Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2025:1133

Rechtbank Amsterdam
23-01-2025
05-03-2025
9174805 \ CV EXPL 21-6267
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Verstek,Tussenuitspraak

Ambtshalve toetsing consumentenrecht. Aankoop horloge. Gesteld in hoedanigheid van rechtspersoon gekocht. Doel overeenkomst is bepalend voor aanmerking als consument. Eisende partij moet zich uitlaten over informatieplichten. Achteraf betaalmethode (BNPL) In3. Oneerlijke bedingen in die betaalvoorwaarden. Vorm van kredietverstrekking. Uitzondering 7:58 lid 2 onder e BW? Eisende partij moet onderbouwd toelichten dat niet betalende consumenten geen substantieel onderdeel van inkomsten zijn, dus uitlaten over verdienmodel. Verwijzing naar rapport AFM.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK [woonplaats]

Civiel recht

Kantonrechter

Zaaknummer: 9174805 \ CV EXPL 21-6267

Vonnis van 23 januari 2025

in de zaak van

CAPACCS INVEST B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

eisende partij,

gemachtigde: ACCS Incasso,

tegen

[gedaagde] , voorheen handelende onder de naam [bedrijf]

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij,

niet verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding, met producties,

- het tegen gedaagde partij verleende verstek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De beoordeling

2.1.

Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij in de hoedanigheid van een rechtspersoon goederen heeft gekocht bij webwinkel Watches4Watch B.V. (hierna: de webwinkel).

2.2.

Die stelling vindt geen steun in de processtukken. Uit de factuur blijkt dat het gaat om de aanschaf van een herenhorloge. De factuurdatum is 22 mei 2019. De (voormalige) onderneming van gedaagde partij is echter pas opgericht ná die datum, zodat gedaagde partij deze aankoop niet in de gestelde hoedanigheid kan hebben gedaan. Zelfs als dat anders zou zijn, is de omstandigheid dat iemand een onderneming drijft niet allesbepalend voor de vraag of diegene al dan niet als consument is aan te merken. Hiervoor is van belang met welk doel de overeenkomst is aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van het goed waarop de betrokken overeenkomst betrekking heeft (HvJEU 3 september 2015, C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea)).

2.3.

Nu daarover niets is gesteld en een herenhorloge in de regel geen aankoop is die wordt gedaan ten behoeve van een koeriersbedrijf, wordt gedaagde partij als consument aangemerkt, zodat ambtshalve moet worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet worden getoetst of de webwinkel de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).

Informatieplichten

2.4.

Eisende partij heeft in de dagvaarding niet gemotiveerd gesteld dat is voldaan aan de informatieplichten die gelden voor een overeenkomst op afstand (artikel 6:230m lid 1 en 6:230v BW). Eisende partij wordt opgedragen zich hierover bij akte uit te laten. In dit verband wordt verwezen naar het Arvato-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1677) en het naar aanleiding van dat arrest tot stand gekomen sanctiemodel (Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten).

Toetsing van bedingen

2.5.

Eisende partij stelt in de dagvaarding dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van de webwinkel van toepassing zijn. Deze zijn overgelegd.

2.6.

Gedaagde partij heeft volgens eisende partij gekozen voor de betaalmethode ‘gespreid betalen’ van Capayable B.V. tevens handelend onder de naam In3 (hierna: In3). Daarbij worden geen rente en/of extra kosten in rekening gebracht, aldus eisende partij.

2.7.

Hierdoor zijn de betalingsvoorwaarden van In3 ook van toepassing. Deze heeft eisende partij overgelegd. In deze betalingsvoorwaarden staan de volgende bedingen:

Artikel 3. Wijze van betalen

1. De Opdrachtgever heeft In3 een volledige volmacht gegeven om de factuur af te handelen. Hieronder is tevens het inschakelen van een derde partij inbegrepen. In3 is tevens gemachtigd om een incassobureau, advocaat of deurwaarder in te schakelen om de factuur af te handelen. Daarnaast is In3 volledig gemachtigd om rente en kosten in rekening te brengen wanneer volledige betaling van de factuur uitblijft. (…)

Artikel 6. Verzuim

(…) 4. In3 en/of de door haar ingeschakelde derde is gerechtigd om de openstaande vordering te verhogen met alle zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke kosten veroorzaakt door het uitblijven van de betaling, waaronder ook de kosten van een advocaat, een gerechtsdeurwaarder en/of een incassobureau. Voor de buitengerechtelijke kosten geldt:

• Indien je niet handelt in de uitoefening van een bedrijf of beroep, worden buitengerechtelijke incassokosten na het verlopen van de termijn zoals gesteld in de ingebrekestelling in rekening gebracht volgens het “Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten”, zoals genoemd in lid 6 van artikel 6:96 BW, met een minimum van € 40,00 exclusief btw. (…)

2.8.

De kantonrechter is van oordeel dat de bedingen die In3 de mogelijkheid geven om rente en buitengerechtelijke kosten in rekening te brengen niet oneerlijk zijn, omdat wordt verwezen naar de wettelijke regelingen hierover.

2.9.

Het beding op grond waarvan gerechtelijke kosten bij de consument in rekening kan worden gebracht wordt wel als oneerlijk aangemerkt, omdat in het beding staat dat de consument álle gerechtelijke kosten verschuldigd is, waaronder de kosten van een advocaat. Dit geeft In3 de mogelijkheid om onbeperkt kosten te maken en die bij de consument neer te leggen, ook als de gerechtelijke kosten door de rechter niet (volledig) zijn toegewezen. Dat zorgt voor een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen, ten nadele van de consument.

2.10.

De kantonrechter is daarom voornemens het beding over de gerechtelijke kosten te vernietigen. Gevolg daarvan is niet alleen dat eisende partij zich niet langer op dat beding kan beroepen, maar ook dat een beroep op de wettelijke regelingen die van toepassing zouden zijn als de bedingen niet in de overeenkomst zouden staan niet mogelijk is (arresten Dexia van 27 januari 2021, C-229/19 en Gupfinger, C-625/21 van het Europese Hof van Justitie). Dat zou in dit geval dus betekenen dat eisende partij geen aanspraak kan maken op een op de wet gebaseerde proceskostenvergoeding.

2.11.

Voordat tot vernietiging wordt overgegaan, wordt eisende partij in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.

Kredietovereenkomst

2.12.

Uitgestelde betaling is een vorm van kredietverstrekking. Vraag is of deze vorm van kredietverstrekking valt onder de uitzondering genoemd in artikel 7:58 lid 2 onder e BW (kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten en kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald en slechts onbetekenende kosten worden aangerekend). Aan de Hoge Raad zijn hierover prejudiciële vragen gesteld, die door de Hoge Raad gedeeltelijk zijn beantwoord (ECLI:NL:HR:2023:1006). Voor het begrip ‘kosten’ moet worden aangesloten bij het begrip ‘totale kosten van het krediet voor de consument’ als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 onder g BW. Vraag is of ook de bedongen rente en (buiten)gerechtelijke kosten onder de totale kosten van het krediet vallen. De vragen hierover heeft de Hoge Raad niet zelf beantwoord, maar gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Europese Hof heeft geantwoord, kort gezegd, dat vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten onder de totale kosten van het krediet vallen als de kredietgever er, teneinde een economisch voordeel te verkrijgen, vanaf de sluiting van de kredietovereenkomst al op anticipeert dat de consument zijn betalingsverplichting niet zal nakomen (ECLI:EU:C:2024:895).

2.13.

Eisende partij dient zich daarom in het licht van het voorgaande uit te laten over het verdienmodel van In3. Daarbij wordt gewezen op het rapport “Buy Now, Pay Later, Verkenning van een nieuwe trend” van de AFM uit 2022, in het bijzonder paragraaf 4.5, waaruit volgt dat veel kredietverstrekkers die een achteraf betaalmethode een substantieel deel van hun inkomsten genereren uit niet-betalende consumenten. In3 is één van de kredietverstrekkers die door de AFM is onderzocht en daarom wordt op voorhand ervanuit gegaan dat dit ook (onderdeel van) het verdienmodel van In3 is. Eisende partij krijgt de gelegenheid onderbouwd toe te lichten dat dit niet het geval is. De kantonrechter wijst de eisende partij in dit kader, gelet op de aard van de gevraagde gegevens, op het bepaalde in artikel 22 lid 2 en 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en 22a lid 3 Rv. Mocht de eisende partij daarop een beroep willen doen, dan moet zij dit motiveren.

2.14.

Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat de rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten deel uitmaken van het verdienmodel en de kredietovereenkomst daarom niet is uitgezonderd van het toepassingsgebied van titel 7.2A BW, dan zal de kantonrechter ambtshalve moeten toetsen of de informatieplichten van de artikelen 7:60 en 7:61 BW zijn nageleefd en of de in artikel 4:34 Wft bedoelde kredietwaardigheidstoets is uitgevoerd. Als daar niet aan is voldaan, of als de eisende partij er niet in slaagt aan te tonen dat daaraan is voldaan, zal de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. De kantonrechter zal de eisende partij in de gelegenheid stellen om ook op dit punt een toelichting, voor zover mogelijk onderbouwd met bewijsstukken, te geven.

2.15.

De zaak wordt voor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.4 (informatieplichten), 2.10 (voorgenomen vernietiging oneerlijk beding), 2.13 (verdienmodel kredietverstrekker) en 2.14 (informatieplichten krediet) verwezen naar de rol.

2.16.

Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.

2.17.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 De beslissing

De kantonrechter

3.1.

verwijst de zaak naar de rol van donderdag 20 februari 2025 om 10.00 uur voor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.4, 2.10, 2.13 en 2.14,

3.2.

bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.16,

3.3.

houdt iedere verdere beslissing aan.


Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op
23 januari 2025.

991

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.