proces-verbaal
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/771857 / KG ZA 25-533 VVV/JT
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak op 4 juli 2025
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 3 juli 2025,
advocaten mr. J.M. van Slooten en mr. M. Jovović te Amsterdam,
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaten mr. R. van der Stege en mr. P.H. Burger te Utrecht,
de naamloze vennootschap
ROYAL SCHIPHOL GROUP N.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
tussenkomende partij,
advocaten mr. S.F. Sagel en mr. M.A. Gommer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna KLM, FNV, CNV en Schiphol worden genoemd.
FNV en CNV zullen hierna gezamenlijk ook de bonden worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van vorderingen in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, en mr. J.E. Tiddens, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- aan de zijde van KLM: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , met mr. Van Slooten en mr. Jovović;
- aan de zijde van FNV en CNV: [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en
[naam 7] , met mr. Van der Stege en mr. Burger;
- aan de zijde van Schiphol: [naam 8] en [naam 9] , met mr. Sagel en mr. Gommer.
2 De mondelinge uitspraak
Spoedeisend belang
2.1.
De door FNV en CNV aangekondigde 8-uursstaking staat gepland voor aanstaande woensdag. Daarmee is het spoedeisend belang van de vorderingen van KLM gegeven.
2.2.
Artikel 6, aanhef en onder 4 van het Europees Sociaal handvest (hierna: ESH), welke bepaling volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in Nederland rechtstreekse werking heeft, geeft werknemers of de hen vertegenwoordigende vakbonden het recht om collectieve acties te voeren bij belangengeschillen over collectieve afspraken. De strekking van deze bepaling is het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Dat recht brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken.
2.3.
Of sprake is van een collectieve actie in de zin van genoemde ESH-bepaling wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH. Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad, zoals hierna te melden.
2.4.
Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of partijen waren uit onderhandeld (ultimum remedium) (de zogenaamde spelregel-toetsing), vormt thans geen zelfstandige maatstaf meer om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving van die spelregels is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid. Wél zijn die spelregels
gezichtspunten bij de beoordeling of de actie moet worden beperkt of verboden. Het ligt dan op de weg van de werkgever (in dit geval KLM) of de derde (Schiphol), die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dat laatste is slechts het geval indien beperkingen aan het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn.
2.5.
Bij de beoordeling van die dringende noodzakelijkheid dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn:
- de aard en duur van de actie,
- de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel,
- de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden en
- de aard van die belangen en die schade.
In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de spelregels zijn nageleefd.
De staking valt onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH
2.6.
Overeenkomstig het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 25 juni 2025 komt de voorzieningenrechter ook hier tot het oordeel dat de staking redelijkerwijs kan bijdragen tot het recht op collectief onderhandelen.
Beperkingsgrond als bedoeld in artikel G ESH
2.7.
KLM en Schiphol hebben aangevoerd dat de aangekondigde 8-uursstaking
verboden moet worden, omdat sprake is van een beperkingsgrond als bedoeld in artikel G van het ESH.
2.8.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de aangekondigde actie tot onaanvaardbare risico’s leidt. Daartoe is het volgende redengevend. Partijen hebben veel tijd gestoken in maakbaarheidsonderzoeken op verzoek van de bonden naar de uitvoerbaarheid van een actie in de ochtenden van 2, 3, of 4 juli 2025. Daarbij is van belang dat de effecten van een actie op elke datum en elk dagdeel verschillend zijn en daarom afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Op 2 juli 2025 hebben de bonden de nu beoogde actie op 9 juli 2025 in de middag vanaf 14.00 uur tot 22.00 uur aangezegd. Naar deze datum en dit dagdeel was voordien geen onderzoek gedaan.
KLM en Schiphol komen tot de conclusie dat zich daarbij een aantal substantiële veiligheidsrisico’s voordoen:
(i) met name het zogenaamde zero-rate risico, dat daarin bestaat dat er geen vliegtuigen meer kunnen landen, omdat er geen parkeercapaciteit is;
(ii) het risico dat passagiers in een aangekomen vliegtuig langdurig niet kunnen uitstappen en gedwongen in het vliegtuig opgesloten blijven;
(iii) het risico van ongeveer 600 gestrande passagiers uit niet-Schengen landen die in de terminal zouden moeten blijven, ten minste voor één nacht, die dan op veldbedden of stoelen zouden moeten slapen;
(iv) de wachttijden voor de security-check op de dag zelf en op de opvolgende dagen zouden aanzienlijk kunnen oplopen.
Bij al deze punten speelt het risico van unruly-passengers, het risico van mensen die boos worden of zich agressief uiten jegens werknemers of andere passagiers.
Deze risico’s zijn extra groot vanwege de beginnende vakantieperiode, waarin vluchten van alle luchtvaartmaatschappijen druk bezet zijn, zodat de mogelijkheden van omboeken beperkt zijn. Deze omstandigheden houden tevens een bedreiging van de gezondheid, vrijheid en leven van getroffenen in, mede omdat onder de getroffen personen zich ook kwetsbare mensen zullen bevinden.
Deze omstandigheden zullen schade, irritatie en verdriet kunnen veroorzaken bij de beoogde passagiers, die vaak juist willen gaan genieten van een langverwachte vakantie.
Daarbij komt dat de voorgenomen actie naast substantiële schade voor KLM (door KLM begroot op ongeveer € 25.000.000,--) ook tot substantiële schade zou leiden voor derden zoals passagiers, andere luchtvaartmaatschappijen en Schiphol en met Schiphol verbonden ondernemingen.
Mede door de planverandering van de bonden zijn de risico’s op 9 juli 2025 onvoldoende gemitigeerd, terwijl aannemelijk is dat acties met minder risico wel mogelijk zijn.
2.9.
KLM en Schiphol hebben aangevoerd dat de mogelijkheid van acties voor de bonden op de luchthaven wel degelijk bestaat. In het verleden hebben kleinere acties plaatsgevonden, zonder dat die tot verbodsacties of grote veiligheidsrisico’s hebben geleid. Dat die mogelijkheid bestaat wordt ook bevestigd doordat de conclusie van Schiphol omtrent de maakbaarheid van de eerder voorgestelde actie op 2 juli 2025 mogelijk werd geacht.
2.10.
Het is een goed gegeven dat partijen met elkaar het overleg voeren over de maakbaarheid van eventuele acties, ook al leiden die gesprekken kennelijk tot frustraties bij alle betrokken partijen.
2.11.
Het voorgaande maakt dat de aangekondigde staking dermate ingrijpend is dat deze op grond van artikel G van het ESH, mede gelet op hoe dit artikel door de Hoge Raad wordt toegepast, voor déze 8-uursstaking een beperking van het collectieve actierecht rechtvaardigt.
2.12.
Dit betekent de vorderingen zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld. De door Schiphol als tussenkomende partij ingestelde vorderingen komen inhoudelijk overeen met die van KLM, zodat de vorderingen gezamenlijk zullen worden toegewezen.
2.13.
De gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen, omdat namens de bonden uitdrukkelijk is toegezegd dat zij zich zullen houden aan een rechterlijke uitspraak.
2.14.
FNV en CNV zullen hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (in de hoofdzaak) worden veroordeeld. Voor een afzonderlijke proceskostenveroordeling in het incident tot tussenkomst wordt geen aanleiding gezien.
De proceskosten aan de zijde van KLM worden begroot op:
- dagvaarding € 125,30
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00
Totaal € 2.124,30.
De proceskosten aan de zijde van Schiphol worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00
Totaal € 1.999,00.
3 De beslissing
3.1.
verbiedt FNV en CNV met onmiddellijke ingang door te gaan met het in enigerlei vorm, direct of indirect, organiseren, oproepen tot of verlenen van medewerking aan de voor 9 juli 2025 aangekondigde collectieve acties bij KLM,
3.2.
gebiedt FNV en CNV hun leden en anderen op te roepen af te zien van het in enigerlei vorm, direct of indirect, deelnemen aan, organiseren of steun verlenen aan de voor 9 juli 2025 aangekondigde collectieve acties bij KLM,
3.3.
verleent verlof aan KLM als bedoeld in artikel 64 lid 3 Rv om dit proces-verbaal van mondelinge uitspraak op alle dagen en uren aan FNV en CNV te laten betekenen,
3.4.
veroordeelt FNV en CNV hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van KLM tot op heden begroot op € 2.124,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.5.
veroordeelt FNV en CNV hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Schiphol tot op heden begroot op € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.6.
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.