2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, amfetamine, 2C-B, 3-MMC en/of 4-MMC op 31 oktober 2024 te Amsterdam;
2.het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 30 gram hasjiesj, hennep en/of 1900 pillen diazepam op 31 oktober 2024 te Amsterdam;
3.wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] in de periode van 30 tot en met 31 oktober 2024 te Amsterdam;
4.het voorhanden hebben van een alarmpistool op 31 oktober 2024 te Amsterdam;
5.mishandeling van [slachtoffer] op 31 oktober 2024 te Amsterdam; en
6. primairzware mishandeling van [slachtoffer] op 25 december 2024 te Avenhorn. Dit feit is subsidiair ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 31 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid materialen bevattende MDMA en amfetamine en 2C-B, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 31 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram van plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) en hennep, zijnde hasjiesj en hennep als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 31 oktober 2024 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarmpistool voorhanden heeft gehad;
6. primair:
op 25 december 2024 te Avenhorn, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snijletsel aan de duim/hand en aan één of meer pezen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] te raken met een mes.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.
Ten aanzien van feit 6 primair:
zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als
bijzondere voorwaarden
dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd van twee jaren onder behandeling zal stellen van het Forensisch Ambulante Zorgteam (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- gedurende de proeftijd van twee jaren verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd van twee jaren inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd van twee jaren meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Legt op de maatregel dat veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende op het adres [adres] ).
Legt op de maatregel dat veroordeelde voor de duur van twee jaren zich niet zal bevinden in de plaats Avenhorn.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan deze maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de op grond van artikel 38v opgelegde maatregelen, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
Item 4, zijnde 1 STK huls, PL1300-2024260555-G6575326;
- -
Item 5, zijnde 3 STK huls, PL1300-2024260555-G6575318;
- -
Item 6, zijnde 1 STK pistool, PL1300-2024260555-G6575315;
- -
Item 7, zijnde 77 STK verdovende middelen, PL1300-2024260555-6575314;
- -
Item 8, zijnde 750 STK verdovende middelen groen, merk: Kamagra, PL1300-2024260555-6575320;
- -
Item 9, zijnde 197 STK verdovende middelen 3mmc, PL1300-2024260555-6575319;
- -
Item 10, zijnde 690 STK verdovende middelen, paars, merk: shadow, PL1300-2024260555-6575321;
- -
Item 11, zijnde 1.940 STK verdovende middelen diazepam, PL1300-2024260555-6575327;
- -
Item 12, zijnde 1 STK verdovende middelen paars, PL1300-2024260555-6575329;
- -
Item 13, zijnde 1 STK verdovende middelen 4mmc, PL1300-2024260555-6575330;
- -
Item 14, zijnde 172 STK verdovende middelen groen, merk: xtc, PL1300-2024260555-6575331;
- -
Item 15, zijnde 1 STK verdovende middelen ghb, PL1300-2024260555-6575332;
- -
Item 16, zijnde 1 STK verdovende middelen mdma, PL1300-2024260555-6575334;
- -
Item 17, zijnde 1 STK verdovende middelen ketamine, PL1300-2024260555-6575335;
- -
Item 18, zijnde 45 STK verdovende middelen bruin, PL1300-2024260555-6575339;
- -
Item 19, zijnde 1 STK verdovende middelen hasjiesj, PL1300-2024260555-6575340;
- -
Item 20, zijnde 1 STK verdovende middelen henneptoppen, PL1300-2024260555-6575345;
- -
Item 21, zijnde 1 STK verdovende middelen amfetamine, PL1300-2024260555-6575343;
- -
Item 22, zijnde 1 STK verdovende middelen xtc, PL1300-2024260555-6575347;
- -
Item 23, zijnde 1 STK verdovende middelen hennep, PL1300-2024260555-6575349;
- -
Item 24, zijnde 1 STK boksbeugel, PL1300-2024260555-6575348;
- -
Item 25, zijnde 2 STK Weegschaal, PL1300-2024260555-6575351;
- -
Item 26, zijnde 1 STK gripzakjes, PL1300-2024260555-6575354;
- -
Item 27, zijnde 1.500 STK Enveloppe, PL1300-2024260555-6575307;
- -
Item 28, zijnde 612 gram verdovende middelen 4MMC, PL1300-2024260555-G6575314.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- -
Item 1, zijnde € 100,00, PL1300-2024260555-G6575984;
- -
Item 2, zijnde € 100,00, PL1300-2024260555-G6575989;
- -
Item 3, zijnde € 300,00, PL1300-2024260555-G6575992.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 145,20 (honderdvijfenveertig euro en twintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.145,20 (vijfduizendhonderdvijfenveertig euro en twintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2025.