Beoordeling door de voorzieningenrechter
Wat ging er vooraf aan de afwijzing?
3.1.
Verzoekster is een alleenstaande vrouw met twee meerderjarige kinderen. Verzoekster maakt gebruik van een rolstoel en is daarom samen met haar kinderen op
7 juli 2022 verhuisd naar haar huidige woning aan de Borneostraat [huisnummer] – een 4 kamerwoning met destijds het label rolstoelwoning. Verzoekster huurt de woning van [woningcorporatie] . Later, toen verzoekster de woning al had betrokken, bleek dat de woning op meerdere punten niet rolstoelgeschikt was en dat de woning ten onrechte zo geadverteerd stond op Woningnet. In deze procedure gaat het om de aanpassing van de keuken.
3.2.
Het IAB1 heeft na onderzoek en een huisbezoek op 19 december 2022 positief geadviseerd op de plaatsing van een onderrijbare keuken. In het advies is te lezen dat de keuken geen adequate keuken is voor iemand die in een rolstoel zit. Verder heeft het IAB destijds geadviseerd voor een vast aanrechtblad, op de hoogte van de kinderen, omdat verzoekster een in hoogte verstelbare rolstoel zou krijgen in januari 2024. In het dossier is te lezen dat een medewerker van Reade de gemeente later heeft geadviseerd om een in hoogte verstelbaar aanrechtblad te plaatsen, mits het IAB de beperkte handfunctie die verzoekster naar voren bracht medisch kan onderbouwen.
3.3.
Partijen hebben vervolgens veel contact gehad over de omvang, details en de (on)mogelijkheden van de keukenaanpassing. In een e-mail van 28 juni 2023 is te lezen dat het college feitelijk heeft toegezegd de keuken te plaatsen door te vragen of verzoekster akkoord was zodat de plaatsing van de keuken in gang gezet kon worden. Het ging daarbij om een keuken met een in hoogte verstelbaar aanrechtblad.
3.4.
Vervolgens is het traject van de keukenaanpassing stopgezet, omdat een bouwkundige van het college, na opnieuw een huisbezoek en overleg met [woningcorporatie] , concludeerde dat de woning, ook na een keukenaanpassing, niet geschikt is als rolstoelwoning. Er is toen een intern traject gestart bij [woningcorporatie] om verzoekster een vervangende woning aan te bieden, wat tot op heden niet is gelukt. Het label rolstoelwoning is van de woning verwijderd.
4. Het college heeft – kort samengevat – de aanvraag om een woningaanpassing afgewezen, omdat verhuizen in dit geval de voorliggende, meest goedkope, adequate voorziening is. Een nieuwe keuken is geen duurzame oplossing, omdat de woning op meerdere punten niet rolstoel geschikt blijft volgens het college. Daar komt bij dat de totale kosten van de aanpassing de grens overstijgen van €10.000,-.2 Verzoekster heeft een indicatie gekregen voor een rolstoelwoning met urgentie ‘dringend’ en het college verwacht dat de verhuizing binnen een jaar plaats kan vinden.
5. Verzoekster heeft aangevoerd dat de aanpassing van haar keuken noodzakelijk is voor haar functioneren en zelfredzaamheid. Zij is in huis gebonden aan haar rolstoel en is inmiddels al twee jaar niet in staat om haar keukenkastjes te bereiken en adequaat (en veilig) te koken. Dit heeft al meerdere keren geleid tot brandwonden omdat zij nauwelijks bij het fornuis kan. Verzoekster benadrukt dat zij, terecht, in de veronderstelling was dat zij naar een rolstoelgeschikte woning zou verhuizen. Verzoekster geeft aan dat zij bereid is naar een andere woning te verhuizen, maar dat er tot nu toe, anders dan het college stelt, nog geen geschikte woningen aan haar zijn aangeboden. Ook wil verzoekster bij verhuizing gecompenseerd worden voor de investeringen die zij heeft gedaan en voor de kosten van een verhuizing. Verzoekster zoekt ook zelf op woningnet, maar ondanks het label dringend is zij nog niet in aanmerking gekomen voor een geschikte woning. Dat komt onder andere omdat het label rolstoelwoning is verwijderd van de woning, waardoor zij geen rolstoelwoning achterlaat, en dus geen voorrang krijgt op bijvoorbeeld gezinnen met minderjarige kinderen. Ook speelt haar parten dat zij haar zoekpunten op woningnet, ondanks herhaaldelijk aandringen bij de gemeente, niet terugkrijgt. Verzoekster vindt dat de woning voor haar rolstoelgeschikt is, als de keuken wordt aangepast. De overige gebreken – de badkamer en de drempels – zijn al opgelost door [woningcorporatie] .
Overwegingen van de voorzieningenrechter
6. Niet in geschil is dat verzoekster is aangewezen op een gelijkvloerse rolstoelgeschikte woning met drie slaapkamers. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat gelet op alles wat er speelt de kinderen van verzoekster tijdelijk elders wonen, maar terug verhuizen indien het woonprobleem is opgelost. Tussen partijen is ook niet in geschil dat verzoekster ernstige beperkingen ervaart in haar woning. Wat wel ter discussie staat, is hoe het woonprobleem van verzoekster moet worden opgelost. Verzoekster wil graag een onderrijkeuken met een verstelbaar aanrechtblad. Volgens het college geldt het primaat3 van verhuizen, omdat verhuizen een goedkopere, en een geschikte adequate oplossing is.
7. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep komt het verhuisprimaat als zodanig niet in strijd met de Wmo.4 Dit laat onverlet dat steeds de vraag moet worden beantwoord of toepassing van dit primaat in een concreet geval een adequate oplossing vormt voor het concrete woonprobleem.5 Dit moet het college onderzoeken. Daartoe moet het college alle relevante feiten en omstandigheden onderzoeken, waaronder de kosten van de aanpassing van de eigen woning en de daadwerkelijke beschikbaarheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen andere woningen voor de aanvrager.6 Het college moet vervolgens een integrale belangenafweging maken tussen verhuizen en – in dit geval – het aanpassen van de woning met een nieuwe keuken waarbij het alle door de aanvrager naar voren gebrachte omstandigheden betrekt.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onderzoek van het college niet aan deze vereisten voldoet en dat het besluit gebrekkig is gemotiveerd en overweegt als volgt.
8.1.
Verhuizen is alleen een adequate voorziening als binnen een redelijke termijn een woning beschikbaar komt. Daarom moet het college onderzoek doen, en bij de beoordeling meenemen of er daadwerkelijk – binnen een redelijke termijn – een geschikte woning beschikbaar is. In dit geval is het college uitgegaan van de verwachting dat verzoekster binnen één jaar kan verhuizen naar een geschikte woning. Op de zitting heeft het college genoemd dat er gemiddeld een wachttijd van 1 tot 6 maanden geldt. In dit geval staat vast dat verzoekster in elk geval al anderhalf jaar wacht op een geschikte woning, waarbij zij ook zelf actief naar een woning heeft gezocht. Tussen partijen staat vast dat er maar heel weinig geschikte woningen voor verzoekster zijn in Amsterdam – rolstoelgeschikt met meerdere slaapkamers. Daar komt bij dat verzoekster onweersproken heeft uitgelegd dat het label dringend, gelet op de voorrangsregels, niet veel toevoegt en dat zij bij andere corporaties dan [woningcorporatie] nooit kans maakt. Verder is op de zitting door [woningcorporatie] bevestigd dat er in de afgelopen periode bij [woningcorporatie] geen voor verzoekster geschikte woningen beschikbaar zijn gekomen en er daarom ook nog geen woningen zijn aangeboden aan verzoekster.
8.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het college hieruit moeten afleiden dat er niet op redelijke termijn een geschikte woning beschikbaar komt. Ten onrechte verwachtte het college dat binnen afzienbare tijd een woning beschikbaar zou zijn. Ook heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat verzoekster meerdere geschikte woningen heeft afgewezen, zoals het college stelt.
8.3.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het volledige financiële plaatje. Verzoekster heeft onderbouwd dat er geschikte keukens beschikbaar zijn die, inclusief montage, rond de €10.000,-, kosten, het bedrag dat is genoemd als grens in het Financieel besluit. De offertes waar verzoekster dit mee heeft onderbouwd zijn van een partij die eerder door het college is goedgekeurd. Het college stelt enkel dat de kosten van de aanpassing de grens overstijgen, maar voor de rechtbank is niet inzichtelijk waar deze kosten op gebaseerd zijn. Daar staat tegenover dat uit het dossier blijkt dat verzoekster allerlei voorstellen heeft gedaan de kosten te drukken.
8.4.
Bovendien heeft verzoekster onweersproken gesteld dat een verhuizing voor haar heel kostbaar is. Verzoekster heeft veel investeringen gedaan in haar woning waaronder een compleet nieuwe vinyl vloer, noodzakelijk voor haar rolstoelverzekering. Ook is hierbij van belang dat verhuizen voor iemand die rolstoelafhankelijk überhaupt kostbaar(der) is en meer moeite kost. Uit niets blijkt dat het college onderzoek heeft gedaan naar de kosten van de verhuizing en dat het college deze kosten heeft betrokken bij de beoordeling door ze af te wegen tegen de kosten van de aanpassing van de keuken. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader ook dat van belang is dat verzoekster buiten haar schuld om is verhuisd naar een ongeschikte woning. Zij heeft de investeringen in de woning gedaan met het idee dat zij daar permanent zou blijven wonen. Dat de woning later ongeschikt blijkt te zijn mag niet voor verzoeksters rekening en risico komen.
8.5.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht en gemotiveerd dat het verhuisprimaat in het geval van verzoekster een adequate oplossing vormt voor haar concrete woonprobleem. Aan de ene kant heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat er binnen afzienbare tijd een passende woning voor verzoekster beschikbaar is. Aan de andere kant heeft het college niet een compleet financieel beeld geschetst. Met name heeft het college geen rekening gehouden met de kosten van verhuizing, en heeft het college niet onderbouwd dat de kosten van een nieuwe keuken daadwerkelijk (substantieel) hoger zullen zijn dan de grens van € 10.000,- die het college hanteert. Het college zal dit onderzoek opnieuw moeten gaan uitvoeren, in overleg met verzoekster.
8.5.
Bij de belangenafweging die het college na afronding van het onderzoek moet maken, dient het college ook de volgende omstandigheden te betrekken: het feit dat verzoekster al sinds 2022 de dupe is van een verkeerd aangeboden woning en de gevolgen die dat voor haar heeft, en het feit dat het college eerder een toezegging heeft gedaan om de keuken te plaatsen.
8.6.
Dat de woning na de keukenaanpassing in dit concrete geval niet volledig rolstoelgeschikt is in de zin dat de woning weer het label rolstoelgeschikt kan krijgen doet hier niet aan af. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat verzoekster zelf de woning geschikt vindt nadat de keuken zal zijn aangepast, en het feit dat [woningcorporatie] ermee instemt dat verzoekster in de woning blijft wonen nadat de keuken is aangepast, ook zonder dat de woning het label rolstoelwoning heeft.
9. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het college zal opnieuw onderzoek moeten doen en opnieuw op het bezwaar van verzoekster moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Het college krijgt hier een termijn voor van zes weken. Omdat op het beroep van verzoekster is beslist, bestaat geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van verzoekster met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van zes weken;
- -
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. J.L. van Egmond, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024.
griffier voorzieningenrechter
De rechter en griffier zijn verhinderd de uitspraak te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: