor zover betrekking hebbend op nadeelcompensatie in werking getreden. Uit het overgangsrecht van artikel IV, eerste lid, van deze wet volgt dat het recht zoals dat gold vóór inwerkingtreding van deze wet op deze procedure van toepassing blijft.

7. Ten tijde van de bestreden besluitvorming gold de Verordening van de regioraad van de Vervoerregio Amsterdam houdende regels voor de nadeelcompensatie Amsteltram (de Verordening). Dit betekent dat de Verordening in deze procedure van toepassing is.

Schadeoorzaak

8. Allereerst is tussen partijen in geschil welke gebeurtenis als schadeoorzaak moet worden aangemerkt: het gehele besluit van 15 december 2015 of slechts het opheffen/vervallen van de tramhalte.

9. De rechtbank overweegt dat eiseressen in hun verzoek om nadeelcompensatie hebben gevraagd om vergoeding van de schade die zij lijden door het besluit van
15 december 2015. In dit verzoek staat ten aanzien van de schadeoorzaak:

“De Regioraad van de voormalige Stadsregio Amsterdam heeft op 15 december 2015 besloten sneltramlijn 51 te vervangen door een hoogwaardige railverbinding, de Amstelveenlijn. Onderdeel van dit besluit is het vervallen van de halte "[tramhalte]". Mijn cliënten lijden door dit besluit van de Regioraad onevenredige schade die zij op de voet van de geldende nadeelcompensatieregeling vergoed wensen te krijgen van de Vervoerregio. Zij menen dat zij onevenredig zwaar worden getroffen door de realisering van de Amstelveenlijn in vergelijking met andere eigenaren van kantoorgebouwen, omdat de waarde van hun onroerend goed in bijzondere mate afhankelijk is van het ongewijzigd voortbestaan van halte [tramhalte], waarop de

ligging van hun kantoorgebouw fysiek is aangepast.”


De rechtbank is van oordeel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan dat eiseressen hebben gevraagd om vergoeding van de schade die zij hebben geleden als gevolg van het besluit van 15 december 2015 tot realisatie van de Amstelveenlijn (waarvan onderdeel is het vervallen van de tramhalte), zodat dit als schadeoorzaak moet worden aangemerkt.

10. Dat geldt temeer, nu op grond van de Verordening overheidsbesluiten of overheidshandelingen kunnen worden aangemerkt als schadeoorzaak. De rechtbank ziet hierin geen ruimte om bij een schadebegroting alleen te kijken naar een bepaald onderdeel van een besluit en de rest van dat besluit buiten beschouwing te laten. Alleen het vervallen van de tramhalte aanmerken als schadeoorzaak zou tot gevolg hebben dat de eventuele voordelen van het besluit bij de begroting van de geleden schade buiten beschouwing worden gelaten zodat die schadebegroting niet overeenkomt met de daadwerkelijk door eiseressen geleden schade. De rechtbank is van oordeel dat een partij in een situatie als deze niet op die manier zelf de grenzen van de schadeveroorzakende gebeurtenis kan afbakenen en strategisch kan opereren. Ook een redelijke uitleg van de Verordening brengt dus mee dat het gehele besluit van 15 mei 2015 als schadeoorzaak moet worden aangemerkt.

11. Voor zover eiseressen de handeling van het fysiek verwijderen van de tramhalte als schadeoorzaak zouden willen aanmerken, geldt bovendien dat het in het voordeel van eiseressen is om het besluit van 15 december 2015 als schadeveroorzakende gebeurtenis aan te merken. Onweersproken is namelijk dat de tram op de datum van het fysiek verwijderen van de tramhalte niet meer ter plaatse reed, zodat dit geen gevolgen had voor de bereikbaarheid van het pand van eiseressen. Als de datum van de werkzaamheden als peildatum zou gelden, betekent dit daarom dat op de peildatum geen sprake is van schade. Zoals eiseressen zelf ook stellen, moet een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie dat er nog wel trams stopten bij de tramhalte en de situatie waarin dit niet meer gebeurde. Dit is het gevolg van het besluit tot het vervangen van tramlijn 51 voor de Amstelveenlijn, dat wil zeggen van het besluit van 15 december 2015.

Schadebegroting

12. De rechtbank heeft StAB gevraagd om te adviseren over de omvang van de schade van eiseressen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is StAB te beschouwen als een onafhankelijke deskundige en mag de bestuursrechter in beginsel op het door StAB uitgebrachte deskundigenrapport afgaan. Dat is slechts anders, indien het deskundigenrapport onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.3

13. Tussen partijen is niet in geschil – en ook StAB gaat daarvan uit – dat het besluit van 15 december 2015 nadelig is voor de bereikbaarheid van het pand. De ligging van de tramhalte direct achter het gebouw, waar tram 51 halteerde, was een unique selling point. Reizigers konden direct vanaf de halte het terrein van het pand oplopen en waren binnen enkele stappen binnen. In de nieuwe situatie zullen tramreizigers gebruik maken van de halte Meent, op enkele minuten loopafstand van het pand. Aangezien het besluit van 15 december 2015 als schadeoorzaak moet worden aangemerkt, moeten ook de voordelen van dit besluit bij de begroting van de schade worden betrokken. De rechtbank zal hieronder op die voordelen ingaan.

14. StAB is in zijn rapport uitgebreid op de voordelen van het besluit van 15 december 2015 ingegaan. StAB heeft – onder meer – geconcludeerd dat het opheffen van vier haltes en het samenvoegen van twee haltes de reistijd verkort. Ook het vervangen van drie gelijkvloerse kruisingen door ongelijkvloerse kruisingen verkort de reistijd en verbetert de betrouwbaarheid van de reistijd en verkeersveiligheid. Door de verkorte reistijd kan de frequentie worden opgevoerd, waardoor sprake is van een nog kortere reistijd en een grotere vervoerscapaciteit. De verbeterde verkeersveiligheid en grotere snelheid door de ongelijkvloerse kruisingen zijn positief voor de automobilisten. Dit alles verbetert de bereikbaarheid van het kantoorgebouw.

15. Eiseressen voeren aan dat StAB de beschreven voordelen buiten beschouwing had moeten laten, onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt en te hoog heeft begroot. Afgaande op het dashboard op de website van de Vervoerregio is de punctualiteit vooralsnog slechts met 0,2% verbeterd. Dat de tram in de nieuwe situatie sneller op de eindbestemming zal zijn, bouwt voort op de onjuiste gedachte dat de tram in de oude situatie altijd bij de opgeheven haltes stopte. Als de tram al stopte bij één van deze haltes, is de halteertijd slechts ongeveer zestien seconden. De tijdwinst is dan ook zeer beperkt. Ook geldt dit voordeel niet voor bezoekers van het pand, omdat zij naar een andere halte moeten lopen en daarbij enkele minuten marge in acht moeten nemen. Dit doet de tijdwinst teniet. Tot slot heeft StAB volgens eiseressen een kennelijke fout gemaakt in zijn rapport ten aanzien van de m²-prijs van de onderste verdiepingen in het scenario dat alleen het vervallen van de tramhalte als schadeoorzaak wordt aangemerkt.

16. De rechtbank ziet in wat eiseressen hebben aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de conclusies zoals beschreven in het StAB-rapport. De door StAB bij de schadebegroting in aanmerking genomen voordelen volgen uit hetzelfde besluit als het gestelde nadeel. Bovendien zien zowel het gestelde nadeel, als de betrokken voordelen op de bereikbaarheid van het pand. Er is daarom sprake van voldoende samenhang tussen het nadeel en de betrokken voordelen, zodat voordeelverrekening redelijk is. De rechtbank overweegt verder dat de 0,2% een verbetering is, ook al is die minimaal. Voor zover eiseressen betogen dat de tijdwinst slechts ongeveer zestien seconden bedraagt, overweegt de rechtbank dat hierbij ook in aanmerking moet worden genomen dat een tram moet remmen en weer moet opstarten. Door de afname van de hoeveelheid haltes is de doorstroming beter.

17. De door eiseressen gestelde kennelijke fout ziet op de schadeberekening van StAB in het scenario waarin slechts het weghalen van de tramhalte als schadeoorzaak zou worden aangemerkt. Aangezien de rechtbank het gehele besluit van 15 december 2015 aanmerkt als schadeoorzaak, kan ook deze grond niet slagen.

18. De rechtbank volgt StAB dan ook in haar conclusie dat de schade van eiseressen als gevolg van het besluit van 15 december 2015 tot het realiseren van de Amstelveenlijn, rekening houdende met de voordelen die hiervan ook het gevolg zijn, € 240.000,- bedraagt.

Normaal maatschappelijk risico

19. Eiseressen voeren tot slot aan dat het normaal maatschappelijk risico op 2% moet worden vastgesteld.

20. StAB heeft bij de beoordeling van het normaal maatschappelijk risico betrokken: (a) de schadeveroorzakende ontwikkeling, (b) de aard en omvang van de schade en (c) de vraag of de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Die laatste vraag heeft StAB beoordeeld aan de hand van twee criteria: (i) de ruimtelijke structuur van de omgeving en (ii) het in een reeks van jaren gevoerde beleid. Zij heeft overwogen dat het opwaarderen van een openbaar-vervoerslijn een normale maatschappelijke ontwikkeling is. Voor het opwaarderen in de zin van het verhogen van de snelheid is het vervallen van haltes een reële optie die in de grote steden wordt toegepast. StAB heeft verder overwogen dat de oude situatie reeds bestaand was en daarom wellicht in de ruimtelijke structuur paste. Het vervallen daarvan ligt daardoor misschien minder snel voor de hand, zeker als niet naar de locatie zelf dient te worden gekeken, maar naar de omgeving ervan. In dit geval biedt de omgeving van de tramhalte echter wel aanknopingspunten: op korte afstand lagen twee andere tramhaltes. Dit was één van de redenen om de tramhalte te laten vervallen. Een andere reden is het relatief gering aantal reizigers dat van de tramhalte gebruik maakte. StAB concludeert daarom dat aan het criterium (i) deels is voldaan. Ten aanzien van criterium (ii) overweegt StAB dat voldoende is gebleken dat sinds het realiseren van de tramhalte in 1991 al is gesproken over het opwaarderen van de lijn. Sinds 2008 is expliciet aangegeven dat daarbij haltes kunnen komen te vervallen, waaronder de tramhalte. Op 15 december 2015 was dan ook sprake van een beleid van meerdere jaren waaruit de ombouw en het vervallen van de tramhalte bleek. Aan dit criterium is volgens StAB daarom geheel voldaan. Gelet hierop, en in aanmerking nemende de factoren (a) en (b), alsmede het feit dat op grond van de Verordening een ondergrens van 2% voor normaal maatschappelijk risico geldt, acht StAB een normaal maatschappelijk risico van 4% verdedigbaar. Het normaal maatschappelijk risico komt daarmee op een bedrag van € 520.800,-.

21. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van StAB overtuigend en concludent zijn. StAB heeft dit helder, en aan de hand van de criteria die zijn geformuleerd in de rechtspraak van de Afdeling, gemotiveerd. Dat in beleidsstukken of anderszins niet eerder dan in 2013 concreet is gesproken over het vervallen van de tramhalte, doet daar niet aan af. Dat de specifieke ontwikkeling al jaren van tevoren is aangekondigd is namelijk geen vereiste, het gaat erom of de ontwikkeling past in het gevoerde beleid en de ruimtelijke structuur. De rechtbank volgt StAB daarom ook in zijn conclusie ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico.

Conclusie

22. Gelet op het bovenstaande heeft de Vervoerregio de verschuldigde vergoeding op goede gronden vastgesteld op nihil; het normaal maatschappelijk risico is hoger dan de schade van eiseressen.

23. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseressen geen gelijk krijgen. De Vervoerregio hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. M.W. Speksnijder en mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. T.W. Steenhoff, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

1 Op grond van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2 In de zin van artikel 8:47 van de Awb.

3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:821.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.