RECHTBANK
AMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11504036 \ EA VERZ 25-62
Beschikking van 3 juni 2025
de besloten vennootschap ASUS EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Asus,
gemachtigde: mr. H.P. Kamerbeek,
ONDERNEMINGSRAAD VAN ASUS EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: de OR,
gemachtigde: J.J.M. van Mierlo.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de aanvullende producties van Asus tot en met 29.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2025. Namens Asus waren daar aanwezig dhr. [naam 1] , dhr. [naam 2] , met de gemachtigde en mr. L. Venneman. Mw. [naam 3] was digitaal aanwezig, vergezeld door twee medewerkers van de afdeling Legal van Asus. Voor de OR waren aanwezig dhr. [naam 4] , dhr. [naam 5] en dhr. [naam 6] , eveneens met de gemachtigde en mr. L.J. Bos. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1.
Asus maakt onderdeel uit van de internationale Asus groep, die computer hardware en consumentenelektronica ontwikkelt, produceert en verkoopt. Het hoofdkantoor van Asus (Asus HQ) is gevestigd in Taiwan. Asus in Nederland is opgericht in 2007. Op dit moment werken er 93 medewerkers bij Asus. De OR bestaat uit drie leden.
2.2.
Vanwege het begin van de corona crisis heeft Asus na de persconferentie op 12 maart 2020, waarin werd opgeroepen om zoveel mogelijk vanuit huis te werken, besloten dat haar kantoor volledig zou sluiten en alle werknemers volledig vanuit huis moesten gaan werken. Deze maatregel, aanvankelijk tot 31 maart 2020, is een aantal maal verlengd en een aangekondigde gedeeltelijke heropening van het kantoor in juli 2020 en september/oktober 2021 is niet doorgegaan.
2.3.
Asus HQ heeft eind 2021 een richtsnoer met het gehele Asus concern gedeeld omtrent hybride werken. Daarin staat, voor zover relevant:
1. Purpose
The purpose of this Hybrid Work Model Policy is to set a guideline and expectations for entities that would like to apply for this program. Interested entities are required to propose and design its own program based on this policy as well as local regulations and submit for approval. Proposed program should be fair and well-rounded and follows “one company, one policy”.
(…)
3. Program Validity and Requirements
The maximum days of working from home is two days per week. (…)
2.4.
Op 22 februari 2022 heeft de Regional Director van Asus de OR geïnformeerd dat het plan was om het Asus personeel voor één of twee dagen per week terug te laten keren naar kantoor. Daarover is kort gecommuniceerd en de OR heeft na nog wat aanvullende informatie positief gereageerd en aangegeven dat de gedeeltelijke terugkeer naar kantoor met het personeel gecommuniceerd kon worden. Op 23 februari 2022 heeft Asus laten weten dat vanaf 28 februari 2022 het personeel voor één dag per week weer terug werd verwacht op kantoor, en vanaf 28 maart 2022 voor minimaal twee dagen per week.
2.5.
Asus heeft op 4 april 2022 aangekondigd dat het personeel terug zou moeten keren naar kantoor voor drie dagen per week. Daarop heeft de OR zich op het standpunt gesteld dat het besluit van Asus om het personeel weer drie dagen op kantoor te laten werken instemmingsplichtig is in de zin van artikel 27 WOR. Het aantal dagen dat het personeel op kantoor moest werken is toen niet verhoogd naar drie.
2.6.
Op 10 januari 2023 heeft mw. [naam 3] (verder: [naam 3] ), HR Business Partner Regional Manager EMEA, per e-mail contact gehad met de OR omtrent het voorgenomen beleid om maximaal twee dagen thuis te gaan werken. Zij heeft de OR daarbij gevraagd om een ‘review’. Nadat de OR aan [naam 3] had laten weten dat zij meende dat haar instemming gevraagd zou moeten worden, heeft [naam 3] op 1 februari 2023 gereageerd:
(…) When the Dutch government has removed this measure last year, company has taken a more cautious approach by asking employee to go back to the office work for one day then later to two days, instead of asking everyone to return to the office to work everyday.
As stated, the objective of the Asus Europe B.V. management is to continue to improve the competitiveness and attractiveness of the company by introducing a hybrid working model (alternative site work and teleworking) so yes, we are requesting you to give your consent.
2.7.
De OR heeft Asus geadviseerd om maximaal één of twee dagen op kantoor werken aan te houden. Asus heeft op 18 december 2023 toch besloten om over te gaan tot het invoeren van een hybride werk systeem waarbij maximaal twee dagen per week thuisgewerkt mag worden. De OR heeft dit besluit vernietigd en gevraagd om een instemmingsverzoek.
2.8.
Asus heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het invoeren van het thuiswerken vanwege de corona maatregelen de OR geen instemmingsrecht geeft, dat zij niet een bovenwettelijk instemmingsrecht had toegekend, en dat het besluit de tijdelijke maatregelen om thuis te werken in te trekken niet valt onder het instemmingsrecht van artikel 27 WOR vanwege het ontbreken van een duurzaam karakter daarvan.
2.9.
Nadat de OR het personeel had geïnformeerd over de vernietiging van het besluit, heeft Asus haar personeel bericht dat aan de OR een voorwaardelijk instemmingsrecht was toegekend, waarbij de voorwaarde was dat het bevoegd gezag zou oordelen dat de OR instemmingsrecht had over dit onderwerp.
2.10.
Op 21 maart 2024 heeft Asus het instemmingsverzoek ingediend bij de OR. Asus heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat na het tijdelijke thuiswerken terugkeer naar de oorspronkelijke situatie (fulltime op kantoor) weer aan de orde was, met dien verstande dat Asus haar personeel wilde toestaan om maximaal twee dagen vanuit huis te werken.
2.11.
De OR heeft Asus op 29 augustus 2024 bericht dat zij voornemens was geen instemming te verlenen. Na een nieuwe overlegvergadering heeft de OR het instemmingsverzoek op 27 september 2024 afgewezen.
3 Het verzoek en het verweer
3.1.
Asus verzoekt primair om te oordelen dat aan de OR geen instemmingsrecht ex artikel 27 lid 1 WOR toekomt ten aanzien van het voorgenomen besluit tot invoering van een hybridewerkbeleid. Subsidiair verzoekt zij om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het invoeren van een hybridewerkbeleid, als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR, omdat de beslissing van de OR om de instemming niet te verlenen onredelijk is, dan wel omdat het besluit gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en bedrijfssociale redenen.
3.2.
Aan die verzoeken legt ASUS ten grondslag dat de opsomming van artikel 27 lid 1 WOR limitatief is, en daarin niet een regeling met betrekking tot thuiswerken of hybride werken is opgenomen. Het raakt ook niet aan een van de onderwerpen van artikel 27 lid 1 WOR. Voorts is aan de OR geen bovenwettelijk instemmingsrecht toegekend. In de e-mail van [naam 3] van 10 januari 2023 kan geen bovenwettelijk instemmingsverzoek worden gelezen. Dat had moeten worden opgenomen in een ondernemingsovereenkomst. De e-mail van [naam 3] heeft ook niet geleid tot een formeel instemmingsverzoek. Partijen waren driekwart jaar na de e-mail van [naam 3] bovendien nog in discussie of een instemmingsverzoek diende te worden voorgelegd.
3.3.
Voor wat betreft de vervangende toestemming geldt dat het onredelijk is dat de OR haar instemming met het hybridewerkbeleid onthoudt. De OR heeft het concernbelang niet of onvoldoende meegewogen, terwijl daaraan zwaar gewicht mag worden toegekend. Het belang van de werknemer is ook meegewogen. De OR is ook ten onrechte van mening dat de tijdelijke situatie (permanent) beleid is. Dat is onjuist. Zonder hybride thuiswerkregeling is het alternatief terug naar voorheen, zijnde volledig op kantoor werken, en dat acht Asus niet wenselijk. Ook de meerderheid van de werknemers wenst gedeeltelijk thuis te werken. Voor zover het niet instemmen niet onredelijk was, dan dient de vervangende toestemming te worden verleend omdat dit gevergd wordt door bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en/of bedrijfssociale belangen.
3.4.
De OR verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. Primair heeft de OR instemmingsrecht op grond van artikel 27 lid 1 WOR. Mocht daarvan geen sprake zijn, dan heeft de OR van Asus instemmingsrecht gekregen middels een uitbreiding van bevoegdheden als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR. Er is immers door Asus (bij monde van [naam 3] ) expliciet om instemming gevraagd, waarbij instemmingsrecht is toegekend. Eventuele tijdelijkheid van een regeling doet niets af aan het feit dat instemming gevraagd moet worden. De OR heeft geen instemming gegeven en het subsidiaire verzoek van Asus om vervangende toestemming te geven voor de door Asus gewenste wijziging kan niet worden toegewezen. De rechter dient de belangen van de werkgever in verhouding tot die van de werknemers te wegen, en daarbij past terughoudendheid bij de beoordeling omtrent het instemmingsrecht en de vervangende toestemming. De belangen van de werknemers wegen in dit geval zwaarder, nu Asus niet naar voren heeft gebracht dat er iets viel aan te merken op het patroon van afgelopen jaren. Het enkele conformeren aan het door Asus HQ vastgestelde weegt onvoldoende zwaar. Dat terwijl veel werknemers waarde hechten aan de huidige regeling (2 dagen op kantoor werken), en een flink aantal werknemers zelfs heeft aangegeven hun dienstverband bij Asus te heroverwegen als zij maximaal 2 dagen thuis mogen werken.
3.5.
De OR heeft voorts een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend, waarin zij verzoekt om te oordelen dat, voor zover zij geen instemmingsrecht ex artikel 27 lid 1 WOR heeft, voor recht te verklaren dat de OR een instemmingsrecht ex artikel 32 lid 2 WOR heeft. Asus verzet zich tegen dit verzoek.
3.6.
Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht zal voor zover relevant bij de beoordeling aan de orde komen.
4 De beoordeling
4.1.
De eerste vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of de OR instemmingsrecht heeft op grond van artikel 27 lid 1 WOR, dan wel op grond van artikel 32 WOR. Geoordeeld wordt als volgt.
4.2.
Anders dan Asus voorstaat heeft de OR in deze kwestie wel degelijk instemmingsrecht als bedoeld in artikel 27 lid 1 WOR. Het enkele feit dat de OR daar bij de invoering van de thuiswerkregeling geen gebruik van heeft gemaakt en niet de nietigheid van het besluit om volledig thuis te gaan werken heeft ingeroepen, doet daar niet aan af. Gezien de omstandigheden op dat moment waarbij iedereen werd geadviseerd om zoveel mogelijk thuis te werken, zou het eerder bijzonder zijn geweest als zij wél de nietigheid van dat besluit had ingeroepen. Een thuiswerkregeling of regeling omtrent hybride werken, valt onder een regeling op het gebied van arbeidsomstandigheden; de arbeidsomstandigheden zijn nu eenmaal wezenlijk anders als iemand thuiswerkt dan als iemand op kantoor werkt. Er hoeft niet gereisd te worden, het werk kan vaak flexibeler worden ingedeeld zoals de OR ook heeft gesteld, de werkomgeving kan naar de eigen voorkeuren worden aangepast en er is een andere werk-privé balans. Voor het wijzigen van het aantal thuiswerkdagen is dan ook instemming van de OR vereist.
4.3.
Van een dusdanig tijdelijke regeling zonder duurzaam karakter dat geen instemming gevraagd hoeft te worden is hier ook geen sprake. In de besluiten zijn ook geen termijnen genoemd waar de tijdelijkheid uit volgt. Ook niet in februari 2022, toen werd aangekondigd dat er voor 2 dagen teruggekeerd zou worden naar kantoor. Voorts heeft de huidige thuiswerksituatie ook na covid nog lang voortgeduurd. Terecht heeft de OR ook gewezen op het enkele feit dat een situatie tijdelijk is, zoals de pilot in de door de OR aangehaalde uitspraak, nog niet betekent dat de OR geen instemmingsrecht heeft. Gezien het feit dat de genomen besluiten wel degelijk (grote) gevolgen hebben voor het personeel, is de kantonrechter van oordeel dat ook bij de thuiswerkregeling, al zou die tijdelijk zijn, sprake is van instemmingsrecht.
4.4.
Ten overvloede wijst de kantonrechter er op dat, mede gezien de informele relatie tussen Asus en de OR, de mededeling van [naam 3] in haar e-mail van 1 februari 2023 wel degelijk gezien kan worden als het toekennen van een bovenwettelijk instemmingsrecht als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR. Dat [naam 3] persoonlijk niet de ondernemer is als bedoeld in de WOR en zij niet bevoegd was om dat instemmingsrecht toe te kennen kan Asus hier niet baten; de OR mocht daar mede gezien de informele relatie wel op vertrouwen, te meer nu de HR Directeur en de bestuurder een kopie van de e-mail hebben gehad, en zij niet op het verzoek om instemming van [naam 3] aan de OR hebben gereageerd.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de OR instemmingsrecht heeft. De OR is (voorwaardelijk) gevraagd om die instemming te geven, maar heeft haar instemming onthouden. Toegekomen wordt daarom aan de volgende vraag, namelijk of de kantonrechter vervangende toestemming moet geven om het besluit te nemen, waar de OR niet mee heeft willen instemmen. Dat kan alleen als de weigering van de instemming door de OR onredelijk is, of als het voorgenomen besluit van de onderneming gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Allereerst de (primair aangevoerde) redelijkheidstoets. Daarbij dienen de argumenten van de onderneming voor het voorgenomen besluit en de argumenten van de OR om de instemming te weigeren tegen elkaar te worden afgewogen. Alle argumenten dienen daarbij in overweging te worden genomen (ECLI:NL:HR:2014:159). De kantonrechter dient zich bij de beoordeling van de (on)redelijkheid van de wijze waarop de OR van zijn instemmingsrecht gebruik heeft gemaakt terughoudend op te stellen vanwege de aard van het instemmingsrecht en lid 4 (vervangende toestemming) als correctie daarop (ECLI:NL:RBNNE:2022:3394).
4.6.
Daarbij heeft te gelden dat als de kantonrechter geen toestemming verleent, de situatie niet wijzigt. Die situatie is, anders dan Asus voorstaat, niet dat er volledig op kantoor moet worden gewerkt, maar dat er maximaal twee dagen op kantoor moet worden gewerkt. Dat besluit heeft zij immers in februari 2022 genomen, daar heeft de OR ook positief op gereageerd, en dat is wat aan het personeel is gecommuniceerd en ingevoerd. De hybride werkregeling die Asus wil invoeren op grond waarvan maximaal twee dagen thuisgewerkt mag worden kan bezwaarlijk anders worden gezien dan een wijziging van de reeds bestaande regeling. Zij heeft zelf ook steeds op die wijze over het thuiswerken gecommuniceerd, en daarbij termen gebruikt als aanpassen en wijzigen.
4.7.
Asus heeft als argument aangevoerd dat zij het beleid van Asus HQ moet volgen, dat de productiviteit van het personeel lijdt onder het thuiswerken, dat sprake is van minder sociale cohesie en er een ontkoppeling is ontstaan door de toename van het thuiswerken. Volgens Asus zouden er minder creatieve ideeën ontstaan, is er minder collegiale kameraadschap en lijdt ook de loyaliteit eronder. Zij heeft deze stellingen onderbouwd met een onderzoek waarin een vergelijking is gemaakt tussen 5 dagen op kantoor werken en maar 2, en met algemene onderzoeken over (o.a.) productiviteit. De OR heeft aangevoerd dat de werknemers groot belang hebben bij het in stand blijven van het huidige aantal dagen dat op kantoor gewerkt moet worden (twee). Het levert de werknemers extra kosten op als zij naar kantoor moeten, welke kosten (bv parkeren) zij zelf moeten betalen, waarbij ook het reisbudget niet toereikend is. Ook wijst de OR op de werk-privé balans, de flexibiliteit die werknemers hebben bij het thuiswerken en onduidelijkheid over of het aantal werkplekken op kantoor dat aan de arbo eisen voldoet volstaat voor het aantal werknemers. Zij wijst daarbij onder meer op een enquête onder het personeel, waar meer dan 50% aan heeft deelgenomen, waaruit blijkt dat een overgrote meerderheid het thuiswerken zo wenst te houden omdat zij dat als uiterst plezierig ervaren en een belangrijke reden is om voor Asus te (blijven) werken. Tegenover de zeer algemene en summiere onderbouwing van de argumenten van Asus, is de kantonrechter van oordeel dat de argumenten van Asus daarmee niet redelijker zijn dan die van de OR. Het onthouden van de instemming door de OR is dan ook niet onredelijk. De vervangende toestemming wordt dan ook niet gegeven.
4.8.
Het subsidiaire verzoek om vervangende toestemming te verlenen omdat het besluit van Asus gevergd wordt vanwege zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen, wordt ook afgewezen. Asus heeft weinig meer gesteld dan dat zij het beleid van Asus HQ dient te volgen en dat zij daar een zwaarwegend belang bij heeft. Dat op zichzelf is echter onvoldoende. Van nadelige consequenties als zij dat beleid niet volgt is, hoewel ter terechtzitting nadrukkelijk aan de orde gesteld, bijvoorbeeld niet gebleken.
4.9.
Wat resteert is het voorwaardelijke verzoek van de OR om voor recht te verklaren dat aan haar een bovenwettelijk instemmingsrecht als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR is toegekend. Nu de voorwaarde waaronder dat verzoek is ingesteld, namelijk dat de OR geen instemmingsrecht heeft op grond van artikel 27 WOR, niet is vervuld, wordt niet aan dit verzoek toegekomen.