78 Vraag
Aanbesteder schrijft in bijlage B de hoofdstukindeling voor, waarbij een hoofdstuk 0 wordt voorgeschreven. In bijlage C wordt vervolgens aangegeven dat de boordeling alleen op basis van hoofdstuk 1 en 2 plaatsvindt. Kan aanbesteder een toelichting geven op de status van hoofdstuk 0 of kan de aanbesteder bevestigen dat hoofdstuk 0 niet wordt beoordeeld in de procedure?
De Aanbesteder meldt dat hoofdstuk 0. ‘Algemeen’ even als paragraaf 1.0 ‘Structuur en opbouw kwaliteitssysteem’ wel onderdeel uitmaakt van het totale CMP, waarbij deze onderdelen geen onderdeel uitmaken van de beoordeling.
Wat is de functie van het indienen van 2 of meer pagina’s A4 in het CMP over “Algemeen”, “0.1 Inleiding”, “0.2 Doelstelling” en “0.3 Organisatiestructuur”? Wat beoogd aanbesteder te bereiken met het indienen hiervan? Ook omdat aanbesteder in bijlage C aangeeft dat hij de onderdelen “Doelstelling” en “Organisatiestructuur” van het CMP niet gaat beoordelen.
De Aanbesteder meldt dat het volgende van toepassing is:
- dat hoofdstuk 0 van het CMP voor gebruik binnen de Nadere Overeenkomsten is bedoeld,
- dat hoofdstuk 0 van het CMP apart en niet geanonimiseerd ingediend wordt,
- dat hoofdstuk 0 niet meegaat naar beoordelaars van het CMP, dit in afwijking op de letterlijke tekst van het eerder gegeven antwoord nummer 36,
- de kwalitatieve hoofdstukken 1, 2 en indien van toepassing 3 van het CMP geanonimiseerd ingediend dienen te worden,
- dat beoordelaars van het CMP wel de kwalitatieve hoofdstukken in zijn geheel ontvangen, zijnde hoofdstuk 1, 2 en indien van toepassing 3, in lijn met het beoogde doel van vraag 36,
- dat paragraaf 1.0 daarmee wel meegaat naar beoordelaars van het CMP, de beoordelaars daar wel kennis van kunnen nemen echter paragraaf 1.0 niet meetelt in de beoordeling.
(…) Hierbij werd aangegeven dat Hoofdstuk 0 niet wordt meegegeven aan het Beoordelingsteam. We hebben hier moeite mee. Ondanks het feit dat Hoofdstuk 0 geen separate beoordeling krijgt, zijn wij van mening dat Hoofdstuk 0 van essentieel belang is voor de integrale beoordeling van het CMP. Kunt u bevestigen dat Hoofdstuk 0 toch onderdeel uitmaakt van het CMP om daarmee de context en leesbaarheid van het CMP te bevorderen en dientengevolge wel zal worden geleverd aan het Beoordelingsteam?
Indien het antwoord nee is:
(…)
De Aanbesteder meldt dat het volgende van toepassing is:
- dat hoofdstuk 0 van het CMP voor gebruik binnen de Nadere Overeenkomsten is bedoeld,
- dat hoofdstuk 0 van het CMP apart en niet geanonimiseerd ingediend wordt,
- dat hoofdstuk 0 niet meegaat naar beoordelaars van het CMP, dit in afwijking op de letterlijke tekst van het eerder gegeven antwoord nummer 36,
- de kwalitatieve hoofdstukken 1, 2 en indien van toepassing 3 van het CMP geanonimiseerd ingediend dienen te worden,
- dat beoordelaars van het CMP wel de kwalitatieve hoofdstukken in zijn geheel ontvangen, zijnde hoofdstuk 1, 2 en indien van toepassing 3, in lijn met het beoogde doel van vraag 36,
- dat paragraaf 1.0 daarmee wel meegaat naar beoordelaars van het CMP, de beoordelaars daar wel kennis van kunnen nemen echter paragraaf 1.0 niet meetelt in de beoordeling.
Het aantal pagina’s als aangegeven in Bijlage B van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument onder “kwalitatieve documenten” blijft onveranderd, waarbij het onderscheid gemaakt is tussen het aantal pagina’s voor hoofdstukken 1, 2 en indien van toepassing 3 en hoofdstuk 0.
Het indienen van hoofdstuk 0 van het CMP voor gunning heeft tot doel dat Inschrijvers uitgedaagd worden in één keer het integrale CMP opstellen. Het totaal aantal ingediende pagina’s voor een CMP ten opzichte van het maximum aantal in te dienen pagina’s is tevens onderdeel van de geldigheid van de Inschrijving. Aanvullend is het de overweging van de Aanbesteder dat het aantal beschikbare pagina’s voor hoofdstuk 0 relatief beperkt is.
In relatie tot de beoordeling (aanvullend op vraag/antwoord 36 en 78):
Krijgen de beoordelaars de instructie kennis te nemen van de volledige inhoud van het gehele CMP en daarna pas de beoordelingscijfers vast te stellen voor de onderdelen 1.1, 1.2, 1.3, 2.1, 2.2 en evt 3.1, 3.2?
Dit ook voor de ‘specialisten’ die alleen betrokken zijn bij de beoordeling van 2.1, 2.2 en 3.1, 3.2?
Indien ja, ziet de aanbestedingscommissie er ook op toe dat de beoordeling daadwerkelijk zo wordt uitgevoerd?
Zo niet, kunt u ons dan aangeven wat de toegevoegde waarde is van de hoofdstukken 0.1, 0.2, 0.3 en 1.0 aangezien hieraan door de beoordelaars geen waardering mag worden gekoppeld?
In algemene zin: indien Inschrijver kruisverwijzingen gebruikt in zijn document (bijv. vanuit 2.1 naar par. 0.2), mag Inschrijver er vanuit gaan dat de beoordelaar deze ook volgt?
De Aanbesteder meldt dat het volgende van toepassing is:
- dat hoofdstuk 0 van het CMP voor gebruik binnen de Nadere Overeenkomsten is bedoeld,
- dat hoofdstuk 0 van het CMP apart en niet geanonimiseerd ingediend wordt,
- dat hoofdstuk 0 niet meegaat naar beoordelaars van het CMP, dit als nieuw inzicht ten gevolge van de bijeenkomst anonimiseren en in afwijking op het eerder gegeven antwoord nummer 36,
- kruisverwijzingen naar hoofdstuk 0 dienen te worden voorkomen omdat hoofdstuk 0 niet in de beoordeling wordt meegenomen,
- de kwalitatieve hoofdstukken 1, 2 en indien van toepassing 3 van het CMP geanonimiseerd ingediend dienen te worden,
- dat beoordelaars van het CMP wel de kwalitatieve hoofdstukken in zijn geheel ontvangen, zijnde hoofdstuk 1, 2 en indien van toepassing 3,
- dat paragraaf 1.0 daarmee wel meegaat naar beoordelaars van het CMP, de beoordelaars daar wel kennis van kunnen nemen echter paragraaf 1.0 niet meetelt in de beoordeling.
Het aantal pagina’s als aangegeven in Bijlage B van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument onder “kwalitatieve documenten” blijft onveranderd, waarbij het onderscheid gemaakt is tussen het aantal pagina’s voor hoofdstukken 1, 2 en indien van toepassing 3 en hoofdstuk 0.”
2.4.
Antea heeft tijdig op alle drie de percelen een inschrijving ingediend.
2.5.
Bij brieven van 20 november 2015 heeft Rijkswaterstaat aan Antea meegedeeld dat haar inschrijvingen op de drie percelen terzijde zijn gelegd. Dit laatste wordt in de drie brieven op gelijke wijze aldus gemotiveerd:
“Een knock-out criterium is van toepassing; ik verwijs naar paragraaf 4.1 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument. U heeft op het criterium Kwaliteitsmanagement, subcriterium Verificatie en Validatie een beoordelingscijfer 4 gescoord hetgeen een knock-out betekent. Uw beoordelingscijfer(s) licht ik toe in de bij deze brief gevoegd bijlage.”
In de bij deze brieven gevoegde bijlagen staat een nadere toelichting op de beoordelingscijfers van Antea vermeld.
2.6.
Antea heeft vervolgens een klacht ingediend bij het Centrale Klachtenmeldpunt Aanbesteden van Rijkswaterstaat. Deze houdt onder meer in dat zij ervan uit is gegaan, en er ook vanuit mocht gaan, dat haar CMP integraal zou worden beoordeeld, maar dat door Rijkswaterstaat is gemeld dat de beoordelaars het gehele CMP slechts diagonaal hebben gelezen. Daardoor hebben zij volgens Antea bij de beoordeling relevante informatie in het kader van hun beoordeling gemist, dan wel daar – ten onrechte – niet voldoende kennis van genomen. Dit blijkt volgens Antea ook uit de lage scores en de motivering daarbij. Deze klacht is ongegrond verklaard, waarna Antea dit kort geding aanhangig heeft gemaakt.
4 De beoordeling van het geschil
4.1.
Het belangrijkste geschilpunt tussen partijen gaat over de vraag of de CMP’s al dan niet “integraal” (hadden) moeten worden beoordeeld. Met dit begrip wordt bedoeld dat bij de beoordeling van de afzonderlijke (sub)criteria, naast het daarbij behorende onderdeel in het CMP, ook de verdere inhoud van het CMP wordt betrokken, ook indien daar niet uitdrukkelijk naar is verwezen. Tussen partijen staat vast dat een dergelijke integrale beoordeling van de CMP’s niet heeft plaatsgevonden. Met informatie die elders in het CMP is opgenomen, is volgens Rijkswaterstaat bij de beoordeling van een bepaalde (sub)criterium alleen rekening gehouden indien daar uitdrukkelijk naar is verwezen. Rijkswaterstaat betwist de stelling van Antea dat zij er van uit mocht gaan dat er een integrale beoordeling zou plaatsvinden.
4.2.
Rijkswaterstaat heeft er ter onderbouwing van zijn standpunt op gewezen dat de beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in subcriteria, met per subcriterium afzonderlijke aandachtspunten, doelstellingen en wegingen, dat de subcriteria exact overeenstemmen met de voorgeschreven indeling van het CMP en dat de diverse beoordelingsteams uitsluitend de aan dat betreffende team toegewezen (sub)criteria beoordelen. Voorts stelt Rijkswaterstaat nergens te hebben geantwoord dat een beoordelingsteam het gehele CMP integraal zal beoordelen voor ieder afzonderlijk (sub)criterium.
4.3.
Weliswaar is juist dat laatstgenoemd antwoord nergens expliciet door Rijkswaterstaat is gegeven, maar naar voorshands oordeel kan uit de beantwoording door Rijkswaterstaat van de gestelde vragen echter wel genoegzaam worden afgeleid dat dit wel de wijze van beoordeling zal zijn. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
4.4.
Het doel van vraag 36 is onmiskenbaar het verkrijgen van een bevestigend antwoord op (althans in ieder geval het verkrijgen van duidelijkheid over) de vraag of de beoordelaars het gehele CMP betrekken bij de beoordeling van een specifiek criterium. De vraag is onderverdeeld in twee subvragen, namelijk of de beoordelaars het gehele CMP ter inzage krijgen en of zij op basis van het gehele CMP het specifieke criterium beoordelen. Rijkswaterstaat beantwoordt vervolgens echter slechts de eerste vraag. Nu deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zonder daarbij enige toelichting te geven, wordt daarmee de indruk gewekt dat hiertoe wordt overgegaan om de reden die de vraagsteller daarmee blijkens de inhoud van de vraag voor ogen heeft. Dat ligt in ieder geval meer voor de hand dan de conclusie die Rijkswaterstaat hieraan verbindt. Hij stelt dat de reden van het ter beschikking stellen van het gehele CMP aan de beoordelaars is gelegen in de omstandigheid dat het is toegestaan om te verwijzen naar passages die in een andere hoofdstuk staan vermeld. In het antwoord noch in de vraag is voor die uitleg echter een aanknopingspunt te vinden. Het had op de weg van Rijkswaterstaat gelegen om, indien hij dát doel voor ogen had met het verstrekken aan de beoordelaars van het gehele CMP, daar duidelijkheid over te verschaffen.
4.5.
Daar komt nog het volgende bij. Uit de vragen die volgen op vraag 36, zoals weergeven onder de feiten, kan worden afgeleid dat bij de vragenstellers op dat moment óf de veronderstelling leefde dat bij de beoordeling van een criterium de tekst van het gehele CMP zou worden betrokken – althans in ieder geval van de kwalitatieve hoofdstukken daarvan – óf daarover nog steeds onduidelijkheid was. In deze vragen wordt immers wederom getracht om hierover opheldering te krijgen. Rijkswaterstaat laat echter ook in de beantwoording van deze vragen na om er uitdrukkelijk op te wijzen dat vorenbedoelde veronderstelling van de vragenstellers onjuist is dan wel om de verzochte opheldering (zie onder meer vraag 280, eerste aandachtspunt) te verschaffen. Ook in de beantwoording van deze vragen wordt door Rijkswaterstaat meegedeeld dat de beoordelaars het CMP geheel ontvangen, zij het met de kanttekeningen dat het daarbij gaat om de kwalitatieve hoofdstukken 1, 2 en voor zover van toepassing 3, dat hoofdstuk 0 niet meegaat naar de beoordelaars en dat hoofdstuk 1.0 wel meegaat, maar niet in de beoordeling wordt betrokken. Bij de vragen 170 en 260 heeft Rijkswaterstaat hieraan thans echter de tekst toegevoegd: “in lijn met het beoogde doel van vraag 36”. Zoals voormeld is dat doel het verkrijgen van een bevestigend antwoord op de vraag of de beoordelaars het gehele CMP betrekken bij de beoordeling van een specifiek criterium.
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, mochten inschrijvers er naar voorshands oordeel redelijkerwijs van uitgaan dat er een integrale beoordeling zou plaatsvinden, zoals bedoeld onder 4.1. Dat dit leidt tot een “zoekplaatje”, zoals Rijkswaterstaat stelt, kan niet worden gevolgd. De jurisprudentie waarnaar Rijkswaterstaat in dit verband verwijst, ziet op inschrijvingen waarbij informatie die in een bepaald document moest worden vermeld, elders in de inschrijving in een ander stuk was opgenomen. In dat geval geldt dat niet van de aanbestedende dienst kan worden gevergd dat hij gaat zoeken of bepaalde informatie mogelijk elders te vinden is en zo ja, waar. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Hier is al de benodigde informatie in één plan opgenomen, dat integraal moest worden opgesteld (zie het antwoord van Rijkswaterstaat op vraag 260, laatste alinea) en welk plan ook nog eens van relatief beperkte omvang is, zo heeft Antea terecht opgemerkt.
4.7.
Rijkswaterstaat heeft naar voren gebracht dat, als het CMP al integraal beoordeeld zou moeten worden, dat niet zal leiden tot een andere uitkomst. Antea is een andere mening toegedaan. Zij heeft zich ter zitting echter primair op het standpunt gesteld dat het niet op de weg van de voorzieningenrechter ligt om in dit geding daarover te beoordelen. Dat laatste wordt door de voorzieningenrechter gevolgd. Het ligt op de weg van de beoordelaars om de CMP’s opnieuw te beoordelen en bij de beoordeling van de diverse (sub)criteria thans ook de informatie in aanmerking te nemen die staat vermeld in andere kwalitatieve hoofdstukken (1, 2 en voor zover van toepassing 3, met uitzondering van hoofdstuk 1.0). Daarop kan in dit geding niet vooruit worden gelopen.
4.8.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de primaire vordering tot herbeoordeling van de inschrijvingen van Antea toewijsbaar is, althans voor zover Rijkswaterstaat de opdracht nog wenst te gunnen. De voorzieningenrechter merkt hierbij voor de volledigheid op dat hij geen beslissing kan nemen over een herbeoordeling van de andere inschrijvingen, nu daar geen vordering op is gericht. Indien de CMP’s van de andere inschrijvers echter ook niet integraal zijn beoordeeld, hetgeen wel voor de hand ligt, is een herbeoordeling daarvan eveneens en op dezelfde gronden op zijn plaats.
4.9.
Voor het opleggen van een dwangsom ten laste van Rijkswaterstaat is geen aanleiding, nu Rijkswaterstaat rechterlijke uitspraken pleegt na te komen en Antea niet heeft gesteld dat en waarom dat in deze zaak niet het geval zou zijn.
4.10.
Hetgeen Antea nog naar voren heeft gebracht over haar goede prestaties onder het huidige contract en de volgens haar mede in dat licht onbegrijpelijke en onaanvaardbare uitkomst van deze aanbesteding kan in het licht van het vorenstaande onbesproken blijven.
4.11.
Rijkswaterstaat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.