5 De beoordeling in conventie
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat hun samenwerking per 1 december 2022 is geëindigd. Deze zaak draait om de financiële afhandeling van de samenwerking. Daarbij verschillen partijen met name van mening over de inhoud van de overeenkomsten en wat zij over en weer van elkaar mochten verwachten.
algemene voorwaarden NDC-IT zijn van toepassing
5.2.
Voordat de rechtbank ingaat op de inhoud van de overeenkomsten, stelt zij vast dat de algemene voorwaarden van NDC-IT van toepassing zijn. Dat is van belang omdat I&DT dit heeft betwist. Dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn volgt echter in de eerste plaats uit artikel 1.2 van de Raamovereenkomst waarin het volgende is opgenomen:
“1.2 Op het leveren van Diensten door Opdrachtnemer via een Deelovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden NDC-IT van toepassing. Opdrachtnemer heeft een exemplaar ontvangen en is bekend met de inhoud.”
De Raamovereenkomst is ondertekend nadat I&DT op 30 mei 2021 per e-mail heeft aangegeven dat de algemene voorwaarden eerst nog juridisch getoetst moesten worden. Kennelijk waren er daarna, op het moment van ondertekenen van de Raamovereenkomst in september 2021, geen bezwaren (meer) tegen de algemene voorwaarden. Anders had I&DT daarover aan de bel moeten trekken en niet met artikel 1.2 van de Raamovereenkomst akkoord moeten gaan.
5.3.
Verder is in het Addendum opgenomen dat artikelen uit de algemene voorwaarden worden gewijzigd:
“Ad Algemene Voorwaarden NDC-IT
Artikel 9.2 eerste zin, art. 9.4 de tekst ‘binnen de garantietermijn aangetoonde en’, artikel 11 en artikel 13.2 van de Algemene Voorwaarden NDC-IT worden buiten toepassing verklaard. Voor zover een onderwerp uit de algemene voorwaarden ook is opgenomen in de Raamovereenkomst, gaat de tekst van de Raamovereenkomst voor op de algemene voorwaarden.”
Uit het feit dat partijen akkoord zijn gegaan met een wijziging van de algemene voorwaarden volgt onmiskenbaar dat I&DT op de hoogte was van de algemene voorwaarden en ook vond dat deze van toepassing waren.
5.4.
I&DT heeft nog aangevoerd dat uit de stukken niet blijkt dat de algemene voorwaarden voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomst daadwerkelijk ter hand zijn gesteld. Uit de opmerking van I&DT zelf dat zij de algemene voorwaarden nog juridisch zal laten toetsen volgt dat deze stelling niet kan kloppen. Dat I&DT bovendien bekend was met de inhoud van de algemene voorwaarden volgt uit het feit dat zij zelf in het Addendum een wijziging daarop heeft voorgesteld.
5.5.
De algemene voorwaarden van NDC-IT zijn dus van toepassing tussen partijen.
inhoud van de overeenkomsten
5.6.
De kern van het geschil is dat partijen het niet eens zijn over de inhoud van de overeenkomsten en de verplichtingen die daaruit voortvloeien.
5.7.
Volgens I&DT zijn partijen overeengekomen dat NDC-IT werkzaamheden zou verrichten in het kader van regulier beheer, onderhoud, wijzigingen en support met betrekking tot de managed services. Daarbij moest NDC-IT voldoen aan de eisen in de Raamovereenkomst en de Deelovereenkomst, en de in de Deelovereenkomst en SLA opgenomen prestatiegaranties. Verder heeft NDC-IT zich verplicht om (i) voorafgaand aan de samenwerking de specifieke situatie van I&DT te onderzoeken en een intake te laten plaatsvinden, (ii) I&DT niet met onverwachte kosten te confronteren en (iii) de benodigde medewerking te verlenen om ervoor de zorgen dat I&DT of een derde (klanten van I&DT) de diensten ongestoord kan voortzetten. In ieder geval was het verbeteren van de omgeving van I&DT een verplichting die bij NDC-IT lag, aldus steeds I&DT.
5.8.
Volgens NDC-IT is de reikwijdte van de overeenkomsten veel beperkter. NDC-IT was slechts verplicht om beheersdiensten te leveren op de bestaande infrastructuur van I&DT. Deze infrastructuur is as-is overgenomen, zat slecht in elkaar en was (zeer) verouderd. De taak van NDC-IT was om het geheel draaiende te houden, maar niet te vernieuwen. De aanpassingen die NDC-IT heeft voorgesteld, onder andere in de projectenkalender, zijn niet door I&DT geaccepteerd. Bovendien kon NDC-IT niet zelfstandig wijzigingen in de infrastructuur aanbrengen vanwege de wisselwerking tussen de infrastructuur en de daarop draaiende software van I&DT. Het uitvoeren van verbeteringen valt in ieder geval niet onder de noemer ‘beheersdiensten’, aldus steeds NDC-IT.
5.9.
Uit de informatie in het dossier is niet goed op te maken wat de inhoud van de overeenkomsten is en wat partijen precies van elkaar mochten verwachten. Overweging 1 uit de Raamovereenkomst bepaalt onder meer dat I&DT voornemens is om ‘in het kader van regulier beheer / onderhoud / wijzigingen en support op Managed Services & Support (MSA) en Cloud Computing’ uit te laten voeren door NDC-IT. Overweging 7 bepaalt vervolgens expliciet dat uit de Raamovereenkomst zelf geen verplichting tot opdrachtverlening of opdrachtaanvaarding of samenwerking voortvloeit. Daartoe zijn deelovereenkomsten nodig. In de (enige) Deelovereenkomst is een lijst van elf activiteiten opgenomen (managed services) die NDC-IT zal verzorgen met als gemeenschappelijk kenmerk (regulier, technisch en/of operationeel) beheer van verschillende applicaties, licentiemanagement, een helpdesk functie met 24/7 piketdienst en zogeheten Backup & Restore services. Verder gaat de Deelovereenkomst uit van een inventarisatie door NDC-IT bij de start met een kalender van noodzakelijke verbeterpunten waarvan de kosten niet onder de Deelovereenkomst vallen. De Deelovereenkomst bepaalt ook dat NDC-IT binnen drie maanden na ondertekening een exit-plan opstelt wat in werking treedt als de Deelovereenkomst wordt beëindigd.
5.10.
Partijen hebben afgesproken dat de managed services uit de Deelovereenkomst door NDC-IT worden verleend voor een bedrag van € 2.750 per maand.
5.11.
Uit het dossier volgt verder dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten gesproken is over verschillende wijzigingen in de infrastructuur die nodig zijn, bijvoorbeeld op het gebied van back-ups en beveiliging. Die wijzigingen zouden op projectbasis worden opgepakt en los van de managed services worden gefactureerd. In dat kader hebben partijen ook geprobeerd een projectenkalender vast te leggen maar daarop is geen overeenstemming bereikt in die zin dat projecten zijn overeengekomen die NDC-IT tegen betaling zou verrichten. Daarnaast heeft NDC-IT ter zitting toegelicht dat het bij wijzigingen in de infrastructuur noodzakelijk is dat er ook in de software van I&DT wijzigingen worden doorgevoerd, vanwege de wisselwerking tussen infrastructuur en software. Die wijzigingen kon alleen I&DT doorvoeren. Dit alles impliceert dat NDC-IT geen aanpassingen aan de infrastructuur hoefde te doen als onderdeel van de managed services, maar enkel als onderdeel van nog af te spreken projecten die separaat gefactureerd zouden worden.
5.12.
Uit het voorgaande volgt dat I&DT redelijkerwijs niet mocht verwachten dat NDC-IT met de managed services tegen betaling van € 2.750 per maand in feite eindverantwoordelijk was voor de door I&DT opgezette infrastructuur, in de zin dat deze steeds up to date was en altijd functioneerde. Dat volgt ook niet uit de Deelovereenkomst. NDC-IT moest met name de door I&DT opgezette infrastructuur beheren, in de zin van laten draaien. Structurele verbeteringen en/of aanpassingen die regulier nodig zijn om de infrastructuur en de daarop draaiende software ook naar de toekomst te laten functioneren, vallen expliciet buiten de Deelovereenkomst. Daartoe heeft NDC-IT wel voorstellen gedaan maar die hebben niet tot overeenstemming geleid.
5.13.
I&DT heeft in de dagvaarding twintig verschillende klachten genoemd die volgens haar laten zien dat NDC-IT haar verplichtingen uit de overeenkomsten niet is nagekomen. De rechtbank volgt haar daarin niet. Dat I&DT op onderdelen ontevreden is over wat NDC-IT (niet) heeft gedaan kan de rechtbank volgen. Om de voor de voorliggende vorderingen toe te kunnen wijzen is echter in de eerste plaats nodig dat NDC-IT een overeengekomen verplichting heeft en die niet is nagekomen. Dat is niet gebleken.
5.14.
Slechts ten aanzien van het exit-plan is niet in geschil dat dit plan niet binnen drie maanden na ondertekening van de Deelovereenkomst is verstrekt, zoals overeengekomen.
het verzuim is niet ingetreden
5.15.
Zelfs als ten aanzien van alle verschillende klachten vastgesteld had kunnen worden dat NDC-IT haar verplichtingen niet was nagekomen, en ook met betrekking tot de ene tekortkoming die de rechtbank hierboven wel heeft kunnen vaststellen, geldt dat NDC-IT niet in verzuim is geraakt. Dat blijkt uit het volgende.
5.16.
Volgens artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geldt als uitgangspunt dat verzuim intreedt nadat een schuldenaar in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De functie van een ingebrekestelling is om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is. Als die termijn verstrijkt zonder nakoming, verkeert de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim.1 Daarbij moet voor de schuldenaar voldoende duidelijk zijn welke verbintenis binnen de gestelde termijn moet worden nagekomen. Een partij die een laatste termijn voor nakoming wordt geboden, moet namelijk weten wat er binnen die termijn van hem verlangd wordt.
5.17.
Volgens I&DT heeft zij NDC-IT per e-mail op 15 juli 2022 in gebreke gesteld. In deze e-mail staat, voor zover relevant, het volgende:
“Om bij het begin te beginnen; tot op heden is NDC-IT in gebreke gebleven van haar verplichtingen voortvloeiende uit de Raamovereenkomst c.s. Hierover is veel en uitgebreid bij NDC-IT geklaagd, zie bijvoorbeeld bijgevoegde mails.
(…)
In uw brief geeft u aan dat NDC-IT tot einde samenwerking haar verplichtingen ‘zo goed mogelijk’ zal nakomen. Dit is onvoldoende en wordt niet geaccepteerd. In de Raamovereenkomst c.s. zijn garanties gegeven en afspraken gemaakt en daaraan wordt NDC-IT gehouden. Hierbij het verzoek, en voor zover nodig de sommatie, om per direct de dienstverlening conform de Raamovereenkomst c.s. te gaan verlenen.”
5.18.
In deze e-mail wordt weliswaar genoemd dat NDC-IT “in gebreke” is, maar wordt aan NDC-IT geen laatste termijn gegeven waarbinnen alsnog moet worden nagekomen. Bovendien is niet toegelicht van welke verbintenis(sen) I&DT nakoming verlangt. Dat wordt genoemd dat er al “veel en uitgebreid” is geklaagd en dat er wordt gesommeerd om “per direct de dienstverlening conform de Raamovereenkomst c.s. te gaan verlenen” is een onvoldoende concrete aanmaning, omdat niet aan de verbintenissen wordt gerefereerd waarvan I&DT nakoming wenst. De e-mail van 15 juli 2022 kan daarom niet als ingebrekestelling worden gezien.
5.19.
Toen I&DT op zitting is gevraagd of zij NDC-IT een uiterste termijn heeft gegeven voor nakoming van de overeenkomst, heeft [naam 1] aangegeven dat voor NDC-IT duidelijk was wat de gevolgen voor I&DT zouden zijn als NDC-IT niet correct zou nakomen (namelijk dat I&DT een grote klant zou verliezen). Daaruit blijkt evenwel niet dat NDC-IT een uiterste termijn heeft gekregen waarbinnen NDC-IT moest nakomen.
5.20.
Slechts op het punt van het exit-plan is de e-mail van 15 juli 2022 concreter: I&DT verzoekt daarin om “per ommegaande”, dan wel “uiterlijk maandag a.s. om 12.00 uur” het exit-plan te ontvangen. Die e-mail is verzonden op vrijdag 15 juli aan het eind van de middag. Effectief had NDC-IT dus een halve werkdag om een exit-plan over te leggen. De rechtbank is van oordeel dat dat geen redelijke termijn voor de nakoming is in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat I&DT maandenlang niet om het exit-plan had gevraagd, en dat het exit-plan pas van belang is bij de afwikkeling van de samenwerking, die op dat moment nog minimaal twee en een halve maand zou duren. Deze e-mail is dus niet aan te merken als een ingebrekestelling waardoor NDC-IT op dit punt in verzuim is geraakt.
5.21.
Er zijn verder geen andere aanknopingspunten in het dossier waaruit blijkt dat I&DT NDC-IT een uiterste termijn voor nakoming heeft gegeven.
5.22.
I&DT heeft nog aangevoerd dat een ingebrekestelling in dit geval niet vereist was, omdat (i) nakoming blijvend onmogelijk is geworden vanwege het schenden van resultaatsverplichtingen, (ii) NDC-IT heeft medegedeeld niet meer na te zullen komen, (iii) uit de houding van NDC-IT blijkt dat dat zij de gemaakte (resultaats-)afspraken en garanties niet erkent, waaruit I&DT kon afleiden dat NDC-IT niet correct zou nakomen, en (iv) de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat geen ingebrekestelling nodig is.
5.23.
Op zichzelf is juist dat verzuim op grond van artikel 6:81, 6:82 of 6:83 ook kan intreden zonder ingebrekestelling. Van de door I&DT gestelde omstandigheden is echter niet gebleken. I&DT heeft niet gespecifieerd van welke verbintenissen nakoming blijvend onmogelijk was. Een schending van een resultaatsverplichting op zichzelf maakt de nakoming nog niet blijvend onmogelijk. Nakoming kan immers nog steeds betekenen dat het gewenste resultaat alsnog wordt bereikt. Zo heeft I&DT zelf na de opzegging door NDC-IT nog om het exit-plan gevraagd, en dat ook ontvangen. Zonder nadere toelichting van I&DT, die ontbreekt, kan dus niet worden vastgesteld dat nakoming blijvend onmogelijk was. Ook blijkt nergens uit dat NDC-IT heeft medegedeeld niet meer te zullen nakomen. NDC-IT heeft op 11 juli 2022 per e-mail de samenwerking opgezegd, maar uit dat bericht blijkt niet dat NDC-IT direct het werk zou neerleggen. Uit die e-mail van NDC-IT volgt eerder het tegenovergestelde, omdat NDC-IT mededeelt dat de dienstverlening voor de managed services pas eindigt op 30 september 2022 en dat voor enkele werkzaamheden een realistische planning zal worden toegezonden. Verder heeft I&DT niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat uit de houding van NDC-IT blijkt dat zij niet meer zou nakomen en ook niet waarom de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat geen ingebrekestelling meer nodig was geweest.
5.24.
De conclusie is dus dat NDC-IT niet in verzuim is geraakt. Hierna wordt ingegaan op de gevolgen van dit oordeel en het oordeel dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn voor de verschillende vorderingen die I&DT heeft ingesteld.
overeenkomsten niet gedeeltelijk ontbonden
5.25.
I&DT vordert betaling van € 92.428,65 (inclusief btw) uit hoofde van een ongedaanmakingsverbintenis die voortvloeit uit de gedeeltelijke ontbinding van alle overeenkomsten die partijen hebben gesloten. De rechtbank wijst deze vordering af.
5.26.
Het is op grond van de wet (artikel 6:265 BW) mogelijk om een overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden als er sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Lid 2 bepaalt dat de bevoegdheid tot ontbinding echter pas ontstaat op het moment dat de schuldenaar in verzuim is. In aanvulling op de wettelijke regeling bepalen de algemene voorwaarden van NDC-IT het volgende omtrent ontbinding:
“Artikel 13 Ontbinding
(…)
13.4
In geval de GEBRUIKER de overeenkomst wenst te ontbinden, zal hij te allen tijde eerst NDC-IT schriftelijk in verzuim stellen en deze een redelijke termijn gunnen om alsnog haar verplichtingen na te komen, dan wel tekortkomingen te herstellen, welke tekortkomingen GEBRUIKER nauwkeurig schriftelijk dient te omschrijven.
(…)
13.6
In geval van gedeeltelijke ontbinding kan de GEBRUIKER geen aanspraak maken op ongedaan maken van reeds door NDC-IT verrichte prestaties, en heeft NDC-IT onverkort recht op betaling voor de reeds door haar verrichte prestaties.”
5.27.
In 5.15 tot en met 5.24 heeft de rechtbank geoordeeld dat NDC-IT niet in verzuim is geraakt. Daarmee niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:265 BW. Ook is niet voldaan aan de vereisten van artikel 13.4 van de algemene voorwaarden, omdat I&DT NDC-IT geen termijn heeft gegeven om verplichtingen alsnog na te komen, dan wel tekortkomingen te herstellen en die (vermeende) tekortkomingen ook niet nauwkeurig schriftelijk heeft omschreven.
5.28.
Dat betekent dat er geen grondslag is voor de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten door I&DT. Er is dus ook geen ongedaanmakingsverbintenis ontstaan. De vordering van I&DT tot betaling van € 92.428,65 (inclusief btw) uit hoofde van een ongedaanmakingsverbintenis wordt dan ook afgewezen.
5.29.
Zelfs als er wel sprake zou zijn van verzuim, en er zou zijn voldaan aan de vereisten van artikel 6:265 BW en artikel 13.4 van de algemene voorwaarden, dan nog had de vordering van I&DT niet toegewezen kunnen worden, gelet op artikel 13.6 van de algemene voorwaarden. Dat artikel bepaalt namelijk dat gedeeltelijke ontbinding geen ongedaanmakingsverbintenissen in het leven roept.
geen grond voor schadevergoeding
5.30.
I&DT vordert een betaling van € 306.845,32 uit hoofde van schadevergoeding, op basis van artikel 8.3 van de Raamovereenkomst, artikel 6:277 BW en artikel 6:74 BW. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit een viertal onderdelen: (i) € 105.044,43 voor onnodige Amazon Web Services, (ii) € 133.297,87 voor externe deskundigen en leveranciers, (iii) € 43.410 voor tevergeefs gemaakte interne (project-)uren, en (iv) € 25.093,02 voor gederfde winst ten bedrage van 10% van de gemiddelde nettowinst op een gemiddelde te verwachten omzet van € 250.930,24. Volgens I&DT is er een causaal verband tussen het handelen van NDC-IT en de (verschillende soorten) schade doordat (i) de schade het directe gevolg is van het feit dat geen nakoming heeft plaatsgevonden en (ii) de infrastructuur voordat NDC-IT begon met haar dienstverlening voldeed aan door auditors uitgevoerde testen, en daarna niet meer.
5.31.
Artikel 6:277 BW geeft recht op vergoeding van schade die het gevolg is van ontbinding van de overeenkomst. Omdat er geen grondslag is voor ontbinding van de overeenkomsten, biedt artikel 6:277 BW in deze zaak geen grond voor de toewijzing van schadevergoeding.
5.32.
Artikel 8.3 van de Raamovereenkomst en artikel 6:74 BW bieden een grondslag voor vergoeding van schade die het gevolg is van tekortkomingen. In artikel 8.3 van de Raamovereenkomst wordt niet gesproken over verzuim als vereiste voor het ontstaan van een verplichting tot betaling van schadevergoeding. Daarom moet op dat punt worden aangesloten bij de wettelijke regeling. Lid 2 van artikel 6:74 BW bepaalt dat er pas een verplichting tot vergoeding van schade ontstaat als de schuldenaar in verzuim is.
5.33.
Hiervoor is al geoordeeld dat niet is gebleken van een tekortkoming van NDC-IT (randnummers 5.13 en 5.14) en dat NDC-IT niet in verzuim is geraakt (randnummers 5.15 t/m 5.24). Daarop stuiten de vorderingen uit hoofde van schadevergoeding al af.
5.34.
Daarnaast heeft I&DT onvoldoende onderbouwd dat er een causaal verband is tussen het handelen van NDC-IT en de door I&DT geleden schade. I&DT heeft voor geen van de geclaimde schadeposten gespecificeerd hoe deze zijn ontstaan, hoe die schade het gevolg is van handelen van NDC-IT en waarom NDC-IT vervolgens verantwoordelijk is voor het vergoeden van die schade. De stelling van I&DT dat de infrastructuur voordat NDC-IT begon met haar dienstverlening voldeed aan de door auditors uitgevoerde testen – wat overigens niet nader is onderbouwd – en daarna niet meer, is daarvoor te algemeen.
5.35.
De vorderingen uit hoofde van schadevergoeding worden dus afgewezen.
vorderingen uit onverschuldigde betaling worden grotendeels afgewezen
5.36.
I&DT vordert dat NDC-IT een bedrag van € 12.600,35 (exclusief btw) moet terugbetalen, omdat I&DT dat onverschuldigd aan NDC-IT zou hebben betaald. In de akte die I&DT na de zitting heeft genomen om deze vordering nader te specificeren, heeft I&DT toegelicht dat NDC-IT weliswaar een bedrag van € 12.600,35 in rekening heeft gebracht, maar dat I&DT daarvan € 11.330,50 niet aan NDC-IT heeft betaald. Het behoeft geen toelichting dat I&DT een bedrag dat niet is betaald vervolgens niet op basis van onverschuldigde betaling kan terugvorderen van NDC-IT.
5.37.
Volgens I&DT resteren er dan twee bedragen die wel (onverschuldigd) zijn betaald, namelijk (i) € 280 aan installatiewerkzaamheden en (ii) € 848,10 aan dubbele lasten voor Office365-licenties.
5.38.
I&DT heeft onvoldoende toegelicht waarom het bedrag van € 280 aan installatiewerkzaamheden niet verschuldigd zou zijn. Zij heeft opgemerkt dat deze kosten onder de managed services vallen, maar niet waarom. NDC-IT heeft toegelicht dat dit bedrag zag op kosten in verband met werkzaamheden aan een pc van een medewerker en dat deze werkzaamheden niet onder de managed services vallen. Bij deze stand van zaken kan bij gebrek aan verdere onderbouwing niet worden vastgesteld dat deze kosten onverschuldigd zijn betaald.
5.39.
Over de dubbele lasten voor Office365-licenties heeft I&DT aangevoerd dat dit ziet op licenties die I&DT aan haar eigen klanten levert en waarvan NDC-IT het op zich had genomen om die bij een vorige leverancier stop te zetten, maar dit heeft nagelaten. Als gevolg daarvan heeft I&DT haar vorige leverancier én NDC-IT betaald voor dezelfde licenties. Voor de maanden december 2021 en januari en februari 2022 heeft I&DT hiervoor aan NDC-IT facturen betaald voor een bedrag van in totaal € 848,10.
5.40.
Volgens NDC-IT heeft zij het stopzetten van de licenties bij de vorige leverancier niet op zich genomen, omdat alleen I&DT zelf de licenties bij de vorige leverancier kon stopzetten. NDC-IT meent daarom dat zij niet verantwoordelijk is voor dubbele lasten.
5.41.
Op basis van correspondentie in het dossier oordeelt de rechtbank dat NDC-IT wel heeft toegezegd de licenties bij de vorige leverancier stop te zetten, bijvoorbeeld in een e-mail van 5 december 2021. Omdat NDC-IT heeft toegezegd de licenties bij de vorige leverancier stop te zetten, doet haar argument dat alleen I&DT de licenties stop kon zetten niet ter zake. Als dat het geval was, had NDC-IT de toezegging niet moeten doen. Kennelijk is het NDC-IT niet gelukt de eerdere licenties stop te zetten. Nu I&DT daarmee door toedoen van NDC-IT dubbel voor de licenties heeft betaald, is het bedrag van € 848,10 onverschuldigd door I&DT aan NDC-IT betaald.
5.42.
Van het totale bedrag dat I&DT als onverschuldigd betaald heeft gevorderd wordt dus € 848,10 (exclusief btw) toegewezen.
NDC-IT is geen boete verschuldigd
5.43.
I&DT heeft gevorderd dat NDC-IT wordt veroordeeld tot betaling van een boete omdat NDC-IT de Geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden. Volgens I&DT had NDC-IT op grond van artikel 4 van de Geheimhoudingsovereenkomst alle back-ups op 30 november 2022 aan I&DT moeten retourneren en daarna verwijderen. Dat heeft NDC-IT tot op de dag van vandaag niet gedaan. Daarom is NDC-IT een boete verschuldigd op grond van artikel 5 van de Geheimhoudingsovereenkomst, aldus I&DT. Volgens NDC-IT is de Geheimhoudingsovereenkomst niet meer van toepassing en vervangen door de Raamovereenkomst, de Deelovereenkomst en de algemene voorwaarden. Daarnaast is artikel 4 niet van toepassing op back-ups en heeft I&DT verzocht de back-ups te retourneren op een wijze die technisch niet mogelijk was. Ten slotte moet de boete worden gematigd, omdat de back-ups op 21 december 2022 zijn verwijderd, aldus nog steeds NDC-IT.
5.44.
De rechtbank komt tot het oordeel dat NDC-IT geen boete verschuldigd is. Uit het dossier blijkt dat I&DT zelf heeft gevraagd om de back-ups beschikbaar te houden totdat ze succesvol aan I&DT zouden zijn overgedragen. Op 26 november 2022 heeft I&DT per e-mail het volgende geschreven:
“De uitvoering van de dienst om back-ups
uit blijven te voeren
mag vervallen per 1-12-2022 en is overgenomen door de nieuwe IT-dienstverlener.
De
data zelf moet beschikbaar blijven
tot deze succesvol aan ons is overgedragen. (…) Wij willen/moeten beschikking krijgen over de back-ups vanwege onze wettelijke bewaarplicht. In dit kader kan ik ervoor zorgdragen dat er op zeer korte termijn een 20TB Bitlocker-encrypted disk naar jullie toe wordt gestuurd (of ik breng hem zelf even langs) waarop deze data kan worden opgeslagen.” [vetgedrukt zoals in origineel]
5.45.
Daarna hebben partijen gediscussieerd over de manier waarop de back-ups moesten worden overgedragen, zo volgt uit de e-mailcorrespondentie van 29 en 30 november 2022 tussen zowel I&DT en NDC-IT, als hun advocaten. Die discussie komt erop neer dat I&DT wilde dat NDC-IT de back-ups naar een beveiligde disk zou kopiëren die vervolgens door I&DT zou worden opgehaald, terwijl NDC-IT aangaf dat dit vanwege de omvang van de back-ups technisch niet mogelijk was en dat zij daarnaast niet mee wilde werken aan het delen van de back-ups via een fysieke disk vanwege veiligheidsrisico’s.
5.46.
Het laatste inhoudelijke bericht in deze discussie is dat van de (toenmalige) advocaat van NDC-IT die schrijft dat NDC-IT mee wil werken aan het retourneren van de back-ups, maar niet via een fysieke disk. Daar is I&DT niet meer op in gegaan. Terwijl NDC-IT dus wel wilde meewerken aan het overdragen van de back-ups, heeft I&DT geen verdere voorstellen gedaan voor een manier om de back-ups te retourneren waar NDC-IT mee akkoord kon gaan. Uit het dossier blijkt bovendien niet I&DT na 30 november 2022 überhaupt nog een keer heeft gevraagd om de back-ups te retourneren. Bij die stand van zaken komt het voor rekening en risico van I&DT zelf dat de back-ups niet aan haar zijn geretourneerd. NDC-IT is daarvoor geen boete verschuldigd.
5.47.
Volgens I&DT heeft zij NDC-IT niet gevraagd om de back-ups te verwijderen voordat deze zouden zijn geretourneerd. Tegelijkertijd heeft I&DT aangevoerd dat NDC-IT niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat NDC-IT de back-ups inmiddels heeft verwijderd, zodat NDC-IT de Geheimhoudingsovereenkomst ook heeft geschonden omdat zij de back-ups niet heeft verwijderd, en daarom dus een boete verschuldigd is.
5.48.
Los van het feit dat deze standpunten elkaar tegenspreken, heeft NDC-IT voldoende aangetoond dat de back-ups zijn verwijderd. NDC-IT heeft een bericht van 18 maart 2024 overgelegd van het externe bedrijf op wiens servers de back-ups zich bevonden. In dat bericht staat:
“I’ve further check this on the dashboard and fortunately that it shows the account NDC-IT. Please see attached screenshot that it doesn’t show any active devices and accounts under it. Also, I’ve pulled out a report showing that the device deletion under account “I&DT”.”
In het bijgevoegde excel-bestand is een tabel opgenomen met onder andere de kolommen ‘CustomerName’, ‘DeviceName’ en ‘DeviceDeletionDate’. In de kolom ‘CustomerName’ is in iedere rij I&DT ingevuld, in de kolom ‘DeviceName’ de namen van verschillende databases en in de kolom ‘DeviceDeletionDate’ de datum 23 december 2022 dan wel 1 januari 2023.
5.49.
Met het bericht van 18 maart 2024 en het bijgevoegde excel-bestand heeft I&DT voldoende onderbouwd dat de back-ups zijn verwijderd. Daarbij komt nog dat het onwaarschijnlijk is dat NDC-IT de back-ups tot op heden zou bewaren, omdat zij dan opslagkosten moet betalen terwijl zij die niet meer van I&DT vergoed krijgt. I&DT heeft nog gesteld dat uit het excel-bestand niet de conclusie kan worden getrokken dat de back-ups zijn verwijderd. De metadata van het excel-bestand zouden laten zien dat het bestand is aangemaakt op 18 maart 2024 en voor het laatst opgeslagen op 19 maart 2024, maar die data zouden niet overeen zou komen met de data op de berichten van het externe bedrijf. Deze stelling kan de rechtbank niet plaatsen. De data komen namelijk wel degelijk overeen: het excel-bestand is voor het eerst door NDC-IT opgeslagen op 18 maart 2024, dezelfde datum als waarop het bericht van het externe bedrijf is ontvangen.
5.50.
De vordering tot betaling van de boete wordt afgewezen. Omdat de back-ups inmiddels zijn verwijderd wordt ook de vordering om NDC-IT te bevelen de back-up diensten te staken en gestaakt te houden en alle data van I&DT te vernietigen op straffe van een dwangsom, afgewezen.
tussenconclusie in conventie
5.51.
De vordering uit onverschuldigde betaling wordt grotendeels afgewezen. De overige vorderingen worden geheel afgewezen. De rechtbank zal NDC-IT aldus in conventie alleen veroordelen tot betaling van € 848,10, namelijk het bedrag dat onverschuldigd is betaald voor de Office365-licenties.
rente en proceskosten in conventie
5.52.
I&DT heeft gevorderd het toe te wijzen bedrag te verhogen met de wettelijke handelsrente. Omdat het toe te wijzen bedrag voortvloeit uit een onverschuldigde betaling is daarover geen handelsrente verschuldigd. Wel kan de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW worden toegewezen. I&DT heeft niet gespecificeerd vanaf welke datum deze rente gerekend moet worden. Daarom wordt aangesloten bij de datum van dagvaarding (21 november 2023).
5.53.
Hoewel NDC-IT wordt veroordeeld een bedrag aan I&DT te betalen, wordt zij wel veroordeeld in de proceskosten van NDC-IT. I&DT had immers een vordering van ruim € 7 ton ingesteld, waarvan minder dan € 1.000 wordt toegewezen. Zij is dus grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom op grond van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van NDC-IT worden begroot op:
- griffierecht
|
€
|
5.737
|
|
- salaris advocaat
|
€
|
7.004
|
(2 punten × € 3.502)
|
- nakosten
|
€
|
178
|
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
|
Totaal
|
€
|
12.919
|
|
De wettelijke rente (niet zijnde handelsrente) over de proceskoten zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld. De veroordeling in de proceskosten wordt hoofdelijk uitgesproken.
6 De beoordeling in reconventie
6.1.
In reconventie heeft NDC-IT betaling gevorderd van verschillende openstaande facturen. NDC-IT heeft de facturen opgedeeld in vier categorieën, namelijk facturen voor (i) maandelijkse softwarekosten, (ii) maandelijkse kosten voor Office365-licenties, (iii) incidentele kosten voor diensten die NDC-IT aan I&DT heeft geleverd en (iv) kosten voor de leaseauto van een oud-werknemer. De rechtbank zal hierna per categorie facturen beoordelen of de vordering tot betaling wordt toegewezen. Daarna zal de rechtbank beoordelen of de gevorderde bijkomende rente en kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
(i) maandelijkse softwarekosten
6.2.
NDC-IT vordert betaling van de facturen met factuurnummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] voor een totaalbedrag van € 10.398,50. Volgens NDC-IT zijn de maandelijkse softwarekosten kosten die I&DT verschuldigd is voor aanvullende vaste dienstverlening van derde partijen, zoals serverback-up, Microsoft365 back-up en antivirus. Volgens I&DT zijn deze facturen niet verschuldigd, omdat deze kosten het gevolg zijn van het nalaten van NDC-IT om mee te werken aan de overdracht naar een andere IT-leverancier, waardoor I&DT noodgedwongen langer diensten bij NDC-IT moest afnemen.
6.3.
Op 27 oktober 2022 heeft NDC-IT aan I&DT per e-mail laten weten dat er na het beëindigen van de Deelovereenkomst enkele diensten door zijn blijven lopen die nog niet zijn overgedragen aan een andere leverancier. NDC-IT geeft in deze e-mail aan wel bereid te zijn om hieraan mee te werken en vraagt op welke datum de overdracht gepland kan worden. Nadat een reactie van I&DT uit is gebleven, stuurt NDC-IT op 24 november 2022 nog een e-mail aan I&DT waarin NDC-IT aangeeft dat de diensten per 1 december 2022 beëindigd zullen worden, waarbij NDC-IT aangeeft dat zij geen verzoek heeft ontvangen om de diensten over te dragen. In de reactie van I&DT op deze e-mail van 26 november 2022, en in de daarop volgende e-mailcorrespondentie, klaagt I&DT niet dat NDC-IT de betreffende diensten (nog) niet heeft overgezet. Uit de e-mail van 26 november 2022 komt juist naar voren dat I&DT zelf nog acties had ondernomen voordat de betreffende diensten overgenomen konden worden:
“De uitvoering van de dienst om back-ups uit te voeren mag vervallen per 1-12-2022 en wordt overgenomen.
(…)
Deze klanten die omgezet moesten worden, zijn sinds gisteren door ons omgezet.”
Het standpunt van I&DT dat NDC-IT de overgang van de diensten heeft verhinderd strookt dus niet met het beeld dat uit de e-mailcorrespondentie naar voren komt. Nu I&DT ook verder niet heeft toegelicht waaruit blijkt dat NDC-IT niet heeft meegewerkt aan de overdracht van de diensten, gaat de rechtbank aan het bewijsaanbod van I&DT op dit punt voorbij.
6.4.
Omdat I&DT geen andere redenen heeft aangevoerd waarom zij de facturen voor de maandelijkse kosten niet verschuldigd is, worden de vordering tot betaling daarvan toegewezen, met uitzondering van factuur [nummer 5] .
6.5.
Factuur [nummer 5] is namelijk gestuurd voor de vooruitbetaling van de diensten voor de maand december 2022. Uit het dossier blijkt dat partijen weliswaar discussie hebben gevoerd over het al dan niet doorzetten van, onder andere, de back-up diensten in december 2022, maar op 29 november 2022 heeft I&DT aan NDC-IT per e-mail laten weten:
“De diensten kunnen stopgezet worden per 1/12/2022 zoals jullie voorstellen.”
De kosten voor december 2022 konden daarom niet meer in rekening worden gebracht.
6.6.
De facturen [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] komen dus voor betaling in aanmerking, voor een totaalbedrag van € 8.634,38.
(ii) maandelijkse kosten voor Office365-licenties
6.7.
NDC-IT vordert betaling van facturen [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , en [nummer 11] voor een totaalbedrag van € 2.314,47. De facturen zien op dezelfde Office365-licenties als die zijn besproken in 5.39 tot en met 5.41 hiervoor. NDC-IT heeft de vordering tot betaling van deze facturen enkel onderbouwd met de stelling dat I&DT zelf verantwoordelijk was voor het opzeggen van de licenties bij haar vorige leverancier.
6.8.
In 5.41 heeft de rechtbank echter al geoordeeld dat NDC-IT zelf de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om deze licenties bij de vorige leverancier van I&DT stop te zetten. Verder heeft NDC-IT niet gesteld op welk moment de dubbele licenties stop zijn gezet en of de gevorderde facturen zien op de periode voor of na het stopzetten. Daarom wordt de vordering tot betaling van de facturen [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , en [nummer 11] afgewezen.
(iii) incidentele kosten voor diensten van NDC-IT aan I&DT
6.9.
NDC-IT vordert betaling van facturen [nummer 12] , [nummer 13] , [nummer 14] en [nummer 15] voor een totaalbedrag van € 18.202,48. Op de verschillende facturen wordt aangegeven welke diensten zijn verricht, onder verwijzing naar een ticketnummer. Ook de tickets zijn overgelegd, met een meer gedetailleerde omschrijving van de diensten. Deze diensten vielen volgens NDC-IT niet onder de managed services.
6.10.
Volgens I&DT heeft NDC-IT toegezegd een groot deel van factuur [nummer 12] te crediteren, omdat een deel van de gefactureerde werkzaamheden wél onder het bereik van de managed services valt. De werkzaamheden die met facturen [nummer 13] , [nummer 14] en [nummer 15] zijn gefactureerd zijn volgens I&DT gelijk aan die op factuur [nummer 16] en vallen dus ook onder het bereik van de managed services. De werkzaamheden op die facturen konden dus ook niet gefactureerd worden, aldus I&DT.
6.11.
In reactie op een klacht van I&DT over factuur [nummer 12] heeft NDC-IT op 1 augustus 2022 per e-mail aan I&DT laten weten dat enkele werkzaamheden op de factuur onder de managed services vallen en daarom ten onrechte zijn gefactureerd. NDC-IT heeft daarop een creditfactuur voor een deel van factuur [nummer 12] gestuurd, namelijk factuur [nummer 17] . Het creditbedrag is € 630. Factuur [nummer 17] is dus slechts verschuldigd voor zover deze niet is gecrediteerd, dus voor een bedrag van € 3.939,60 - € 630 = € 3.309,60 + 21% btw = € 4.004,62.
6.12.
NDC-IT heeft met de omschrijvingen op de overige facturen en de bijgevoegde tickets onderbouwd om welke specifieke werkzaamheden het gaat. Uit de omschrijving volgt niet direct dat deze onder de managed services zouden vallen. Dat zijn bovendien niet dezelfde werkzaamheden als die zijn gecrediteerd op factuur [nummer 12] . I&DT heeft onvoldoende toegelicht dat de werkzaamheden die op de facturen [nummer 13] , [nummer 14] en [nummer 15] worden genoemd wél hetzelfde zijn als werkzaamheden waarvoor NDC-IT heeft toegegeven dat deze onder de managed services vallen. I&DT verwijst weliswaar naar specifieke ticketnummers, maar laat een toelichting achterwege waarom die werkzaamheden onder de managed services vallen. Bovendien vormen de ticketnummers die volgens I&DT onder de managed services vallen slechts een deel van de tickets die op de genoemde facturen staan, zodat onduidelijk is of I&DT de verschuldigdheid van de overige werkzaamheden ook betwist, en zo ja, op welke gronden. Kortom, I&DT heeft de facturen [nummer 13] , [nummer 14] en [nummer 15] onvoldoende gemotiveerd betwist. De vordering van NDC-IT tot betaling van deze facturen wordt daarom toegewezen voor een bedrag van € 13.435,57.
(iv) kosten voor leaseauto oud-werknemer
6.13.
Eind 2021 hebben I&DT en NDC-IT afspraken gemaakt over het overnemen van een contract voor de leaseauto van een werknemer die door I&DT van NDC-IT is overgenomen. I&DT heeft enige tijd de kosten van de leaseauto voor NDC-IT betaald, omdat het contract op dat moment nog op naam van NDC-IT stond. I&DT heeft op 3 december 2021 daarover aan NDC-IT gemaild:
“Als NDC de leasekosten nu in rekening heeft gekregen, kunnen die 1-op-1 aan ons worden doorbelast voor de tijd dat het nog niet geregeld is.”
6.14.
NDC-IT heeft daarom facturen [nummer 18] , [nummer 19] , en [nummer 20] aan I&DT gestuurd, die volgens haar een doorbelasting zijn van de kosten van de leasemaatschappij. Gelet op de hiervoor geciteerde toezegging kan de vordering tot betaling van deze facturen worden toegewezen. Dat op deze facturen een ander bedrag wordt gefactureerd dan is opgenomen in het leasecontract, en dat partijen niet overeen zijn gekomen dat ook brandstofkosten door I&DT zullen worden betaald doet niet ter zake omdat in de geciteerde e-mail wordt toegezegd dat alles ‘1-op-1’ kan worden doorbelast. Als dat niet de bedoeling van I&DT was, had zij een voorbehoud moeten opnemen en de toezegging anders moeten formuleren.
6.15.
De vordering tot betaling van de facturen wordt toegewezen voor een bedrag van € 1.260,05.
verhoging met contractuele rente wordt toegewezen
6.16.
NDC-IT heeft gevorderd dat het totaal toe te wijzen bedrag voor de onbetaalde facturen op basis van artikel 5.2 van de algemene voorwaarden wordt verhoogd met een contractuele rente van 2% per maand. Volgens I&DT kan deze vordering niet worden toegewezen. Artikel 5.2 is namelijk een boetebeding en NDC-IT kan op basis van artikel 6:92 lid 1 BW niet zowel betaling van de facturen als van contractuele rente vorderen. Verder heeft I&DT nog aangevoerd dat een toe te wijzen contractuele rente gematigd moet worden en ook dat het beding in de algemene voorwaarden vanwege de hoogte van de contractuele rente onredelijk bezwarend zou zijn.
6.17.
In artikel 5.2 van de algemene voorwaarden is opgenomen:
“Behoudens (…) dient de betaling van de door NDC-IT geleverde (…) diensten te geschieden binnen 14 dagen na factuur datum tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. Bij gebreke van tijdige betaling is er een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan 2%
van het bedrag van de onbetaalde factuur, per maand (…).”
6.18.
Hiervoor is in 5.2 t/m 5.5 al geoordeeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Daarnaast staat vast dat de facturen niet door I&DT zijn voldaan. Dat betekent dat I&DT op basis van artikel 5.2 van de algemene voorwaarden de contractuele rente verschuldigd is vanaf het moment dat de uiterste betaaltermijn is verstreken. Die betaaltermijn is op grond van hetzelfde artikel in beginsel 14 dagen, tenzij anders is overeengekomen. Op sommige facturen is een betaaltermijn van 30 dagen vermeld, in die gevallen zal van die langere termijn worden uitgegaan.
6.19.
De argumenten die I&DT tegen toewijzing van de contractuele rente heeft aangevoerd slagen niet. Hoewel het klopt dat artikel 5.2 van de algemene voorwaarden als boetebeding in de zin van artikel 6:91 BW aangemerkt kan worden, is de beperking van artikel 6:92 lid 1 BW – dat niet zowel betaling van de boete, als nakoming van de hoofdverbintenis kan worden gevorderd – in deze situatie niet van toepassing. De contractuele rente die op basis van artikel 5.2 verschuldigd is komt namelijk niet in de plaats van de oorspronkelijke prestatie – het betalen van de facturen – maar is een prikkel tot nakoming en een vorm van aanvullende schadevergoeding voor het geval dat I&DT niet tijdig betaalt. Verder is er geen reden de toe te wijzen contractuele rente te matigen (en heeft I&DT daar ook geen redenen voor aangevoerd). Ten slotte is artikel 5.2 niet onredelijk bezwarend door de hoogte van de contractuele rente. Een contractuele rente van 2% per maand is fors maar niet zodanig dat in een zakelijke relatie als onderhavige dat onredelijk is. Verder heeft I&DT tegen de hoogte van de rente geen bezwaar gemaakt: noch voorafgaand aan het sluiten van de Raamovereenkomst, waarbij I&DT de algemene voorwaarden nog juridisch heeft laten toetsen, noch bij het sluiten van het Addendum waarbij wel enkele andere bepalingen uit de algemene voorwaarden zijn gewijzigd.
6.20.
I&DT heeft wel terecht aangevoerd dat de facturen [nummer 18] , [nummer 19] , en [nummer 20] met betrekking tot de leaseauto niet vallen onder de reikwijdte van de verschillende overeenkomsten die partijen gesloten hebben, zodat de algemene voorwaarden op die facturen niet van toepassing zijn. Daarom worden de bedragen van deze facturen niet met contractuele rente verhoogd.
6.21.
In onderstaande tabel wordt weergegeven voor welke facturen de vordering tot betaling wordt toegewezen. Daarbij wordt aangegeven vanaf wanneer de contractuele rente berekend moet worden en over welk bedrag.
Factuurnummer
|
Contractuele rente verschuldigd vanaf
|
Factuurbedrag (incl. btw)
|
[nummer 18]
|
Niet van toepassing
|
€ 489,86
|
[nummer 19]
|
Niet van toepassing
|
€ 489,86
|
[nummer 12]
|
3 juli 2022
|
€ 4.004,62
|
[nummer 2]
|
1 augustus 2022
|
€ 5.091,62
|
[nummer 13]
|
20 augustus 2022
|
€ 2.499,08
|
[nummer 14]
|
20 augustus 2022
|
€ 3.271,54
|
[nummer 20]
|
Niet van toepassing
|
€ 280,33
|
[nummer 1]
|
19 september 2022
|
€ 14,52
|
[nummer 15]
|
13 oktober 2022
|
€ 7.664,95
|
[nummer 3]
|
1 oktober 2022
|
€ 1.764,12
|
[nummer 4]
|
1 november 2022
|
€ 1.764,12
|
|
Totaal
|
€ 27.334,62
|
buitengerechtelijke kosten en proceskosten
6.22.
NDC-IT vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat niet aan de wettelijke eisen is voldaan. NDC-IT heeft de gevorderde kosten, waaronder ook de advocaatkosten, namelijk niet verder onderbouwd.
6.23.
Hoewel een deel van de vordering in reconventie wordt afgewezen, wordt het grootste deel van het gevorderde bedrag toegewezen. I&DT is dus ook in reconventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten) betalen. Deze proceskosten worden aan de zijde van NDC-IT begroot op € 7.004 (2 punten x 3.502).
6.24.
Omdat I&DT in conventie ook in de proceskosten is veroordeeld, worden de nakosten begroot op nihil. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
6.25.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat zowel I&DT B.V., als Curasoft B.V., als ProductWare B.V. kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.