Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2025:3559

Rechtbank Amsterdam
26-05-2025
06-06-2025
AMS 24/7123
Bestuursrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aanvragen om toekenning van een eenmalig bedrag aan oudere Surinaamse Nederlanders die geen volledig AOW-pensioen hebben kunnen opbouwen, mogen afwijzen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 24/7123

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Amrani),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigden: mr. P.C. van der Voorn en mr. K. Verbeek).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een tegemoetkoming op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst (het Tijdelijk besluit).

Met het primaire besluit van 14 augustus 2024 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2025. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Totstandkoming van de besluiten

1. Op 25 november 1975 is Suriname onafhankelijk geworden van het Koninkrijk der Nederlanden. Vele rijksgenoten verlieten Suriname voor die datum om zich in Nederland te vestigen en zo de Nederlandse nationaliteit te behouden.1 Doordat hun Koninkrijksjaren in Suriname bij de opbouw van het AOW-pensioen2 niet worden meegerekend, hebben veel Nederlanders van Surinaamse herkomst geen volledige AOW kunnen opbouwen. Betrokkenen ervaren dit als een groot onrecht. Zij stellen dat zij rijksgenoten waren – gezien het gezamenlijke historische verleden van Nederland en Suriname en de vertaling daarvan in het Statuut van 1954 – en dat zij ten onrechte gelijk worden gesteld met migranten, die niet uit het Koninkrijk der Nederlanden afkomstig zijn. Zij vinden dat zij als tweederangsburgers worden behandeld en dat zij worden gediscrimineerd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft met het Tijdelijk besluit als gebaar van erkenning en tegemoetkoming aan een groep ouderen van Surinaamse herkomst een eenmalig bedrag van € 5.000,- per persoon beschikbaar gesteld.

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] in het district [geboorteplaats] . In Suriname heeft hij al vanaf jonge leeftijd onder meer gewerkt als journalist voor de Surinaamse Staatsomroep. Hij is op 20 augustus 1974 in Nederland komen wonen. Op dit moment is eiser nog steeds woonachtig in Nederland. Aan eiser is een AOW-pensioen toegekend met een korting van 6%, omdat hij in de periode van 16 juli 1973 tot en met 19 augustus 1974 en de periode van 1 januari 1981 tot en met 21 december 1982 niet verzekerd is geweest voor de AOW. Eiser heeft op 18 juli 2024 een tegemoetkoming op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst aangevraagd.

3. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij niet voldoet aan alle voorwaarden voor een tegemoetkoming. Eiser was namelijk jonger dan 18 jaar toen hij in Nederland kwam wonen. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens verweerder is de leeftijd van 18 jaar gekozen, omdat iemand op die leeftijd meerderjarig is en zelfstandig de keuze voor Nederland of Suriname kon maken. Verweerder heeft geen ruimte om af te wijken van deze voorwaarde.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder op goede gronden de aanvraag van eiser heeft afgewezen. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

Komt eiser op grond van het Tijdelijk besluit in aanmerking voor het gebaar?

5.1.

Eiser betwist niet dat verweerder met verwijzing naar de letterlijke tekst van
artikel 3, aanhef en onder c, van het Tijdelijk besluit zijn aanvraag heeft mogen afwijzen. Eiser is namelijk op 20 augustus 1974 in Nederland komen wonen. Op deze dag had eiser nog niet de leeftijd van 18 jaar bereikt. Eiser voldoet daarmee niet aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor het eenmalig bedrag. Eiser wenst met zijn beroep te bereiken dat verweerder (in zijn geval) van deze voorwaarde afwijkt, omdat het leidt tot een onevenredige uitkomst. Eiser heeft daarbij een uitdrukkelijk beroep gedaan op de hardheidsclausule.

5.2.

De rechtbank stelt vast dat in het Tijdelijk besluit geen hardheidsclausule is opgenomen, zodat een beroep op een hardheidsclausule om die reden al niet slaagt. De minister heeft bewust ervoor gekozen om geen hardheidsclausule op te nemen. De rechtbank stelt vast dat de minister dit ook heeft toegelicht in het commissiedebat van 29 juni 2023.3 Daarin is door de minister het standpunt ingenomen dat door middel van een hardheidsclausule ook andere mensen in aanmerking kunnen komen voor het gebaar. Die gedachtegang kan de rechtbank volgen. De suggestie in het commissiedebat dat hardheidsclausules heel ingewikkeld zijn, kan de rechtbank echter niet plaatsen. Een hardheidsclausule geeft verweerder en de rechtbank immers meer ruimte om in uitzonderlijke en onredelijke gevallen de belangen van eisers af te wegen tegen de belangen van verweerder met inachtneming van het doel van de regeling. In het geval van eiser had de rechtbank daarmee gewicht kunnen toekennen aan zijn verhaal en zijn (door de rechtbank zeer aannemelijk geachte) stelling dat hij een bewuste keuze voor Nederland heeft gemaakt. Hiervoor heeft de minister echter niet gekozen en de rechtbank dient deze keuze te respecteren.

Is de leeftijdsvoorwaarde zodanig onrechtmatig dat deze buiten toepassing dient te blijven?

6.1.

De rechtbank kan bepalen dat (een bepaalde voorwaarde in) een algemeen verbindend voorschrift, zoals het Tijdelijk besluit, buiten toepassing dient te blijven als deze in strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen en/of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het is vaste rechtspraak dat als bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk zijn betrokken en de afweging deugdelijk is gemotiveerd, deze keuze voldoet aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.4 De toetsing door de bestuursrechter beperkt zich dan in het algemeen tot de vraag of de regeling – in dit geval de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder c, van het Tijdelijk besluit – in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Gelet op het onverplichte en begunstigende karakter van het Tijdelijk besluit is in beginsel een terughoudende rechterlijke toetsing aangewezen.

6.2.

Uit de Nota van Toelichting volgt dat het Tijdelijk besluit voortkomt uit een politiek-bestuurlijke wens om een gebaar te maken naar een groep ouderen van Surinaamse herkomst met een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid.5 Het kabinet heeft dit willen vormgeven met een eenmalig bedrag als gebaar van erkenning. Dit gebaar ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep. Het gaat daarbij om de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de Toescheidingsovereenkomst. Betrokkenen hebben welbewust de keuze gemaakt om naar Nederland te komen, omdat zij zich Nederlander voelden en Nederlander wilden blijven. Bij de betrokkenen is daarbij de verwachting ontstaan ook recht op volledige AOW te krijgen, terwijl soms over een lange periode geen recht op grond van de AOW is opgebouwd. Het onrecht dat deze groep hierdoor ervaart, wordt versterkt door de verwachtingen waarmee zij naar Nederland zijn gekomen. Zij maakten namelijk op basis van die verwachtingen een levensbepalende keuze. Daarnaast bestaat er een politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege deze samenloop van omstandigheden te erkennen. Het gebaar wil recht doen aan de gevoelens die als gevolg van deze samenloop van omstandigheden leven bij deze groep en ziet nadrukkelijk niet op een vorm van vereffening van het AOW-gat van Surinaamse ouderen.

6.3.

Om in aanmerking te komen voor het eenmalig bedrag moet de persoon onder meer 18 jaar of ouder zijn geweest op het moment van de verhuizing naar Nederland. Uit de Nota van Toelichting volgt dat daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de verhuizing naar Nederland een welbewuste keuze moet zijn geweest.6 De gedachte daarachter is dat bij deze leeftijd ervan kan worden uitgegaan dat iemand een bewuste keuze heeft gemaakt om naar Nederland te verhuizen of in Suriname te blijven wonen. Naar hedendaags begrip is iemand vanaf de leeftijd van 18 jaar immers meerderjarig. Deze leeftijd sluit ook aan bij de Toescheidingsovereenkomst, waarin expliciet is geregeld dat iemand op 18-jarige leeftijd meerderjarig is en zelfstandig de keuze voor Nederland of Suriname kon maken. In het commissiedebat van 29 juni 2023 is bovendien uitdrukkelijk gesproken over de leeftijdsgrens. De minister heeft toegelicht dat 18 jaar een leeftijd is waarop iemand meerderjarig is en dat verondersteld wordt dat een 18-jarige een bewuste keuze kan maken voor de zaken die zijn leven betreffen en waar hij mee te maken krijgt. Vanaf 18 jaar is iemand handelingsbevoegd om zelfstandig de keuze te kunnen maken om zich in Nederland te vestigen. De minister heeft uitdrukkelijk meegewogen dat daardoor ook een groep niet in aanmerking komt voor het gebaar. Het maken van een onderscheid bij een lagere leeftijdsgrens is echter moeilijk te onderbouwen. Een ingediende motie om de leeftijdsgrens alsnog te verlagen naar 16 jaar is verworpen.7

6.4.

De rechtbank stelt vast dat de minister – gelet op het voorgaande – bewust heeft gekozen om in het Tijdelijk besluit de leeftijdsgrens van 18 jaar te hanteren. Inherent aan een afbakening door het stellen van een leeftijdsgrens is dat een groep mensen die wel de bewuste keuze hebben gemaakt maar (net) niet aan het leeftijdsvereiste voldoet, geen gebaar van erkenning krijgt. Hieraan ligt een politiek-bestuurlijke afweging ten grondslag, die de rechtbank heeft te respecteren. De rechtbank acht de door de minister in het Tijdelijk besluit gemaakte keuze inzichtelijk en voldoende onderbouwd. De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de uitdrukkelijke bedoeling van de minister, het onverplichte en begunstigende karakter van het Tijdelijk besluit dat is bedoeld als een gebaar van erkenning voor een geselecteerde groep ouderen van Surinaamse afkomst en de in dat verband dwingend vastgestelde toekenningsvoorwaarden die de terughoudende toets kunnen doorstaan. Vanuit dat licht bezien kan uit wat eiser heeft aangevoerd niet worden geconcludeerd dat de leeftijdsvoorwaarde niet geschikt is dan wel niet noodzakelijk is. Van onevenwichtigheid is niet gebleken. De rechtbank ziet bij de terughoudende toets zoals die bij het Tijdelijk besluit aangelegd moet worden en gegeven de aanvaardbaarheid van de in het Tijdelijk besluit door de minister expliciet gemaakte keuze over de leeftijdsvoorwaarde geen aanleiding om die voorwaarde te verruimen of buiten toepassing te laten.

Is het leeftijdsvereiste in het concrete geval van eiser onevenredig?

7.1.

Wanneer het, zoals hier, gaat om een gebonden besluit dat is gebaseerd op een algemeen verbindend voorschrift, kunnen bijzondere omstandigheden maken dat toepassing van het algemeen verbindend voorschrift in het voorliggende geval zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Dit betekent dat uiteindelijk moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden. Een besluit is onevenredig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbende(n) onredelijk bezwarend is.

7.2.

Eiser voert aan dat in zijn geval bijzondere omstandigheden zijn die maken dat strikte toepassing van de leeftijdsgrens tot een onevenredige uitkomst leidt. Ondanks dat hij niet aan de leeftijdsgrens voldoet, heeft hij namelijk wel zelf bewust de keuze gemaakt om naar Nederland te komen. Eiser was op de dag van vestiging in Nederland 17 jaar, 11 maanden en 4 dagen oud. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij al op jonge leeftijd werkzaam was in de journalistiek en voor verschillende media. Hij was verder geïnteresseerd in de politiek en in het bijzonder in de Surinaamse onafhankelijkheid. Hij was zestien jaar toen Suriname de verklaring aflegde dat Suriname onafhankelijk zou worden. Hij wilde dat niet afwachten en wilde zijn rechten veilig stellen. Hij heeft zelfstandig geïnformeerd wat een ticket naar Nederland kostte en heeft vervolgens de keuze gemaakt om in Nederland te wonen. Hij wist wat de consequenties waren. Volgens eiser heeft hij bewust gekozen voor de Nederlandse nationaliteit, de ontwikkelingsmogelijkheden in Nederland en een leven in Nederland. Eiser heeft hierna jarenlang gewerkt voor diverse Nederlandse omroepen. Hij is nog steeds dankbaar dat hij deze beslissing heeft genomen, omdat Nederland hem de mogelijkheid heeft gegeven zich te ontwikkelen. Hij vindt het echter wel onrechtvaardig dat hij wordt gekort op zijn AOW-pensioen. Dat na jarenlang gediscussieer over een regeling een selecte groep alsnog een gebaar van erkenning krijgt, maar eiser niet omdat hij 27 dagen voor zijn 18de verjaardag naar Nederland is gekomen, vindt eiser onredelijk.

7.3.

De rechtbank stelt voorop dat zij het aannemelijk vindt dat eiser bewust en zelfstandig de keuze heeft gemaakt om zich in Nederland te vestigen. Eiser heeft dit uitvoerig bepleit en de rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan dit betoog te twijfelen. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank echter geen aanleiding om te spreken van dusdanig bijzondere omstandigheden die maken dat de uitkomst van het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank overweegt daartoe dat de minister bewust heeft gekozen voor een leeftijdsvereiste. Inherent aan deze keuze is dat een groep mensen vanwege het leeftijdsvereiste niet in aanmerking komen voor het gebaar terwijl zij wel een weloverwogen keuze voor Nederland hebben gemaakt. Dat iemand voor zijn 18de verjaardag de bewuste keuze heeft gemaakt om in Nederland te komen wonen, geldt niet alleen voor eiser, maar voor meer mensen van Surinaamse herkomst. Zo zijn bij de rechtbank verschillende zaken bekend van mensen die – net als eiser – hebben bepleit dat zij een weloverwogen keuze voor Nederland hebben gemaakt, maar die zich om hen moverende redenen al vlak voor hun achttiende in Nederland hebben gevestigd. Ook in het commissiedebat van 29 juni 2023 is gesproken over een groep mensen van Surinaamse herkomst die wel een bewuste keuze voor Nederland hebben gemaakt, maar niet aan het leeftijdsvereiste voldoen.8 De situatie van eiser onderscheidt zich niet in het bijzonder ten opzichte van deze groep. Zodoende kan niet worden gesproken van een dusdanig bijzondere omstandigheid die maakt dat in dit geval strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het hier een begunstigend besluit betreft dat eiser wordt onthouden en niet een belastend besluit dat hem financieel treft. De rechtbank begrijpt dat eiser dit onrechtvaardig vindt en dat in zijn geval de afwijzing van het gebaar alleen maar zorgt voor meer leed. Maar de rechtbank kan alleen beoordelen of er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden en de rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat dit niet het geval is.

Had eiser in de bezwaarfase gehoord moeten worden?

8. Op de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Ondanks dat deze beroepsgrond laat is ingediend, acht de rechtbank het niet in strijd met de goede procesorde om deze beroepsgrond te beoordelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het geval van eiser mogen afzien van het horen in bezwaar. In wat eiser in het bezwaarschrift heeft aangevoerd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eiser nader te horen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is in het Tijdelijk besluit geen hardheidsclausule opgenomen. Verder zijn de voorwaarden voor het recht op een eenmalig bedrag niet als een zogeheten kan-bepaling geformuleerd. Verweerder heeft dan ook geen enkele mogelijkheid om van het leeftijdsvereiste af te wijken. Nu vaststaat dat eiser voor zijn achttiende naar Nederland is gekomen, was er maar één uitkomst mogelijk. Hieruit heeft verweerder mogen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden de aanvraag van eiser heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, voorzitter, en mr. J.C.S. van Limburg Stirum en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Het indienen van een hogerberoepschrift kan digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl of door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

1 Dit volgt uit de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, Paramaribo.

2 Een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.

3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 20 361, nr. 220.

4 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452.

5 Staatsblad 2023, 386, pagina 7.

6 Staatsblad 2023, 386, pagina 8 en 9.

7 Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 20 361, nr. 216.

8 De rechtbank wijst in dit geval op de groep van 200 vrouwen onder de leeftijd van 18 die op uitnodiging van de toenmalige Minister van Sociale Zaken naar Nederland zijn gekomen om verpleegster te worden.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.