4.1.
Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op een niet-geregistreerd Gemeenschapsmodel vloeit de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank voort uit artikel 80 lid 1 jo. artikel 81 aanhef en onder a jo. artikel 82 lid 1 jo artikel 90 lid 1 van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (hierna: GModVo) jo. artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsrnodellen Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op andere grondslagen is deze voorzieningenrechter bevoegd alleen al omdat die bevoegdheid niet is bestreden.
4.2.
DTG heeft voldoende (spoedeisend) belang bij haar vorderingen, nu deze zien op het beëindigen van de gestelde voortdurende inbreuk op haar model- en auteursrechten.
niet-geregistreerd Gemeenschapsmodelrecht
4.3.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of – naar voorlopig oordeel – sprake is van een geldig modelrecht. In dit verband is van belang dat een recht op een Gemeenschapsmodel niet geldt voor de uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald (artikel 8 lid 1 GModVo).
4.4.
DTG heeft naar voren gebracht dat haar trampoline een nieuw uiterlijk en een eigen karakter heeft en derhalve modelrechtelijk beschermd is. Ter onderbouwing van de nieuwheid en het eigen karakter van het niet-geregistreerde Gemeenschapsmodel heeft zij over de – naar de stelling van DTG onderscheidende – kenmerken van de EXIT InTerra-trampoline en de effecten van die kenmerken het navolgende opgemerkt.
a) Een beschermrand die, in tegenstelling tot de bestaande afdekranden, een verlengde zijkant heeft waardoor het frame geheel wordt bedekt tot aan de grond. Dit heeft als voordeel dat er geen gat/opening is tussen de beschermranden en de grond, zoals dat bij andere ingraaf trampolines het geval is.
b) De verlengde zijkant van de beschermrand heeft meerdere opvallende rechthoekige
langwerpige luchtroosters die van gaas zijn voorzien: Dit heeft als voordeel dat de grond onder de trampoline “doorlucht” en de grond onder de trampoline niet te vochtig wordt op het moment dat er wordt gesprongen. De ontwerper heeft voor deze oplossing gaas gekozen en de luchtgaten hebben een vriendelijk, stevig en stabiel formaat.
c) De zijkanten van de beschermrand worden, door middel van ‘ogen’ waarin grondpennen
kunnen worden geprikt, aan de grond bevestigd:
d) Het frame heeft een unieke constructie waardoor EXIT InTerra een bijzonder laag frame
heeft dat slechts 20 centimeter boven de grond staat.
e) Het frame staat niet op poten, maar rust door middel van de gebogen framebuizen volledig op de ondergrond. Dit heeft als voordeel dat de krachten op het frame worden verdeeld tijdens het springen op de trampoline.
f) Het lage frame is onderverdeeld in enkele ‘poten’ waardoor er, verdeeld over de onderrand, gelijke delen wel en gelijke delen geen ‘poten’ hebben; in totaal staat hierdoor de helft van de trampoline op een frame, waar andere ingraaf trampolines alleen op individuele poten staan.
Verder bestaat het ontwerp van de EXIT InTerra uit de volgende unieke kenmerken die, hoewel deze na het ingraven niet zichtbaar zijn, bijdragen aan de totaalindruk van de EXIT InTerra:
g) De grondankers worden volledig in de grond bevestigd (waardoor tevens het frame zoals
onder d. omschreven ongekend laag staat).
h) De verbindingsbuizen worden weer in de grondankers bevestigd waardoor een solide
constructie ontstaat die strak en compact oogt. De verankering zorgt dat de trampoline niet kan worden opgetild door bijvoorbeeld storm.
i) De EXIT InTerra kan in zijn geheel uit de grond worden gehaald door deze verticaal uit de grondpluggen te tillen, waarbij de grondpluggen in de grond blijven staan.
4.5.
Avyna heeft haar stelling dat de door DTG aangewezen kenmerken alle technisch bepaald zijn onderbouwd met een verklaring van ing. [ingenieur], door Avyna in het geding gebracht als productie 7. Naar Avyna stelt is [ingenieur] gespecialiseerd in industrieel ontwerpen. Voor zover thans van belang luidt de verklaring van [ingenieur] als volgt:
Stijfheid & stabiliteit constructie
Het is constructie technisch voor de hand liggend dat poten/ -verticalen van een frame onderling worden verbonden om torsie/ -vervorming binnen de constructie te voorkomen. In een (inmiddels verlopen) Amerikaans octrooi staat dit principe ook omschreven. Dit geeft aan dat een dergelijke opbouw/ -structuur ook binnen trampolines niet vernieuwend is. […]
In de normale ronde trampolines van Avyna worden u-vormige poten gebruikt. Deze poten zijn voor haar inground trampoline ingekort. Deze u-vormige poten geven zowel bij haar ronde hoge trampolines als bij haar ronde inground trampolines extra stabiliteit doordat het contactoppervlakte met de grond relatief groot is.
De vorm van de verbinding zoals toegepast in deze inground trampoline – een buisverbinding die een ronding heeft gelijk aan de buitendiameter van het frame – is hierin het meest efficiënt omdat de frame constructie zich dan niet binnen het springveld bevindt. Een ‘inefficiënt’ alternatief zou zijn om de poten/ -verticalen bijvoorbeeld kruislings te verbinden maar dan nog moeten deze in de ronding van de buitendiameter meelopen om te voorkomen dat deze zich in het springveld bevinden. Het zou een inefficiënte constructie zijn omdat er dan meer materiaal nodig is en een dergelijke constructie daarnaast een stuk bewerkelijker is.
Bevestiging grondvlak met behoud van constructie
In het geval dat de trampoline met het vloervlak wordt gezekerd, is het voor de hand liggend dat je de onderlinge verbinding van de poten/verticalen behoudt (in verband met de eerder genoemde mogelijke torsie/stijfheid in de constructie) en deze combineert met de toepassing van grondankers. We hebben vastgesteld dat deze constructie ook werd toegepast in de rechthoekige inground trampolines van Avyna.
Ventilatieopeningen
Indien het noodzakelijk is om ventilatieopeningen toe te passen, zoals in dit geval in verband met de ventilatie en de afvoer van overdruk, dan is het voor de hand liggend om deze in een zijvlak toe te passen. In geval va[n] ventilatie, zal de zijkant als locatie de luchtstroom doen bevorderen (wind, natuurlijke luchtstroom). Bij voorkeur houd je het bovenvlak gesloten, zodat de veren bedekt blijven om aanraking met de gebruiker van de trampoline te voorkomen. Ook het gebruik van het materiaal (gaas) is hierin voor de hand liggend, het is een bewezen methode om én te kunnen ventileren én te kunnen afsluiten. De vorm van de ventilatieopeningen kunnen in willekeurige vorm worden toegepast, waarbij een rechthoekige vorm voor de hand liggend is en qua productie (het recht stikken) het meest efficiënt.
Afsluiten zijkanten door dekzeil
Gezien de veiligheid en dus ter voorkoming dat gebruikers onder de trampoline kunnen kruipen, of dat voorwerpen onder de trampoline komen, zullen de zijvlakken afgesloten moeten worden. Om dat voor elkaar te krijgen zal het bovendek worden doorgetrokken naar het grondvlak over de zijvlakken. Een andere oplossing zou immers op meerdere gebieden inefficiënt en dus omslachtiger zijn.
Borging/ bevestiging middels haringen
Om het dekzeil aan de zijvlakken bedrijfszeker te bevestigen, wat noodzakelijk is gezien de veiligheid, zijn meerdere opties mogelijk. Het bevestigen van een zeil aan de grond kan eenvoudig gerealiseerd worden middels een bewezen methode, namelijk met grondankers (bijv. tentharingen). Andere alternatieven ter bevestiging zijn voorhanden maar minder effectief. Het zeil zou direct op de poten van het frame kunnen worden bevestigd (bijvoorbeeld op aanwezige haakjes), maar met haringen kan op meer punten een verbinding met de grond gemaakt worden.
Hoogte trampoline vs grondvlak
Het is evident dat een trampoline (lees: frame) zo laag mogelijk moet zijn en dat de afstand van springvlak t.o.v. het omringende grondvlak zo kort mogelijk is, dit om de veiligheid te vergroten. Ook dit zien wij terug in de rechthoekige inground trampolines van Avyna. Hoe lager het frame, hoe meer afgegraven moet worden.
4.6.
Avyna heeft aldus inzichtelijk gemotiveerd dat in ieder geval de kenmerken a) tot en met f) een technische functie hebben. Dit volgt overigens ook al uit de toelichting die DTG zelf op deze kenmerken geeft. Ook de kenmerken g), h) en i)1 hebben een technische functie. De grondankers hebben de functie de trampoline aan de grond te bevestigen terwijl de kenmerken h) en i) ervoor zorgen dat de trampoline eenvoudig kan worden weggenomen en kan worden teruggeplaatst.
4.7.
DTG heeft er met verwijzing naar artikel 8 lid 1 GModVo en een beslissing van het Gerechtshof Den Haag van 30 november 2010 (Hansgrohe / Tiger) op gewezen dat een kenmerk met een technische functie beschermd kan zijn indien het kenmerk niet uitsluitend door die functie wordt bepaald. Dat hiervan sprake is, heeft zij echter niet of nauwelijks gemotiveerd. DTG heeft bij repliek slechts gewezen op de ‘tweede boog’ (naar de voorzieningenrechter begrijpt de verbinding tussen de poten als bedoeld in kenmerk e) en f)). Deze tweede boog is volgens DTG niet nodig voor de stabiliteit van het frame. DTG wijst verder op de vorm van de luchtroosters.
4.8.
De verbinding tussen de poten draagt zonder twijfel bij aan de stabiliteit van het frame van de trampoline. Dit geeft DTG bij kenmerk e) ook zelf aan (Dit heeft als voordeel dat de krachten op het frame worden verdeeld tijdens het springen op de trampoline). Verbinding van telkens twee poten ligt voorshands oordelend voor de hand omdat daarmee voldoende stabiliteit wordt verkregen en onnodig materiaalgebruik (door alle vier de poten met elkaar te verbinden) wordt voorkomen. De voorzieningenrechter kan hierin geen vormgevingskeuze ontdekken.
4.9.
Voor de vorm van de luchtroosters geldt evenzeer dat niet is gemotiveerd welke vormgevingskeuze op dit punt gemaakt zou zijn, nog daargelaten de vraag of uitsluitend de gekozen vorm van de luchtroosters kan leiden tot een voortbrengsel met een eigen karakter.
4.10.
Verwijzend naar dezelfde kenmerken die de trampoline een eigen karakter in modelrechtelijke zin geven, stelt DTG dat de EXIT InTerra-trampoline een oorspronkelijk werk is dat het persoonlijk stempel van de maker draagt en dus (ook) auteursrechtelijk beschermd is. Ook hier geldt evenwel dat voorshands wordt geoordeeld dat deze kenmerken technisch bepaald zijn, zodat die kenmerken niet kunnen bijdragen aan de door DTG ingeroepen auteursrechtelijke bescherming.
4.12.
DTG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Avyna maakt aanspraak op een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv. Volgens de onbestreden opgave van Avyna bedragen de kosten € 17.467,= exclusief BTW aan salaris advocaat, welk bedrag moet worden vermeerderd met € 608,= aan griffierecht. In totaal worden de kosten aldus begroot op € 18.075,=. Nu Avyna niet heeft gevorderd dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, zal de voorzieningenrechter dit achterwege laten.