vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummer / rolnummer: C/09/446565 / HA ZA 13-771
Vonnis in bevoegdheidsincident van 18 maart 2015
1. de vennootschap naar vreemd recht
BACARDI AND COMPANY LIMITED,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BACARDI-MARTINI B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
verweersters in dit bevoegdheidsincident,
advocaat thans mr. N.W. Mulder te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
3. [A],
wonende te [woonplaats], België,
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
eiser in dit bevoegdheidsincident,
advocaat mr. J.J. Schelling te Rotterdam,
4. [B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S HOLLAND TRADING GROUP B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen;
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
verweerster het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] EXPORT B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] LIQUORS B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SQUARE DRANKEN B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SQUARE DRANKEN NEDERLAND B.V.
t.h.o.d.n. Square dranken,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
11. [D],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
12. de vennootschap naar vreemd recht
HELLWEGE SPIRITUOSEN & WEIN VERTRIEBS GMBH,
gevestigd te Prisdorf, Duitsland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
13. de vennootschap naar vreemd recht
[E] GMBH SCHIFFSAUSRÜSTUNG,
gevestigd te Prisdorf, Duitsland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.H.I. LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.H.S. B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
16. de vennootschap naar vreemd recht
CORRIG LOGISTICS EUROPE LTD.,
gevestigd te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[F] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S PAUL GLOBAL B.V.
t.h.o.d.n. Bosman Bonded Stores,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&S GLOBAL TRANSIT CENTER B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
20. [G],
wonende te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
21. [H],
wonende te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
22. de vennootschap naar vreemd recht
BRANDLUX LIMITED,
gevestigd te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
23. de vennootschap naar vreemd recht
SHANNON BRANDS LIMITED,
gevestigd te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
24. de vennootschap naar vreemd recht
KEY BRANDS DISTRIBUTORS LIMITED,
gevestigd te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
25. de vennootschap naar vreemd recht
FIRST BRANDS LIMITED,
gevestigd te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
26. de vennootschap naar vreemd recht
PRIME BRANDS LIMITED,
gevestigd te [woonplaats], Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Bacardi Limited en Bacardi Nederland en gezamenlijk Bacardi c.s. genoemd worden. Gedaagde sub 3 zal hierna worden aangeduid als [A], gedaagde sub 4 als [B] en gedaagde sub 11 als [D] (gezamenlijk ook: [A] c.s.). Gedaagde sub 20 wordt hierna afzonderlijk [G] genoemd; gedaagden sub 20 en sub 21 hierna gezamenlijk [G] c.s.
Voor Bacardi c.s. is de zaak inhoudelijk behandeld door mr. N.W. Mulder en mr. A.M.E. Voerman, advocaten te Amsterdam.
3 Vorderingen en grondslagen in de hoofdzaak
3.1.
Bacardi c.s. vordert in de hoofdzaak – zakelijk weergegeven en voor zover thans relevant:
1. te verklaren voor recht:
a. dat gedaagden sub 5, 7-10, 12-14, 18 en 22-26 (verder te noemen: de vennootschappen) inbreuk hebben gemaakt op de BACARDI-merken en/of onrechtmatig hebben gehandeld en/of in groepsverband onrechtmatig hebben gehandeld door het verhandelen van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten;
b. dat [A] c.s., [G] c.s.1 en gedaagden sub 1, 2, 5, 6 onrechtmatig jegens Bacardi c.s. hebben gehandeld vanwege het onbehoorlijk besturen van de vennootschappen;
2. de vennootschappen te veroordelen om de inbreuk op de BACARDI-merken en elk onrechtmatig handelen (in groepsverband) jegens Bacardi c.s. in de gehele EU te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, waaronder de verhandeling (in groepsverband) van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten;
3. [A] c.s., [G] c.s. en gedaagden sub 1, 2, 5, 6 te veroordelen om ervoor zorg te dragen dat de vennootschappen elke inbreuk op de merkrechten van Bacardi c.s. en elk onrechtmatig handelen jegens Bacardi c.s. in de gehele EU (doen) staken en gestaakt (doen) houden, waaronder verhandeling (in groepsverband) van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten;
4. gedaagden te veroordelen om opgave te doen van gegevens met betrekking tot de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten;
5. inzage in een ten laste van gedaagden op 19 april 2013 gelegd bewijsbeslag;
6. [A] c.s., [G] c.s. en gedaagden sub 1, 2, 5-10, 12-14, 18 en 22-26 hoofdelijk te veroordelen tot afdracht van de winst die is behaald met de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten;
7. te verklaren voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade als gevolg van de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten en vergoeding van die schade;
8. te verklaren voor recht dat gedaagden sub 9 en 10 in strijd met een door gedaagde sub 9 getekende onthoudingsverklaring hebben gehandeld en dat gedaagden sub 1, 2, 5, 9, 10 en [A] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbeurde boetes en alle schade die het gevolg is van de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten door gedaagden sub 9 en 10;
9. hoofdelijke veroordeling van gedaagden sub 1, 2, 5, 9, 10 en [A] c.s. tot vergoeding van de onder 8 genoemde boetes;
met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te begroten proceskosten, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis en met waarmerking van het vonnis als Europese Executoriale Titel.
3.2.
Bacardi c.s. legt aan haar vorderingen – zakelijk weergegeven en voor zover van belang voor deze beslissing – de volgende stellingen ten grondslag.
3.2.1.
Bacardi Limited is houdster van de BACARDI-merken. Bacardi Nederland is licentiehoudster van de BACARDI-merken en distributeur van Bacardi-producten in de Benelux.
3.2.2.
Gedaagden zijn alle onderdeel van de B&S-groep. Aan het hoofd van de B&S-groep staan gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2. [A] c.s. en [G] c.s. zijn bestuurders en feitelijk beleidsbepalers van de vennootschappen.
3.2.3.
Gedaagden zijn betrokken bij de grootschalige verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten. De vennootschappen hebben in groepsverband inbreuk op de Gemeenschaps- en Benelux merkrechten van Bacardi c.s. gemaakt en onrechtmatig jegens Bacardi c.s. gehandeld door de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten of zijn daarbij betrokken als tussenpersoon.
3.2.4.
De bestuurders c.q. feitelijke beleidsbepalers van de vennootschappen, te weten gedaagden 1, 2, 5, 6, [A] c.s. en [G] c.s. kan een ernstig verwijt worden gemaakt nu zij de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten hebben bewerkstelligd, althans niet zijn tegengegaan. Zij kunnen daarom hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor de verhandeling van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten door de vennootschappen en door een aantal inmiddels ontbonden vennootschappen die niet in de procedure zijn betrokken.
3.2.5.
Gedaagde sub 9 heeft in 2000 een onthoudingsverklaring met een boetebeding getekend maar is daarna niettemin weer betrokken geweest bij de verkoop van Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten. Gedaagde sub 10 heeft de bedrijfsactiviteiten van gedaagde sub 9 overgenomen, waardoor de verhaalspositie van Bacardi c.s. is benadeeld.
3.2.6.
Er is misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen gedaagde sub 9 en gedaagde sub 10. Gedaagde sub 10 alsook de (feitelijk) beleidsbepalers bij gedaagde sub 9 - te weten [A] c.s. en gedaagde sub 5 - dienen de schade die Bacardi c.s. daardoor lijdt, te vergoeden. Voorts geldt dat [A] c.s. en gedaagde sub 1, 2 en sub 5 als beleidsbepalers door de overgang van de vermogensbestanddelen van gedaagde sub 9 op gedaagde sub 10 hebben bewerkstelligd dat gedaagde sub 9 haar verplichtingen niet kon nakomen. Daarnaast is sprake van onwil om de verbeurde boetes te betalen. Ook gelet hierop zijn gedaagden [A] c.s. en gedaagden sub 1, 2 en 5 aansprakelijk voor de vorderingen die Bacardi c.s. heeft op gedaagde sub 9.
5 De beoordeling in de bevoegdheidsincidenten
Internationale bevoegdheid ambtshalve getoetst
5.1.
[A] betoogt dat de rechtbank zich reeds onbevoegd dient te verklaren omdat Bacardi c.s. in de dagvaarding niet of niet correct zou hebben gesteld op welke grond de rechtbank bevoegd is van de vorderingen jegens hem kennis te nemen.
5.2.
De rechtbank volgt [A] hierin niet. De rechtbank dient ambtshalve vast te stellen of zij al dan niet internationaal bevoegd is van vorderingen jegens een partij kennis te nemen, ongeacht de rechtsgronden die partijen voor de bevoegdheid aandragen.
Geen vorderingen in de zin van artikel 96 GMVo
5.3.
De vorderingen jegens [A] in de hoofdzaak en de daaraan ten grondslag liggende stellingen kunnen als volgt worden gecategoriseerd. Naar de rechtbank begrijpt heeft [A] volgens Bacardi c.s.:
- -
i) onrechtmatig jegens Bacardi c.s. gehandeld door te bewerkstelligen, althans niet te voorkomen dat de vennootschappen, waaronder gedaagden die in Nederland zijn gevestigd, inbreuk maken en/of hebben gemaakt op BACARDI-Gemeenschapsmerken (de vorderingen onder 1 b, 3 tot en met 7);
- -
ii) onrechtmatig jegens Bacardi c.s. gehandeld door te bewerkstelligen, althans niet te voorkomen dat de vennootschappen, waaronder gedaagden die in Nederland zijn gevestigd, inbreuk maken en/of hebben gemaakt op Internationale/Benelux BACARDI-merken (de vorderingen onder 1 b, 3 tot en met 7);
- -
iii) onrechtmatig jegens Bacardi c.s. gehandeld door te bewerkstelligen, althans niet te voorkomen dat de vennootschappen, waaronder gedaagden die in Nederland zijn gevestigd, handelen en/of hebben gehandeld in Bacardi-producten waarvan de productcodes zijn verwijderd (de vorderingen onder 1 b, 3 tot en met 7);
- -
iv) onrechtmatig jegens Bacardi c.s. gehandeld door te bewerkstelligen dat gedaagde sub 9 niet in staat is te voldoen aan haar verplichting tot betaling van verbeurde boetes en betaling van schadevergoeding (de vorderingen onder 1 b, 3 tot en met 7 en 8 en 9);
op grond waarvan hij als (feitelijk) bestuurder voor die handelingen aansprakelijk is.
5.4.
Bacardi c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen jegens [A] dienen te worden aangemerkt als vorderingen in de zin van artikel 96 GMVo. Die stelling is onjuist nu de vorderingen niet zien op merkinbreuk door [A] zelf maar op zijn aansprakelijkheid voor (onder meer) de gestelde inbreuk door de rechtspersonen waarvan hij (feitelijk) bestuurder is. Anders dan Bacardi c.s. stelt betreft de hiervoor onder 3.1 weergegeven vordering 3 dan ook geen aan [A] op te leggen inbreukverbod, maar een gebod om zorg te dragen voor staking van de inbreuk door de vennootschappen. Artikel 97 lid 5 GMVo is daarom – anders dan Bacardi c.s. meent – niet van toepassing (evenmin als artikel 4.6 van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) voor wat betreft het onder 5.3 ii genoemde verwijt). De internationale bevoegdheid dient daarentegen te worden vastgesteld aan de hand van de EEX-Vo (oud).
5.5.
Bacardi c.s. stelt dat internationale bevoegdheid kan worden aangenomen op grond van artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud), wegens de samenhang met de vorderingen ingesteld jegens de gedaagden die woonplaats hebben in Nederland.
5.6.
[A] meent dat artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud) niet kan worden toegepast al omdat deze bepaling hoogstens bevoegdheid kan scheppen van het gerecht van de woonplaats van een van de gedaagden, terwijl geen van de gedaagden woonplaats heeft in het arrondissement Den Haag. [A] wijst er op dat artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud) zowel de internationale als relatieve bevoegdheid regelt.
5.7.
Dit standpunt is juist voor zover het gaat om de vorderingen ingesteld op de onder 5.3 ii, iii en iv genoemde grondslagen. Wat deze vorderingen betreft kan deze rechtbank inderdaad niet als het gerecht van de woonplaats van een van de gedaagden worden aangemerkt, zodat de bevoegdheid niet op de bepaling kan worden gebaseerd.
5.8.
Anders ligt het voor zover de vorderingen tegen [A] zijn ingesteld op de onder 5.3 i genoemde grondslag. De gedaagden sub 5, 7-10, 14, 18 en 19 (verder te noemen: de Nederlandse mede-gedaagden) zijn gevestigd in Nederland en tegen een of meer van hen zijn vorderingen ingesteld die zijn gegrond op inbreuk op de BACARDI- Gemeenschapsmerken. Deze rechtbank is exclusief bevoegd van deze vorderingen kennis te nemen op grond van artikel 96 onder a en 97 lid 1 GMVo in combinatie met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Daaruit volgt dat zij voor wat betreft deze vorderingen jegens de Nederlandse mede-gedaagden dient te worden aangemerkt als het “gerecht van de woonplaats” in de zin van artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud). Een andere opvatting zou artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud) tot een dode letter maken steeds indien sprake is van samenhang met een vordering gebaseerd op een Gemeenschapsmerk, ingesteld tegen een gedaagde die woonplaats heeft buiten het arrondissement van de rechtbank die ter zake exclusief bevoegd is.
5.9.
Voor toepassing van artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud) is daarnaast vereist dat tussen de vorderingen tegen de Nederlandse mede-gedaagden en die tegen [A] een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Hiervan kan pas sprake zijn indien die beslissingen zien op eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens. De rechtbank verwijst in dit verband naar HvJEG 13 juli 2006, zaak C-539/03, Roche-Primus, overweging 26 en HvJEU 1 december 2011, zaak C‑145/10, Painer - Standard Verlags, overweging 79.
5.10.
Volgens [A] is van een zodanige nauwe band geen sprake omdat zowel feitelijk als rechtens sprake zou zijn van een geheel andere grondslag. Het is echter slechts denkbaar dat [A] onrechtmatig heeft gehandeld wegens het bewerkstelligen, althans niet voorkomen van inbreuk op de BACARDI-Gemeenschapsmerken door de Nederlandse mede-gedaagden, indien allereerst wordt vastgesteld dat deze gedaagden inbreuk op BACARDI-Gemeenschapsmerken hebben gemaakt. Derhalve moet in zowel de procedure tegen [A] als die tegen de Nederlandse mede-gedaagden worden beslist of de Nederlandse mede-gedaagden inbreuk op BACARDI-Gemeenschapsmerken hebben gemaakt. Die beslissingen zien op eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens. Bij de beoordeling van de betreffende vorderingen jegens [A] moet daarnaast worden beoordeeld of het bewerkstelligen, althans niet voorkomen van de gestelde inbreuk onrechtmatig is geweest, maar dat doet aan het gevaar van tegenstrijdige beslissingen niet af.
5.11.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat van een nauwe band zoals vereist in artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud), sprake is voor zover het gaat om vorderingen jegens [A] ingesteld op de onder 5.3 i genoemde grondslag. De rechtbank is dus bevoegd van deze vorderingen kennis te nemen op grond van artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud).
Artikel 5 aanhef en onder 3 EEX-Vo (oud)
5.12.
Bacardi c.s. heeft in de dagvaarding niets gesteld waaruit moet worden afgeleid dat de onder 5.3 vermelde schadebrengende feiten zich (mede) hebben voorgedaan of zich kunnen voordoen in het arrondissement Den Haag. Derhalve kan Bacardi c.s. geen bevoegdheid jegens [A] ontlenen aan artikel 5 aanhef en onder 3 EEX-Vo (oud). De stelling in de conclusie van antwoord in het incident dat de B&S groep onder meer heeft gehandeld in Inbreukmakende producten met een bedrijf dat gevestigd is te Leiden kan er niet toe leiden dat door deze nadere stelling alsnog bevoegdheid ontstaat, daargelaten dat niet is in te zien waarom op deze grond moet worden aangenomen dat het bewerkstelligen van deze merkinbreuk door [A] dan eveneens in het arrondissement Den Haag zou hebben plaatsgevonden, zoals Bacardi c.s. stelt.
5.13.
Voor zover Bacardi zich nog op het standpunt heeft gesteld dat de internationale bevoegdheid van de rechtbank in de vorderingen jegens [A] kan worden gegrond op “verknochtheid” faalt ook dat betoog nu de EEX-Vo (oud) verknochtheid niet als afzonderlijke bevoegdheidsgrond kent, naast een eventuele bevoegdheid die bestaat op grond van artikel 6 aanhef en onder 1 EEX-Vo (oud).
5.14.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen jegens [A], behoudens voor zover deze zijn gebaseerd op de grondslag vermeld onder 5.3 i.
Tussentijds hoger beroep?
5.15.
In weerwil van het verzoek daartoe van [A], ziet de rechtbank geen aanleiding om van het incidenteel vonnis hoger beroep open te stellen.
5.16.
De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.