"Kort geding. Aan eiser is door het gerechtshof Amsterdam in maart 2015 toestemming verleent om in de perskamer met gebruikmaking van de persfaciliteiten het "Passageproces" te volgen. Medio november 2015 heeft het gerechtsbestuur van het gerechtshof Amsterdam deze toestemming ingetrokken vanwege veiligheidsredenen omdat eiser op grove wijze is bedreigd door beschietingen op zijn auto en woning.
Het recht op vrije nieuwsgaring (art. 10 lid 1 EVRM) kan enkel worden beperkt wanneer de wet in deze beperking voorziet en de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving (art. 10 lid 2 EVRM). Het gerechtsbestuur is in beginsel gerechtigd om op basis van het Protocol Toegangsverlening Gerechtshof Amsterdam het recht op vrije nieuwsgaring te beperken. Of deze beperking noodzakelijk is, dient de voorzieningenrechter in dit geval terughoudend te toetsen, nu een overheidsorgaan een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt. In het onderhavige geval kon het gerechtsbestuur echter in redelijkheid niet tot zijn beslissing komen de toestemming in te trekken.
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. G.J.H. Houtzagers te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 december 2015, met producties 1 t/m 7;
- de brief van de Staat van 9 december 2015, met producties 1 t/m 10;
- de brief van [eiser] van 9 december 2015, met producties 8 t/m 11;
- de op 10 december 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is eigenaar van de website ‘ [X] ’ en is in het bezit van een perskaart van de ‘vrijepers.org’. Op de website doet hij, onder andere, op eigen wijze verslag van allerhande misdaden en daarmee samenhangende gerechtelijke procedures.
2.2.
Momenteel dient al enige tijd bij het gerechtshof Amsterdam het hoger beroep in een strafzaak die gaat over zeven liquidaties en vijf pogingen of voorbereidingshandelingen daartoe, het zogenoemde Passageproces.
2.3.
In het kader van het Passageproces heeft [eiser] op 5 maart 2015 een e-mail ontvangen van de afdeling voorlichting van het gerechtshof Amsterdam. In deze e-mail is - onder meer - opgenomen:
“Bij mailbericht van maandag 2 maart jl. hebt u verzocht om toegelaten te worden tot de perskamer op de JCS (Justitieel Complex Schiphol) en om te mogen twitteren.
Bijgaand zend ik u de voorwaarden waaraan u moet voldoen om toegelaten te worden tot de perskamer en om te mogen twitteren. (...) Op grond van de voorschriften mag u bv. geen geluids- en beeldopnames (inclusief foto’s) maken. Als u dat toch blijkt te doen, dan wordt u de toegang tot JCS voor een nader te bepalen periode ontzegd. Om veiligheidsredenen wordt u blijvend de toegang tot de zittingzaal ontzegd, behoudens uw aanwezigheid als getuige.
Bij ander onvoorzien misbruik kan de verleende toestemming weer worden ingetrokken. Het vorenstaande is het besluit van het bestuur van het gerechtshof Amsterdam.
(...)”
2.4.
[eiser] is met de voorwaarden akkoord gegaan en is vanaf het begin van het Passageproces bij alle openbare zittingen aanwezig geweest, met gebruikmaking van de voorzieningen die aan de pers ter beschikking worden gesteld.
2.5.
Op 15 november 2015 heeft [eiser] een bericht gepost waarin hij aankondigt dat hij foto’s op zijn website zal zetten van [A] die met tafelgenoten in een restaurant aan het eten is. Op 16 november ‘s ochtends heeft [eiser] op zijn website onder de titel “Crimineel eten met [A] ” aangekondigd dat hij op dezelfde dag nog foto’s zal plaatsen. Later op de dag heeft [eiser] vervolgens onder de titel “ [A] laatste avondmaal” foto’s gepost met een oproep aan bezoekers van de website om een mail te sturen wanneer zij de personen op de foto’s - naast [A] - herkennen.
2.6.
In de nacht van 16 op 17 november 2015 zijn ongeveer 20 schoten afgevuurd op de auto en het huis van [eiser] . [eiser] lag in zijn woning te slapen.
2.7.
Het gerechtsbestuur van het gerechtshof Amsterdam (hierna: het gerechtsbestuur) heeft op 26 november 2015 een brief aan [eiser] gestuurd, waarin - onder meer - is opgenomen:
“Op uw verzoek is u eerder toestemming verleend om tijdens het Passage-proces gebruik te maken van persfaciliteiten (twitteren, gebruik perskamer). Aan u is de toegang tot de zittingzaal ontzegd, anders dan om daar gehoord te worden als getuige.
Het bestuur heeft onlangs kennis gekregen van de gebeurtenissen rond uw persoon, die de afgelopen weken hebben plaatsgevonden (beschietingen).
Het bestuur heeft, nu de hiervoor verantwoordelijke personen het kennelijk op u gemunt hebben en daarbij zeer grove middelen niet schuwen, zich beraden over de gevolgen die uw aanwezigheid kan hebben voor de goede voortgang van het Passageproces. Daarbij speelt een rol dat het bestuur ervan uit moet gaan dat de daders nog op vrije voeten zijn.
Het bestuur heeft in zijn overwegingen meegewogen, dat u zich in velerlei opzicht provocerend hebt opgesteld en bent blijven opstellen, hetgeen de zorg voor de goede voortgang niet heeft weggenomen.
Wat daar verder ook van zij, het bestuur is primair verantwoordelijk voor een goed verloop van het Passageproces en daarbij ook voor de veiligheid van deelnemers en bezoekers.
Het bestuur is, alles afwegende, tot de conclusie gekomen dat uw aanwezigheid in en rondom de gerechtsgebouwen, indien daar het Passageproces plaatsvindt, de kans op verstoring van de goede procesgang en/of de veiligheid van deelnemers en bezoekers zodanig vergroot, dat het niet verantwoord is om de u eerder verleende toestemming voort te zetten. Deze toestemming wordt daarom hierbij met onmiddellijke ingang ingetrokken.”
2.8.
Op basis van artikel 23 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie zijn de gerechtsbesturen belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van hun gerecht. Het gerechtsbestuur heeft in dit kader het Protocol Toegangsverlening Gerechtshof Amsterdam opgesteld (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en hierna: het Protocol). In het Protocol is - onder meer - opgenomen:
“(…)
1.1
Beheerder
Het gerechtsbestuur is beheerder van de gerechtsgebouwen en dientengevolge belast met de goede gang van zaken in de gerechtsgebouwen, waaronder de orde en de veiligheid. De beheerder heeft het recht anderen al dan niet toe te laten of te doen verwijderen en is bevoegd zijn toestemming te doen afhangen van voorwaarden. De voorwaarden worden hieronder beschreven.
(…)”
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank (lees: voorzieningenrechter)
I. het besluit van het bestuur van het gerechtshof Amsterdam van 26 november 2015 zal vernietigen en zal bepalen dat de toestemming die [eiser] heeft verkregen om gebruik te maken van de persfaciliteiten van het gerechtshof Amsterdam zal herleven;
II. zal bepalen dat [eiser] met onmiddellijke ingang zal worden toegelaten tot alle openbare zittingen van het gerechtshof Amsterdam;
III. zal bepalen dat het gerechtshof een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,- per dag dat het gerechtshof [eiser] de gevorderde toegang niet zal verlenen;
IV. het gerechtshof zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert [eiser] - samengevat - het volgende aan. Volgens [eiser] kan het besluit van het gerechtsbestuur om hem als journalist geen toegang meer te verlenen tot het gerechtsgebouw waar het Passageproces plaatsvindt, geen stand houden nu het iedere rechtsgrond ontbeert. [eiser] heeft zich tijdens zijn aanwezigheid bij de zittingen (buiten de zittingzaal) altijd keurig gedragen en zich zowel gehouden aan de huisregels zoals opgenomen in het Protocol als aan de regels opgenomen in de Persrichtlijn 2013. Dat hij het slachtoffer is geworden van grove bedreiging in de vorm van beschietingen op zijn auto en woning kan geen reden zijn hem de toegang tot het Passageproces te ontzeggen, aldus [eiser] . Dat zou volgens hem de omgekeerde wereld zijn, nu hij in dit geval als slachtoffer van een strafbaar feit gestraft wordt door het besluit van het gerechtsbestuur en hij daarbij in zijn vrijheid van meningsuiting wordt beknot. De reden die het gerechtsbestuur aanvoert ter onderbouwing van zijn besluit, rechtvaardigt de maatregel niet. De veiligheid van bezoekers of procesdeelnemers (of een goede procesgang) is in het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS) volgens [eiser] niet in het geding, daar dit de zwaarst beveiligde zittingszaal in Nederland betreft.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4 De beoordeling van het geschil
4.1.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiser] ter onderbouwing van zijn stelling dat het gerechtsbestuur in redelijkheid niet tot het onder 2.7 aangehaalde besluit kon komen, een beroep doet op het recht op vrije nieuwsgaring zoals dat (onder meer) kan worden afgeleid uit artikel 10 EVRM. Dit recht houdt in dat journalisten ongehinderd, zonder inmenging van anderen, nieuws (of informatie) mogen verzamelen. Dat [eiser] als (misdaad)journalist kan worden aangemerkt, volgt uit het feit dat hem een perskaart ter beschikking is gesteld en dat hem - vóór het onderhavige besluit - als journalist toegang is verleend tot het JCS. De Staat betwist dit ook niet.
4.2.
Dat recht kan ingevolge artikel 10 lid 2 EVRM slechts worden beperkt, indien deze beperking bij de wet is voorzien en deze noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld in het belang van de openbare veiligheid. In het arrest van 26 april 1979, ECLI:NL:XX:1979:AC6568, Sunday Times / Verenigd Koninkrijk, heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) het in dit artikellid bedoelde begrip ‘wet’ uitgelegd. Dit betreft zowel een wet in formele zin als een wet in materiële zin en kan ook ongeschreven recht omvatten, mits het aan de vereisten van kenbaarheid en precisie voldoet. De voorzieningenrechter oordeelt - met de Staat - dat het Protocol voldoet aan de vereisten van het begrip wet in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. Dat betekent dat het gerechtsbestuur in beginsel op basis van artikel 1.1 van het Protocol (zie onder 2.8) onder andere uit veiligheidsoverwegingen een ordemaatregel als onderhavige mag treffen en daarmee het recht op vrije nieuwsgaring mag beperken.
4.3.
Vervolgens is de vraag of de door het gerechtsbestuur aan [eiser] opgelegde beperking in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM ‘noodzakelijk’ is. Hiervan is sprake wanneer er een dringende maatschappelijke behoefte bestaat aan de beperking, er een proportionele verhouding bestaat tussen doel en beperking en de aangevoerde redenen relevant en adequaat zijn (vergelijk het onder r.o. 4.2 aangehaalde arrest van het EHRM Sunday Times / Verenigd Koninkrijk). In de onderhavige zaak gaat om een overheidsorgaan. Aan een overheidsorgaan komt een zekere mate van beleidsvrijheid toe bij de beoordeling van maatregelen die het meent te moeten treffen om - zoals in onderhavig geval - de orde en veiligheid te waarborgen. Dat betekent dat de voorzieningenrechter slechts terughoudend kan toetsen of de aan [eiser] opgelegde beperking ‘noodzakelijk’ is in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. Van een ongerechtvaardigde inbreuk op artikel 10 EVRM is dan slechts sprake wanneer het gerechtsbestuur in redelijkheid niet tot de onderhavige beslissing heeft kunnen komen.
4.4.
Zoals de Staat tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht, betreft de onderhavige ordemaatregel slechts de zittingen in verband met het Passageproces. [eiser] heeft voor het overige vrije toegang tot de gerechtsgebouwen van het gerechtshof Amsterdam voor het bijwonen van zittingen in andere procedures. De redenen voor het weigeren van de toegang van [eiser] tot het gerechtsgebouw waar de zittingen van het Passageproces worden gehouden, zijn volgens de Staat gelegen in de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en - mogelijk - strafbare feiten. Daarnaast dient de maatregel de bescherming van de gezondheid en de rechten van anderen, namelijk de bezoekers van het Passageproces en het personeel van het gerechtsgebouw. Volgens de Staat is het gerechtsgebouw waar de zittingen van het Passageproces plaatsvinden een logische plek voor kwaadwillenden om [eiser] te benaderen. Dat volgt uit het feit dat van [eiser] bekend is dat hij de zittingen van het Passageproces bijwoont en [eiser] bovendien via zijn website degenen die mogelijk verantwoordelijk zijn voor de beschietingen op provocerende wijze heeft ‘uitgenodigd’ voor een nieuwe confrontatie.
4.5.
De voorzieningenrechter is - met [eiser] - van oordeel dat het gerechtsbestuur de ordemaatregel, gebaseerd op voornoemde redenen, in redelijkheid niet kon nemen. Veronderstellenderwijs aannemende dat [eiser] door zijn publicaties op zijn website in combinatie met de grove bedreiging daadwerkelijk een veiligheidsrisico loopt, dan is door de Staat niet onderbouwd - en door [eiser] gemotiveerd betwist - dat dit veiligheidsrisico zich tijdens de zittingen van het Passageproces zou kunnen voordoen. Partijen zijn het erover eens dat het JCS het best beveiligde gerechtsgebouw van Nederland is. De Staat heeft voorbeelden gegeven van de strenge veiligheidsmaatregelen die worden getroffen, zoals dat de bezoekers van het Passageproces al hun bezittingen moeten inleveren voordat zij op de tribune mogen plaatsnemen. Alleen journalisten mogen hun laptop en telefoon mee naar binnen nemen. Dat in dit streng beveiligde complex de veiligheid van bezoekers, procesdeelnemers of medewerkers door de aanwezigheid van [eiser] in het geding zou zijn, valt niet te verwachten. Integendeel, aannemelijk is dat alle betrokkenen en belangstellenden in het JCS veiliger zullen zijn dan daarbuiten. Daarnaast heeft de Staat zelf al aangegeven dat het risico op aanslagen op verdachten (en mogelijk andere bezoekers) van het Passageproces reeds levensgroot aanwezig is. Dat is immers een reden om de zittingen in het JCS te houden. Niet aannemelijk is daarom dat de enkele aanwezigheid van [eiser] de reeds bestaande risico’s vergroot, althans de Staat heeft dit niet nader onderbouwd. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter in zijn overweging dat het recht op vrije nieuwsgaring een belangrijk democratisch goed is en naar de jurisprudentie van het EHRM niet te snel mag worden ingeperkt. In een democratische rechtsstaat zou het een ongewenst signaal opleveren wanneer bedreiging van (misdaad)journalisten tot gevolg zou hebben dat deze journalisten door de overheid uit een rechtszaal zouden worden geweerd.
Dat de ordemaatregel tevens genomen is om het risico te verkleinen dat [eiser] rondom het gerechtsgebouw slachtoffer wordt van een aanslag (en eventuele omstanders met hem), zoals de Staat betoogt, kan de voorzieningenrechter niet volgen. [eiser] is immers enkel de toegang tot het gerechtsgebouw zelf ontzegd. Het staat hem vrij zich rondom het gerechtsgebouw op te houden, zodat de ordemaatregel dit risico geenszins verkleind.
Ten slotte gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van de Staat dat de ordemaatregel noodzakelijk is vanwege een mogelijke procesverstoring. De Staat heeft niets gesteld waaruit kan volgen dat de aanwezigheid van [eiser] (in het JCS en buiten de zittingzaal) op enigerlei wijze procesverstorend zou werken of heeft gewerkt.
4.6.
Het voorgaande betekent dat het gerechtsbestuur in redelijkheid niet tot zijn beslissing kon komen om de aan [eiser] verleende toestemming om als journalist toegelaten te worden tot de perskamer in het JCS en om te mogen twitteren tijdens de zittingen van het Passageproces, in te trekken, zodat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op artikel 10 EVRM.
4.7.
De vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen op na te volgen wijze. Voor het opleggen van een dwangsom aan de Staat ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, nu de Staat pleegt gehoor te geven aan gerechtelijke uitspraken.
4.8.
De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat [eiser] met onmiddellijke ingang als journalist zal worden toegelaten - onder dezelfde voorwaarden als vervat in de e-mail van 5 maart 2015 genoemd onder 2.3 - tot de zittingen van het gerechtshof Amsterdam in het Passageproces;
5.2.
veroordeelt de Staat in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.195,19, waarvan € 816,- aan salaris advocaat, € 285,- aan griffierecht en € 94,19 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.
KV
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: