RECHTBANK Amsterdam
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/768493 / KG ZA 25-326 NB/EvK
Vonnis in kort geding van 3 juni 2025
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MANNOURY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 8 mei 2025,
hierna te noemen: Mannoury,
advocaat: mr. M. van Stigt Thans te Amsterdam,
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
niet verschenen,
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERMETA GEVELBOUW B.V.,
gevestigd te Asperen,
hierna te noemen: Hermeta,
advocaat: mr. L.C. van den Berg te Den Haag,
3.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3] (in staat van faillissement),
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
niet verschenen.
Gedaagde partijen worden hierna samen Hermeta c.s. genoemd.
1 De procedure
1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 20 mei 2025 heeft Mannoury de dagvaarding toegelicht. Hermeta heeft, mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord, verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- -
aan de zijde van Mannoury: [naam 1] , directeur projectontwikkeling van Aedes Real Estate B.V. (hierna: Aedes), [naam 2] , projectmanager bij Aedes, [naam 3] , geveladviseur bij [gedaagde 1] , [naam 4] , technisch beheerder bij Aedes, met mr. M. van Stigt Thans.
- -
aan de zijde van Hermeta: [naam 5] , interim directeur van Hermeta, [naam 6] , salesmanager bij Hermeta, [naam 7] hoofd bedrijfsbureau van Hermeta, met mr. L.C. van den Berg.
1.3.
Na verder debat is vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1.
Mannoury is een projectvennootschap (dochtervennootschap) van projectontwikkelaar en vastgoedinvesteerder Aedes.
2.2.
[gedaagde 1] is een vennootschap onder firma met twee vennoten: Hermeta en [gedaagde 3] . [gedaagde 3] is op 22 april 2025 failliet verklaard door de rechtbank Rotterdam.
Binnen [gedaagde 1] richtte [gedaagde 3] zich op houtbouw. Hermeta haar activiteiten zijn gericht op het vervaardigen van aluminium onderdelen voor de bouw (zoals garderobes, jashaken etc.) en aluminium kozijnen.
2.3.
Deze zaak gaat over een project bestaande uit de nieuwbouw van twee woontorens, inclusief parkeergarages, in het westen van Amsterdam (hierna: het project). Op de daken van beide woontorens zit een retentiedak. Dat is een dak dat tijdelijk hemelwater opvangt en geleidelijk afvoert.
2.4.
Bij het project waren meerdere partijen betrokken. Het bouwkundig ontwerp is vervaardigd door de architect in opdracht van Aedes. In het ontwerp is bepaald hoe de gebouwen eruit komen te zien, inclusief retentiedaken, gevels en kozijnen. Het ontwerp is vervolgens op delen uitgewerkt door andere adviseurs en uitvoerders. Voor dit geschil zijn de volgende partijen relevant:
- -
Bij het ontwerpen van de gevelafdichting heeft Mannoury IBS Consultants/IBS DakConsult ingeschakeld.
- -
KIWA/BDA Dak- en [gedaagde 1] B.V. (hierna: Kiwa) was de adviseur ten aanzien van daken en gevels (vanaf 16 november 2020).
- -
Van Bekkum was de bouwkundig aannemer. Zij was onder meer verantwoordelijk voor het bouwen van het betonskelet van de gebouwen.
- -
[gedaagde 1] moest voortbouwen door geprefabriceerde gevelpanelen in het betonskelet te plaatsen. [gedaagde 3] heeft de houtskeletbouwelementen vervaardigd. Hermeta bracht op die elementen de aluminium kozijnen (inclusief beglazing) aan. Hermeta moest haar gevelelementen waterdicht laten aansluiten op het betonskelet. Die waterdichte aansluiting heeft de vorm van een EPDM-slabbe. Deze slabbe wordt op de bouwlocatie op het beton geplakt.
Op deze foto is de gevelbekleding (steenstrips) en isolatie van Isovion nog niet aangebracht
- Na het plaatsen van de gevelelementen door [gedaagde 1] , werd de verdere isolatie, gevelbekleding en aansluitingen op de HSB-elementen aangebracht door Isovision B.V., de isolatie-aannemer.
2.5.
Op 7 januari 2020 hebben [gedaagde 1] en Mannoury (de overeenkomst is ondertekend door Plan 8 Vastgoedontwikkeling B.V., de vroegere handelsnaam van Mannoury) een aannemingsovereenkomst gesloten.
In de aannemingsovereenkomst is het werk als volgt gedefinieerd: “het conform het bepaalde in deze overeenkomst en de daarbij horende bijlagen realiseren van diverse bouwkundige werkzaamheden aan de gevel ten behoeve van project Mannourystraat te Amsterdam”.
In de werkomschrijving, bijlage bij de aannemingsovereenkomst is het werk gedefinieerd als: “produceren, leveren en installeren van de prefab HSB gevelelementen met aluminium kozijnen van bouwblokken 3 en 4 aan de Gerrit Mannourystraat te Amsterdam, conform ontwerpdetails d.d. 30-9-2019 zie bijlage A.3 B van de AOK [aannemingsovk].”
2.6.
Op 1 september 2021 is het door [gedaagde 1] uitgevoerde werk opgeleverd.
2.7.
In de zomer van 2023 zijn er vochtproblemen geconstateerd in de binnenwand-afwerking en metalstud wanden van appartement nr.954, gelegen op de onderste etage van één van de woontorens (blok 3). Mannoury heeft [gedaagde 1] bij brief van 11 september 2023 hiervoor aansprakelijk gesteld.
In het najaar van 2023 zijn er lekkages geconstateerd in de parkeerkelder van dezelfde woontoren (blok 3).
2.8.
Partijen hebben in oktober en november 2023 overleg gevoerd over deze lekkages en afgesproken dat er gezamenlijk wordt gezocht naar een goede herstelmethode.
2.9.
In december 2023 waren er volgens Mannoury aanwijzingen dat de door [gedaagde 1] geleverde gevels en kozijnen mogelijk ook gebrekkig waren in de andere woontoren (blok 4). (De verzekeraar van) Mannoury heeft [gedaagde 1] bij brief van 19 december 2023 ook aansprakelijk gesteld voor deze gebreken en zij heeft aangekondigd dat Kiwa een technisch onderzoek zal verrichten en [gedaagde 1] is uitgenodigd om hierbij, en bij de bespreking hiervan op 24 januari 2024, aanwezig te zijn. Bij brief van 12 januari 2024 heeft [gedaagde 1] aansprakelijkheid van de hand gewezen en betwist dat sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de aan haar verstrekte opdracht.
2.10.
Mannoury heeft Kiwa gevraagd onderzoek te doen naar de oorzaken van de vochtproblemen in de parkeerkelder en de appartementen. Het onderzoek is uitgevoerd op 23, 24 en 25 januari 2024. [gedaagde 1] was hierbij aanwezig.
2.11.
Op 12 maart 2024 heeft Mannoury de concept-rapportage van Kiwa van 5 maart 2024 naar [gedaagde 1] gestuurd en gevraagd om feedback.
2.12.
Bij brief van 5 april 2024 heeft [gedaagde 1] gereageerd op het conceptrapport van Kiwa. Deze reactie is vervolgens als bijlage toegevoegd bij het definitieve rapport van Kiwa van 4 juni 2024. [gedaagde 1] concludeert (samengevat) dat de gevels niet gebrekkig zijn maar dat het vocht intreedt ter plaatse van het bovendetail van een geveldeel op de plaats van een ontbrekend vulblok en ontbrekende EPDM-slabbe.
2.13.
Op 25 april 2024 heeft een bouwteamoverleg plaatsgevonden waarbij alle betrokken aannemers en adviseurs zijn uitgenodigd. Het doel van de bespreking was het analyseren van het probleem en vaststellen van plan van aanpak voor de lekkages aan de hand van het concept-rapport van Kiwa. [gedaagde 1] was ook bij dit overleg aanwezig. Onder voorzitterschap van Kiwa is de inhoud van haar conceptrapport van 5 maart 2024 besproken. In de notulen van dit overleg van 8 mei 2024 staat, voor zover relevant:
“(…) 1. Opening
(…)
[naam 8] [van [gedaagde 1] , vzr] vraagt of de door hun ingezonden vragen /stukken ook beoordeelt zullen worden tijdens deze meeting;
[naam 9] [van Kiwa, vzr] geeft aan dat hij deze heeft ontvangen maar niet alles in detail heeft doorgenomen. Het is niet de bedoeling om hun boekwerk tijdens deze sessie gezamenlijk door te spreken. Hij stelt voor om gezamenlijk door zijn rapport te bladeren en dan komt eigenlijk alles aan bod wat hij geconstateerd heeft met daarbij zijn uitgewerkte visie;
(…)
[naam 8] geeft aan dat zij ruim 100 pagina’s aan stukken hebben aangeleverd, hij wil beter begrijpen waarom dit niet behandeld wordt en wat het doel is van deze bespreking. Ik neem aan dat wij niet de enige zijn die hier zo uitgebreid op gereageerd hebben aldus [naam 8] ;
(…)
7. Herstel / uitvoering
Hermeta geeft aan dat zij aansprakelijk zijn gesteld, de vraag is of ze daadwerkelijk aansprakelijk zijn. Zij willen eerst opdracht alvorens ze iets aan herstel gaan doen. Ze gaan er niet blind in stappen. We zitten er constructief in, maar voordat ik zeker weet of we in het bouwteam stappen, wil ik helderheid over de aansprakelijkheidstelling, aldus [naam 8] ;
[naam 10] zegt dat we dit begrijpen maar voordat we duidelijk krijgen wie er aansprakelijk is hadden we deze bijeenkomst van vandaag nodig om verder te komen. Iedereen heeft deze aansprakelijkheid ontvangen. (…) Er wordt een herstelplan opgesteld waar we stap voor stap uitwerken hoe we te werk moeten gaan. Zo wordt gauw duidelijk welke verantwoordelijkheid bij wie komt te liggen en dan uiteindelijk gaan we naar de kostenverdeling en aansprakelijkheid kijken, maar daar zijn we nog niet. (…)”
2.14.
In het definitieve rapport van Kiwa van 4 juni 2024 staat, voor zover relevant:
“(…) 2.2.1 Aluminium kozijnen
De aluminium kozijnen van beide woontorens steken uit ten opzichte van de gevels met steenstrips. De waterbelasting op de kozijndetails is aan de bovenzijde aanzienlijk. Via de bouwkundige naden infiltreert water tussen de aluminium kozijnen en de steenstrips in de spouw. Dit water kan niet naar buiten worden afgevoerd en wordt gebufferd in de spouw achter de aluminium aanslagprofielen. Nagenoeg overal staat 10 tot 15 mm water op de EPDM spouwslabben boven de kozijnen. Dit water infiltreert via aanslagrubbers van de kozijnen tot op de achterliggende stelkozijnen. Hierdoor ontstaan zichtbare en onzichtbare lekkages aan de binnenzijde bij de aftimmering in de appartementen. Lokaal zijn stelkozijnen door houtrot aangetast. Bovengenoemd fenomeen lijkt structureel voor te komen bij alle uitkragende kozijnen die intensief worden belast.
Een deel van het gebufferde water stroomt in de spouw achter de steenstrips aan de zijkanten weg waardoor ook de stelkozijnen aan de zijkant worden belast. Bij appartement 954 stroomt het water achter de bitumen randstroken omdat spouwslabben ontbreken. Hierdoor is o.a. de dekvloer in de appartement vol water gelopen.
(…)
6 Aanbevelingen en plan van aanpak
(…)
6.2
Inventarisatie gebreken gevels en proefgevels (fase 2)
Op basis van het onderzoek zijn de gebreken rondom de uitkragende kozijnen overal aanwezig. Het is zinvol om meer inzicht te verkrijgen in de omvang van de houtrotschade rondom de kozijnen en de aantasting van de HSB-elementen van het gehele complex. Echter, omdat aan de buitenzijde de stelkozijnen en HSB-elementen niet goed te inspecteren zijn, moet de opname ook aan de binnenzijde worden uitgevoerd.
(…)
Inventarisatie
01 In alle woningen moeten de HSB-elementen en de afwerking visueel worden geïnventariseerd op aanwezigheid van houtrot en vochtplekken. Ook zijn houtvochtmetingen mogelijk zinvol als aanvulling op deze inventarisatie.
02 Met een hoogwerker moeten alle HSB-elementen en kozijnen worden gecontroleerd op de aanwezigheid van houtrot en zwamlichamen. Indien mogelijk moeten houtvochtmetingen worden uitgevoerd (eventueel destructief onderzoek).
03 De appartementen die grenzen aan de daktuin boven de parkeergarage en de daken op de 6e verdieping zijn mogelijk meer structureel aangetast door houtrot. Voor de inventarisatie kan het nodig zijn de vensterbanken en/of aftimmering op strategische posities tijdelijk te verwijderen.
(…)
05 Na deze inventarisatie kan beter worden bepaald of en welke HSB-elementen vervangen moeten en of partieel herstel mogelijk is.
06 Nadien moet in teamverband worden bepaald waar welke HSB-elementen moeten worden hersteld en welke kozijnen worden gedemonteerd voor de proef.”
2.15.
Mannoury heeft zich bij [gedaagde 1] gemeld en gesteld dat, op basis van het Kiwa rapport, het probleem bij de kozijnen ligt en dus heeft zij [gedaagde 1] gesommeerd om over te gaan tot herstel van de gevels conform het plan van aanpak uit het Kiwa rapport. [gedaagde 1] heeft hierop (samengevat) gereageerd dat zij dit wel wil doen, maar alleen tegen verstrekking van een betaalde opdracht.
2.16.
Mannoury heeft [gedaagde 1] ingeschakeld om de aard en omvang van het probleem nader vast te stellen en hersteladvies te geven. [gedaagde 1] heeft in haar rapport van 9 december 2024 het volgende, voor zover relevant, geconcludeerd:
“(…) 3.3.3. Vulblok
Kennelijk is het getekende opvulblok met folie (getekende 2e slabbe(folie)lijn bovenzijde vulblok) niet aanwezig (wel op tekening aangegeven). Dit blok zou wel aanwezig moeten zijn volgens tekening (…).
[tekening]
Door het ontbreken van het vulblok met slabbe(folie) (2e) afdichting kan er een waterkolom ontstaan aan de bovenzijde en door deze waterkolom zou het water via de naad onder het inzetprofiel door kunnen worden gedrukt en via onvolkomenheden(openingen) in de slabbes(folies) een weg naar binnen vinden. Via deze weg zou het in het HSB element kunnen stromen (zie foto 3). Het vulblok en de daarboven getekende folie kunnen dit voorkomen. Om deze conclusie definitief vast te stellen is aanvullend onderzoek nodig.
(…)
(…)
Volgens de VMRG-kwaliteitseisen (…) mogen de naden niet groter zijn dan 0,3 mm.
Geconstateerd is dat diverse verstekhoeken van de kozijnen meer dan 0.3mm open staan en niet vlak zijn (zie foto 4). De VMRG-norm van 0.5mm vlakheid(ongelijkheid) wordt hier tevens overschreden ( zie afbeelding 2). Hierdoor kan water gemakkelijk in het systeem komen. Het is niet te beoordelen of dit tijdens de montage al het geval is geweest, of dat weersinvloeden hier een rol in hebben gespeeld. (…)”
2.17.
Mannoury heeft dit rapport van [gedaagde 1] bij brief van 2 januari 2025 met [gedaagde 1] gedeeld.
2.18.
Hierna heeft [gedaagde 1] in opdracht van Mannoury aanvullende onderzoeken verricht.
Op 25 februari 2025 heeft zij, in aanwezigheid van [gedaagde 1] , een luchtdoorlatendheidtest en waterdichtheidstest van de kozijnen inclusief beglazing uitgevoerd. De conclusie in het rapport van 14 april 2025 is (samengevat) dat de geteste kozijnen en beglazing voldoen aan de eisen van lucht- en waterdichtheid.
Op 4 maart 2025 heeft [gedaagde 1] een glasparelslingerproef uitgevoerd. Daarbij wordt met een gewicht beproefd of de kozijnen (en daarmee de ramen) voldoende vastzitten om niet te bezwijken bij wind of indien iemand tegen de ramen valt. De conclusie in het (definitieve) rapport van 13 mei 2025 is (samengevat) dat test is geslaagd, omdat het kozijn, stelkozijn of onderdelen niet zijn losgekomen uit het HSB-element. Wel is tijdens de test de kitrand ter plaatse van de aansluiting vensterbank en het kozijn gescheurd, wat aangeeft dat er wel een beweging zit in de aansluiting tussen het kozijn en het HSB element ten gevolge van de geconstateerde degradatie.
2.19.
Verder staat in een ander aanvullend rapport van [gedaagde 1] van 14 april 2025 over onderzoek naar gevellekkages (onder meer en samengevat) dat er naden in de verstekhoeken van de kozijnen aanwezig zijn, en over het ontbreken vulblok met slabbe:
“(…) 1.7.3. Ontbreken vulblok met slabbe
In het eerdere onderzoek5 is al geconcludeerd dat het ontbreken van het vulblok met slabbe (folie tbv 2e afdichting) aan de bovenzijde geen negatieve invloed heeft op de waterdichting. Door de bevindingen in dit onderzoek is deze conclusie bevestigd.
Toetreding van vocht ter plaatse van het ontbrekende vulblok is niet vastgesteld, maar is ook uitgesloten voor het onderzochte HSB-element. Immers is er aan de bovenzijde van het onderzochte HSB-element onder het isolatiemateriaal in het “bakje” geen water/ vocht aangetroffen. (…)”
2.20.
Hierna hebben de advocaten van beide partijen gecorrespondeerd over de oorzaken en herstel van de lekkages, maar zij zijn er niet uitgekomen. Daarna is dit kort geding aanhangig gemaakt.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Mannoury ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Onduidelijkheid over de oorzaak
4.2.
Partijen twisten over de oorzaak van de lekkages in de woontorens van het project. Mannoury heeft ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een gebrek in de door Hermeta uitgevoerde werkzaamheden verwezen naar de rapporten van Kiwa en [gedaagde 1] . Beide deskundigen zijn partijdeskundigen van Mannoury en Hermeta heeft de inhoud van deze rapporten betwist.
4.3.
Hermeta heeft ten eerste in het algemeen aangevoerd dat de deskundigenrapporten niet één duidelijke oorzaak aanwijzen, niet één duidelijke veroorzaker, en dat de deskundigen niet in gaan op het ontwerp van het gebouw en de stand van zaken bij oplevering.
Hermeta heeft verder haar verweer op het conceptrapport van Kiwa gemotiveerd uiteengezet (zie 2.12), maar hier lijkt niets mee te zijn gedaan. Daarover heeft Hermeta ook geklaagd tijdens het bouwoverleg (zie 2.13) Het commentaar van Hermeta is slechts als bijlage bij het definitieve rapport van Kiwa gevoegd. Terwijl Hermeta Mannoury er, bijvoorbeeld, op heeft gewezen dat tijdens de bouw, op 3 mei 2021, de waterdichtheid van de gevels is getest en aangetoond en dat niet is meegenomen in het Kiwa rapport.
4.4.
Daarnaast wijst Hermeta op meerdere alternatieve oorzaken; het retentiedak en het ontbreken van een vulblok en slabbe in het kozijn. Wat betreft het retentiedak voert Hermeta aan dat deze verkeerd bleek te zijn afgesteld en dat het daarom wat haar betreft aannemelijk is dat het retentiedak, en daarmee samenhangende waterhuishouding, ook een oorzaak van de lekkage kan zijn, en/of dit in ieder geval nader onderzoek vereist. Een vulblok en slabbe bleken in ieder geval bij één appartement te ontbreken en daar voor problemen te zorgen (appartement nummer 954 zie rapport Kiwa hierover 2.14). Mannoury heeft hier in reactie hierop [gedaagde 1] nader onderzoek naar laten doen. In het eerste rapport concludeert [gedaagde 1] (samengevat) dat water op deze manier een weg naar binnen kan vinden maar dat aanvullend onderzoek nodig is (zie 2.16). Maar Mannoury wijst vervolgens op latere rapportages van [gedaagde 1] waarin staat dat dit niet de oorzaak kan zijn geweest van de enorme vochttoetreding omdat er geen water is geconstateerd op het kozijn en ter plaatse van het vulblok (zie 2.19)
Hermeta heeft – kort voor de zitting – hierop gereageerd middels de door haar overgelegde productie 9, waarin zij dit laatste rapport van [gedaagde 1] betwist. Hermeta heeft daarnaast aangevoerd dat uit andere testen (lucht- waterdichtheid en glasproef) van [gedaagde 1] wel blijkt dat de kozijnen voldoen aan de daarvoor gestelde eisen.
4.5.
Verder constateert [gedaagde 1] naden in de hoeken van de kozijnen die de daarvoor gestelde normen overschrijden waardoor water naar binnen komt. Hermeta heeft hierover echter opgemerkt dat dit niet bij oplevering is geconstateerd en [gedaagde 1] zich niet heeft uitgelaten over de vraag of dit een oorzaak of een gevolg is van de wateroverlast. Dat is wat betreft Hermeta relevant, omdat zij meent dat de openstaande naden in de kozijnen juist een gevolg zijn van het werken van de HSB-elementen als gevolg van watertoetreding door andere oorzaken. De openstaande naden zijn dus niet het gevolg van werkzaamheden van Hermeta. Hermeta voert dan ook aan dat het feit dat het werk (op delen) nu kapot is door binnentredend water nog niet maakt dat de fout/oorzaak hiervoor ligt bij de door haar uitgevoerde werkzaamheden. De oorzaak is nog onduidelijk en onvoldoende onderzocht.
4.6.
Daarnaast heeft Hermeta gemotiveerd betwist dat zij de enige partij is die voor de ontstane lekkages verantwoordelijk kan worden gehouden. Er zijn meerdere partijen die in aanmerking komen. Zo heeft Hermeta aangevoerd dat ná haar werkzaamheden Isovision de gevel verder heeft afgewerkt en mogelijk ook daar fouten kunnen zijn gemaakt. De openstaande naden in de kozijnen kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van de werkzaamheden van het aanbrengen van isolatie en gevelbekleding door Isovision. Een andere optie is dat het ontwerp zelf niet voldoet en de vraag is wie daar dan voor aansprakelijk is. Mannoury heeft dit weersproken met verwijzing naar haar deskundigenrapporten.
Onvoldoende aannemelijk Hermeta aansprakelijk
4.7.
Op basis van het voorgaande heeft Hermeta de stelling van Mannoury dat er gebreken zijn in het door Hermeta uitgevoerde werk, voldoende betwist en is onvoldoende aannemelijk dat zij hiervoor aansprakelijk is en daarom het herstel zou moeten uitvoeren.
4.8.
Partijen twisten over de oorzaak en wie hiervoor aansprakelijk is. De onderzoeken die tot nu toe zijn uitgevoerd zijn allemaal verricht in opdracht van Mannoury. Omdat Hermeta deze gemotiveerd heeft betwist, is nader onderzoek vereist waarvoor het kort geding zich niet leent. Hermeta heeft bovendien aangevoerd dat zij zowel technisch als financieel niet in staat is de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Het geschil is volgens haar dan ook tevens een financieringskwestie betreffende de vraag wie de herstelwerkzaamheden zal voorschieten. Bij deze stand van zaken ligt het meer voor de hand dat partijen afspraken maken over uitvoering van de werkzaamheden op kosten van ongelijk.
Te ruim geformuleerde wijze van herstel
4.9.
Tot slot is de gevraagde voorziening te ruim geformuleerd in combinatie met daaraan verbonden, hoge, dwangsommen. Het past niet om Hermeta zelf te laten bepalen hoe het herstel zal plaatsvinden, waarbij Mannoury vervolgens de dwangsommen kan laten verbeuren als zij meent dat dit herstel niet voldoet. Bovendien is de stelling van Mannoury dat het herstel eenvoudig is, van binnenuit en/of van buitenaf met hoogwerker kan worden bewerkstelligd tegenstrijdig met haar eerdere sommaties aan Hermeta om het herstel uit te voeren op basis van het rapport van Kiwa. Het rapport van Kiwa benoemt inspectie met een hoogwerker, maar verder is het hierin omschreven herstel veel omvangrijker, met mogelijk destructief onderzoek en demontage van kozijnen (zie 2.14).
4.10.
De conclusie is op basis van het voorgaande dat de vorderingen van Mannoury worden afgewezen, ook jegens de niet verschenen gedaagden, omdat het geschil zich niet leent voor beslechting in kort geding. De overige verweren – dat Mannoury jegens [gedaagde 3] en [gedaagde 1] niet ontvankelijk is – behoeven daarom geen verdere bespreking.
4.11.
Mannoury is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Hermeta worden begroot op:
- griffierecht
|
€
|
714,00
|
|
- salaris advocaat
|
€
|
1.107,00
|
|
- nakosten
|
€
|
178,00
|
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
|
Totaal
|
€
|
1.999,00
|
|
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Mannoury in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Mannoury niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Mannoury tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.1