Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2025:2705

Rechtbank Amsterdam
29-04-2025
01-05-2025
11330671 \ CV EXPL 24-12533
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Een man die een eenmansbedrijf heeft waarmee hij IT-diensten aanbiedt, moet een Amsterdamse klant ruim 6.000 euro terugbetalen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht

Kantonrechter

Zaaknummer: 11330671 \ CV EXPL 24-12533

Vonnis van 29 april 2025

in de zaak van

[eiser] (H.O.D.N. FRESHIT),

wonend in [woonplaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. W. Boeters,

tegen

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. E.C. Douma.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 16 september 2024, met producties;

- de conclusie van antwoord van 3 december 2024, tevens eis in reconventie, met producties;

- het tussenvonnis van 24 december 2024;
- de akte vermeerdering van eis van [gedaagde] , tevens houdende extra productie, van 11 maart 2025;

- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] , tevens houdende bezwaar tegen de eisvermeerdering en extra producties, van 17 maart 2025;

- de mondelinge behandeling van 24 maart 2025, waarbij beide gemachtigden mede aan de hand van spreekaantekeningen het woord hebben gevoerd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] heeft een eenmansbedrijf onder de naam FreshIT. [eiser] verleent IT-diensten aan particulieren en bedrijven. Hij biedt daarbij onder meer een “Onderhoudsabonnement Zilver” aan, bestaande uit IT-hulp, televisie, internet, telefonie,

e-mail en cloud-opslag.

2.2.

[gedaagde] heeft [eiser] in december 2020 benaderd om hem te helpen met zijn gecrashte laptop. [eiser] is daarop op 5 januari 2021 bij [gedaagde] thuis langsgekomen. [eiser] heeft vervolgens niet alleen de laptop van [gedaagde] ter reparatie meegenomen, maar ook zijn twee vaste computers (desktops). [eiser] zou de data daarvan overzetten op twee andere desktops (type HP ProDesk I5 240 GB), die [gedaagde] voor € 450,00 per stuk bij [eiser] aanschafte.

2.3.

Vanaf januari 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] maandelijks € 107,50 betaald via automatische incasso voor het Onderhoudsabonnement Zilver.

2.4.

Op 31 maart 2024 heeft [gedaagde] per mail alle lopende abonnementen bij [eiser] opgezegd per 30 april 2024. Nog diezelfde dag reageerde [eiser] per mail, waarin hij onder meer schreef: “mocht je over willen stappen naar een andere partij dan zou je dat begin volgend jaar kunnen regelen in goed overleg”. [eiser] heeft vervolgens bij factuur van 1 mei 2024 een bedrag van € 1.185,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht, voor onder meer acht maandtermijnen (voor de maanden mei tot en met december 2024).

2.5.

Na de opzegging door [gedaagde] weigerde [eiser] bepaalde inloggegevens van [gedaagde] , waaronder wachtwoorden, aan [gedaagde] (terug) te geven. [gedaagde] heeft daarop een deskundige ingeschakeld, om weer de volledige beschikking over zijn eigen apparatuur te krijgen. Die deskundige trof daarbij verschillende softwareprogramma’s op de computers van [gedaagde] aan, waarmee [eiser] op afstand volledige toegang tot de apparatuur kon krijgen. Ook bleek dat op de smart TV van [gedaagde] een applicatie (genaamd Trex) was geïnstalleerd. Een door [gedaagde] ingeschakelde onderzoeker van Stichting Brein heeft daarover na een huisbezoek aan [gedaagde] verklaard: “Het is evident dat de wijze waarop dit aanbod via deze IPTV-applicatie werd ontsloten, niet legaal is”.

2.6.

Na de opzegging door [gedaagde] zijn in totaal twaalf betalingen uit 2023 en 2024 gestorneerd door dan wel teruggeboekt naar [gedaagde] .

2.7.

[eiser] heeft verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) ten laste van [gedaagde] . Het gevraagde verlof is op 30 augustus 2024 verleend tot een bedrag van € 3.330,00. Het derdenbeslag is gelegd op 2 september 2024.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan hem te betalen € 2.602,70 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten.

3.2.

[eiser] heeft aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen bestond een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] verplicht was middels automatische incasso te betalen voor het Onderhoudsabonnement Zilver en andere door [eiser] verrichte diensten. [gedaagde] heeft betalingen gestorneerd en is daardoor tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst.1 Door de storneringen van [gedaagde] moest [eiser] boetes betalen aan zijn betaalserviceprovider PayPro. Deze boetes zijn onderdeel van de schade die [eiser] heeft geleden. Ook mag [eiser] op grond van algemene voorwaarden een aanvullende boete van € 10,00 per stornering in rekening brengen, aldus [eiser] .

3.3.

[gedaagde] voert verweer en vordert in reconventie na eisvermeerdering (waarover 4.3 hieronder) – samengevat – vernietiging van de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiser] , veroordeling van [eiser] tot teruggave van twee desktops op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag per apparaat, betaling van een bedrag van € 1.856,56 aan schadevergoeding en van € 6.067,50 aan onverschuldigd betaalde bedragen. Verder vordert hij opheffing van het conservatoir beslag, met veroordeling van [eiser] in de werkelijke proceskosten en nakosten, in conventie vermeerderd met de wettelijke rente.

3.4.

[gedaagde] legt kort gezegd aan die vorderingen ten grondslag dat [eiser] niet heeft voldaan aan de informatieverplichtingen en zich heeft bediend van oneerlijke handelspraktijken. [gedaagde] heeft [eiser] benaderd voor hulp met zijn laptop, maar heeft vervolgens via hem ook allerlei andere apparatuur aangeschaft, terwijl zijn eerdere apparatuur gewoon werkte. Bovendien dacht [gedaagde] dat de twee door hem gekochte desktops nieuw zouden zijn, terwijl dat achteraf niet zo bleek te zijn. [eiser] heeft de oude twee desktops ook niet teruggeven, terwijl dat wel de afspraak was. Achteraf is gebleken dat [eiser] software heeft geïnstalleerd op de apparatuur van [gedaagde] , waarmee hij – zonder toestemming of medeweten van [gedaagde] – op afstand onbeperkt toegang had tot die apparatuur. [eiser] bleek ook wachtwoorden te hebben van accounts van [gedaagde] en hij weigerde die na opzegging vrij te geven, waardoor [gedaagde] niet bij zijn gegevens kon. [gedaagde] heeft daarom een IT-specialist in de arm moeten nemen en de kosten daarvan vordert hij als schadevergoeding van [eiser] . Ook heeft [eiser] [gedaagde] – zonder dat hij het wist en daar toestemming voor had gegeven – onrechtmatig toegang gegeven tot televisieproviders en -kanalen, via de door [eiser] geïnstalleerde Trex-software op de smart TV van [gedaagde] . Ook bleken derden toegang te hebben tot het Microsoft account van [gedaagde] . Als hij had geweten van de handelswijze van [eiser] , was hij nooit enige overeenkomst met [eiser] aangegaan, aldus steeds [gedaagde] . [eiser] voert verweer in reconventie.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden deze hierna gezamenlijk besproken.

4.2.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] de overeenkomst met [eiser] kan vernietigen op grond van schending van informatieverplichtingen en oneerlijke handelspraktijken. De vorderingen van [gedaagde] worden daarom (grotendeels) toegewezen en de vorderingen van [eiser] afgewezen. Dat wordt als volgt toegelicht.

Bezwaar tegen eisvermeerdering afgewezen

4.3.

[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering van [gedaagde] . De kantonrechter heeft dat bezwaar, na partijen daarover te hebben gehoord, ter zitting afgewezen. [gedaagde] mag zijn eis immers vermeerderen zolang nog geen eindvonnis is gewezen en van strijd met de goede procesorde is geen sprake.2 [eiser] heeft voldoende gelegenheid gehad te reageren, zowel vóórafgaande aan, alsook tijdens de mondelinge behandeling.

Consumentenrecht van toepassing

4.4.

Voorop wordt gesteld dat de vordering van [eiser] is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar ( [eiser] ) en een consument ( [gedaagde] ). Dat betekent dat ambtshalve moet worden getoetst aan het consumentenrecht. De kantonrechter moet daarom, ook als daar geen beroep op zou zijn gedaan, onderzoeken of de bepalingen in de overeenkomst oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13 EG), of bij het sluiten van de gestelde overeenkomst de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen zijn nageleefd en of er sprake is van oneerlijke handelspraktijken.

[eiser] heeft niet voldaan aan essentiële informatieverplichtingen

4.5.

[eiser] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat er aan de keukentafel bij [gedaagde] een overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand is gekomen, doordat [gedaagde] zijn gegevens ter plekke digitaal heeft ingevuld op een door [eiser] beschikbaar gesteld digitaal formulier. [gedaagde] heeft dit op zich niet weersproken. De tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht kwalificeert daarmee als overeenkomst buiten de verkoopruimte.3

4.6.

Dat betekent dat [eiser] onder andere moet voldoen aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen zoals opgesomd in artikel 6:230m lid 1 BW. De bewijslast voor de juiste en tijdige verstrekking van die informatie rust bij de handelaar, bij [eiser] dus.4 Bovendien moet de handelaar die informatie in duidelijke en begrijpelijke taal en in leesbare vorm aan de consument verstrekken op papier, of op een andere duurzame gegevensdrager als de consument daarmee instemt.5 Ook moet de handelaar een afschrift van de ondertekende overeenkomst, of bevestiging van de overeenkomst, aan de consument verstrekken op papier, of op een andere duurzame gegevensdrager als de consument daar toestemming voor heeft gegeven.6

4.7.

Volgens [eiser] heeft hij aan zijn informatieverplichtingen voldaan, doordat hij [gedaagde] heeft uitgelegd wat het abonnement inhield. Volgens hem heeft [gedaagde] zich met automatische incasso akkoord verklaard, door digitaal een vakje aan te vinken. Verder heeft [eiser] verwezen naar door hem overgelegde bevestigingen van PayPro.7

4.8.

[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij slechts akkoord ging met de reparatie van zijn laptop. [gedaagde] zegt bovendien de bevestigingen van PayPro nooit te hebben ontvangen.

4.9.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] niet voldaan aan de op hem rustende informatieplichten zoals genoemd in artikel 6:230m lid 1 sub a, g, h en o BW. Zo heeft hij tegenover de betwisting door [gedaagde] onvoldoende over het voetlicht weten te brengen dat hij voldoende duidelijk heeft gemaakt wat de voornaamste kenmerken van zijn diensten waren (sub a), hoe daarvoor betaald zou moeten gaan worden (sub g), dat er een ontbindingsrecht bestond en welke voorwaarden daarvoor golden (sub h), en wat de duur en opzegmogelijkheden waren (sub o). Bovendien is ook in strijd gehandeld met artikel 6:230t lid 1 en 2 BW, nu evenmin is gebleken dat [eiser] een afschrift van de ondertekende overeenkomst (of bevestiging daarvan) aan [gedaagde] heeft verstrekt. De door hem overgelegde bevestigingen van PayPro zijn daarvoor in ieder geval niet voldoende. [gedaagde] heeft immers weersproken die te hebben ontvangen en [eiser] heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Dat had eens te meer op zijn weg gelegen, nu die bevestigingen vermelden dat zij zijn verstuurd aan het emailadres [e-mailadres], terwijl gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daar toegang tot had.

4.10.

De verwijzing van [eiser] naar algemene voorwaarden maakt het voorgaande niet anders. [gedaagde] heeft namelijk gemotiveerd weersproken die te hebben gezien of aanvaard en [eiser] heeft ook daar onvoldoende tegenover gesteld. Daaruit volgt dat niet vast is komen te staan dat de algemene voorwaarden zijn overeengekomen. Alleen daaruit volgt al dat niet via die algemene voorwaarden aan de informatieplichten kan zijn voldaan.

4.11.

De geschonden informatieplichten zijn essentiële informatieplichten en raken de kern van de overeenkomst. Er is sprake van een zodanig ernstige schending van de informatieplichten, dat de overeenkomst daarom op grond van artikel 3:40 lid 2 BW kan worden vernietigd, zoals [gedaagde] ook heeft gevorderd.8

Oneerlijke handelspraktijken

4.12.

Bovendien is de kantonrechter met [gedaagde] van oordeel dat er sprake is van oneerlijke handelspraktijken.

4.13.

Er is sprake van een oneerlijke handelspraktijk als een handelaar handelt in strijd met de vereisten van professionele toewijding en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.9 Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk als een handelaar een misleidende handelspraktijk verricht. De wet noemt daar verschillende voorbeelden van, zoals de misleidende omissie.10 Ook hier rust in beginsel op de handelaar de bewijslast van de materiële juistheid en volledigheid van de informatie die hij heeft verstrekt.11

4.14.

In de eerste plaats is sprake van een misleidende omissie door [eiser] .12 Want [eiser] heeft essentiële informatie weggelaten, die een gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen. [gedaagde] is daardoor de overeenkomst aangegaan, terwijl hij dat anders niet zou doen. Hierboven is reeds geoordeeld dat [eiser] onder meer niet aan bepaalde essentiële informatieplichten13 heeft voldaan en het weglaten van die informatie levert ook een misleidende omissie op.14 Dat geldt ook voor de omstandigheid dat [eiser] zonder medeweten van [gedaagde] onder meer software op diens apparatuur heeft geïnstalleerd, waarmee [eiser] te allen tijde en zonder medeweten van [gedaagde] op afstand kon meekijken op diens computer, zoals [gedaagde] gemotiveerd heeft aangevoerd en [eiser] onvoldoende heeft weersproken. Ook deze essentiële informatie had [eiser] niet weg mogen laten.

4.15.

In de tweede plaats is ook sprake van een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193g sub i BW. Dat artikel bepaalt dat onder alle omstandigheden misleidend is het beweren of anderszins de indruk wekken dat een product legaal kan worden verkocht, terwijl dit niet het geval is. Daarvan is sprake. Vast is immers komen te staan dat [eiser] [gedaagde] op niet-legale wijze toegang heeft verschaft tot televisiekanalen en providers via de door [eiser] geleverde Trex-software op de smart TV van [gedaagde] , terwijl [gedaagde] in de veronderstelling verkeerde dat hij rechtmatig toegang had. [eiser] wordt dus niet gevolgd in zijn stelling dat hij niets met die software te maken zou hebben gehad. Daarbij is van belang dat [gedaagde] een mail van 13 februari 2024 heeft overgelegd, waarin [eiser] aan [gedaagde] een bestand stuurde met de titel “TREX SMARTERS NEW OTT”.15 [gedaagde] heeft bovendien voldoende toegelicht dat het hem zelf niet lukte om die software vervolgens te installeren, waarna [eiser] bij hem thuis is langsgekomen om dat alsnog te doen. [eiser] heeft daarvoor € 40,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht, zo blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften.

4.16.

Omdat er sprake is van oneerlijke handelspraktijken, is de overeenkomst ook op die grond vernietigbaar.16 De vordering van [gedaagde] tot vernietiging van de overeenkomst is dus ook op die grond toewijsbaar. De overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde] en [eiser] wordt dus vernietigd.

4.17.

Bij die stand van zaken wordt niet toegekomen aan de vraag in hoeverre in de overeenkomst oneerlijke bedingen staan en – in dat geval – de sanctie daarvan.

Onverschuldigde betaling

4.18.

Vernietiging van de overeenkomst heeft terugwerkende kracht.17 Daarmee ontvalt de rechtsgrond van betalingen die op grond van die overeenkomst zijn gedaan. Die betaalde bedragen zijn dan onverschuldigd betaald. 18 [gedaagde] vordert op die grond terugbetaling van een bedrag van € 6.067,50. De hoogte van dit bedrag is door [eiser] niet betwist. De vordering wordt toegewezen.

Teruggave desktops

4.19.

[gedaagde] vordert ook teruggave van zijn twee desktops die [eiser] in januari 2021 heeft meegenomen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag per apparaat. [gedaagde] stelt dat hij [eiser] in de afgelopen jaren meermaals heeft gevraagd om teruggave van de desktops. [eiser] heeft hierover tegenstrijdige stellingen ingenomen. Enerzijds betwist hij dat de desktops nog in zijn bezit zijn en stelt hij dat er geen afspraak was over retournering19, maar anderzijds verklaarde hij tijdens de mondelinge behandeling dat hij de desktops al zou hebben teruggeven. Nu beide verklaringen niet onderbouwd en bovendien inconsistent zijn, wordt hieraan voorbijgegaan. De vordering tot teruggave van de desktops wordt daarom toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding de door [gedaagde] gevorderde dwangsommen daarbij te maximeren op een totaalbedrag van € 900,00.

Schadevergoeding

4.20.

Artikel 6:193b lid 1 BW bepaalt dat een oneerlijke handelspraktijk een onrechtmatige daad20 oplevert. [eiser] moet daarom de schade die [gedaagde] als gevolg van het onrechtmatig handelen heeft geleden, aan [gedaagde] vergoeden.

4.21.

[gedaagde] vordert in dat kader een bedrag van € 1.856,56 aan schadevergoeding. Dat bedrag bestaat onder meer uit gemaakte kosten in verband met het “schoonmaken” van zijn laptop en desktops door een deskundige (€ 1.806,56). [gedaagde] heeft dat onderbouwd met twee facturen van JG Solutions B.V..21 [eiser] heeft die facturen niet voldoende concreet weersproken, zodat dat bedrag aan schadevergoeding toewijsbaar is.

4.22.

De door [gedaagde] gevorderde € 50,- aan schadevergoeding voor kosten gemaakt in verband met het conservatoir beslag wordt ook toegewezen (zie hierna onder 4.26).

Vorderingen [eiser] in conventie worden afgewezen

4.23.

Zoals hiervoor overwogen wordt de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] vernietigd. Nu de vorderingen in conventie gegrond waren op die overeenkomst, worden die vorderingen afgewezen.

Opheffing van het conservatoir beslag

4.24.

[gedaagde] vordert opheffing van het door [eiser] gelegde conservatoir beslag. Die vordering wordt toegewezen, omdat de vordering ter verzekering waarvan dat conservatoire beslag is gelegd, door de vernietiging van de overeenkomst van opdracht niet meer bestaat.

4.25.

De kantonrechter merkt daarbij nog het volgende op. Een beslaglegger is, op straffe van nietigheid van het beslag, verplicht om binnen acht dagen na het instellen van de eis in de hoofdzaak een afschrift van de dagvaarding aan de derde-beslagene te betekenen.22 Ter zitting is met partijen besproken dat die overbetekening niet in het procesdossier zit. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat die overbetekening wel tijdig heeft plaatsgevonden. Na de mondelinge behandeling heeft hij aangeboden dat exploot alsnog in te brengen. Gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, wordt die gelegenheid niet geboden. Het conservatoire beslag wordt – voor zover gelet op het voorgaande geldig gelegd – toch opgeheven.

4.26.

[eiser] heeft niet weersproken dat ABN AMRO in verband met de beslaglegging € 50,00 bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. [gedaagde] vordert vergoeding van deze kosten door [eiser] . Omdat het beslag – voor zover geldig – wordt opgeheven, zijn ook deze kosten als schadevergoeding toewijsbaar.

De proceskosten

4.27.

[eiser] wordt in conventie en in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

4.28.

[gedaagde] heeft verzocht af te wijken van het liquidatietarief en te bepalen dat [eiser] zijn werkelijke proceskosten van € 14.278,00 moet vergoeden.

4.29.

Volgens vaste rechtspraak23 is vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM24.

4.30.

Aan deze hoge maatstaf is niet voldaan, omdat niet is gebleken dat [eiser] door het aanspannen van deze procedure onrechtmatig handelde, of misbruik van procesrecht maakte. Op dát moment was de overeenkomst van opdracht immers (nog) niet vernietigd en het is niet gebleken dat [eiser] toen wist, althans had moeten weten, dat zijn vorderingen geen kans van slagen hadden. Om die reden zal [eiser] worden veroordeeld tot voldoening van de proceskosten conform het gebruikelijke liquidatietarief.

4.31.

De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op:

In conventie:

- salaris gemachtigde

542,00

(2 punten × € 271,00)

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

677,00

In reconventie:

- salaris gemachtigde

1.017,00

(3 punten × € 339,00)

Totaal

1.017,00

5 De beslissing

De kantonrechter

in conventie

5.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af;

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 677,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

5.3.

veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;

in reconventie

5.4.

vernietigt de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde] en [eiser] ;

5.5.

veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 6.067,50 aan onverschuldigd betaalde bedragen;

5.6.

veroordeelt [eiser] tot teruggave van de twee desktops aan [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hij daarmee in gebreke blijft, tot een maximumbedrag van in totaal € 900,00;

5.7.

veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 1.856,56 aan schadevergoeding;

5.8.

heft op het door [eiser] ten laste van [gedaagde] onder ABN AMRO gelegde conservatoire beslag, voorzover dat beslag niet reeds nietig is op grond van artikel 721 Rv;

5.9.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.017,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

5.10.

wijst het meer of anders gevorderde af;

5.11.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L.W. Oosthoek, op 29 april 2025.

1 Artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

2 Artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).

3 In de zin van artikel 6:230g lid 1 sub f BW.

4 Artikel 6:230n lid 4 BW.

5 Artikel 6:230t lid 1 BW.

6 Artikel 6:230t lid 2 BW.

7 Productie 14 van [eiser] .

8 Vergelijk HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.

9 Artikel 6:193b lid 2 BW.

10 In de artikelen 6:193c t/m 6:193g BW

11 Artikel 6:193j BW.

12 Artikel 6:193d BW.

13 In de zin van artikel 6:230m lid 1 sub a, g en h BW.

14 Artikel 6:193e lid 1 sub a, d en e jo 6:193d lid 2 BW.

15 Productie 37 [gedaagde] .

16 Artikel 6:193j lid 3 BW.

17 Artikel 3:53 lid 1 BW.

18 Artikel 6:203 BW.

19 Par. 4 conclusie van antwoord in reconventie.

20 In de zin van artikel 6:162 BW.

21 Productie 39 en 40 [gedaagde] .

22 Artikel 721 Rv.

23 Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.

24 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (officieel: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.