2.7.
Op 31 oktober 2019 heeft [eisende partij sub 2] vervolgens een bericht aan de voorzitter gestuurd waarin zij onder meer kenbaar maakte bereid te zijn de getuigenverhoren van 7 november 2019 te laten uitstellen in ruil voor een tweegesprek met de voorzitter. Zij schreef daarin onder meer:
“Ik wil het gesprek gebruiken om de inhoud van de schikking, en van het persbericht, samen concreet
door te spreken.
Dus ook nadere eisen die de Raad/jij aan e-Court /mij mag en moet stellen. En wat ik denk dat nodig is vanuit de Raad.
Om tijd te winnen, zal ik e.e.a. op papier uitwerken.
Alles valt en staat, begrijp ik ook, met de scenario’s. Ik ben bezig met dat punt.
Als ons gesprek voldoende aanknopingspunten biedt, zouden we mogelijk nog één laatste gesprek medio november moeten inplannen (met zijn vieren). Rond 15 november moet er overeenstemming zijn.
We hebben dan nog een week, tot 21 november a.s., om wat laatste details in de tekst
te verwerken.
Zijn we er de 21e niet uit, dan rest er niets anders dan terug in de confrontatiestand. Dan zal ik het dossier teruggeven aan de advocaten van e-Court voor de verhoren van 28 november.”
De voorzitter heeft met het voorstel voor een tweegesprek ingestemd.
2.8.
Op 4 november 2019 heeft het tweegesprek tussen [eisende partij sub 2] en de voorzitter plaatsgevonden. Na het gesprek heeft [eisende partij sub 2] op de gesprekstafel een document achtergelaten. Dit betrof een voorstel met de volgende tekst:
-
“Er komt een persverklaring van de Raad zoals door [de voorzitter] aangegeven – ‘door het stof’. Inzet erkenning en rehabilitatie en onderstrepen het gezamenlijke belang van innovatie, zoals je zelf aangaf. Zie bijlage concept.
-
Rehabilitatie impliceert dat de ‘aangifte strafrecht’ wordt ingetrokken tegen e-Court , gdw of opdrachtgevers of welke betrokkene dan ook. Idem BFT. De instructie c.q. communicatie aan OM en BFT berusten eveneens op een verkeerde interpretatie en een onjuiste voorstelling van zaken.
Er komt een symbolische vergoeding. EUR 600.000,- (incl. alles) [Rb: het bedrag en de tekst “(incl.alles)”zijn er met pen bijgeschreven]
3. Eventuele termijnen, maximaal 3. Ik accepteer een adviesfunctie als adviseur van het bestuur van de Raad per 1 juli 2020. Dit zal pas in juni 2020 bekend worden gemaakt. Die tijd is nodig voor mij om e.e.a. af te wikkelen, en zodat er wat afstand en rust wordt gecreëerd.
Ik zal deze rol vervullen als advocaat partner van een eigen kantoor of aangesloten bij bestaand kantoor.
4. Mocht mijn beëdiging tot advocaat om welke reden dan ook niet doorgaan, dan zal ik adviseren als externe consultant.
5. Voor de Raad zijn relevant – status van adviseur – mijn specialisatie (1) maatschappelijk effectieve rechtspraak, en (2) digitalisering en modernisering van de rechtspraak en (3) innovatie en AI.
6. Als advocaat of consultant geldt hetzelfde tarief. Gegeven mijn specialistische kennis, als dr. In de rechten en als degene die innovatie ten behoeve van maatschappelijke effectieve rechtspraak heeft gerealiseerd en dit snel en goed kan helpen implementeren, geldt hetzelfde tarief als van een partner van [Advocatenkantoor] . Daarbij geldt een minimum van de tarieven als 2018, maar het tarief stijgt mee indien en voor zover de tarieven van [Advocatenkantoor] stijgen. Een opgave ontvang ik jaarlijks of wanneer de stijging zich voordoet. Als dat wordt vergeten kan ik achteraf nog een declaratie nazenden.
Uitgaande van de tarieven 2018 geldt voor een partner een tarief van 384 ex BTW per uur.
Ik stel daarvoor mijn tijd ter beschikking aan de rechtspraak voor 2 dagen per week, 8 uur per dag, 40 weken lang in abonnementsvorm. Dit wordt minimaal afgenomen door de Raad. Dus 6.144 per week, en dat is 319.488 per jaar. Dit wordt maandelijks in 12 gelijke delen gefactureerd. Dus dat zal zijn 26.624 per maand, ex BTW.
De werkzaamheden worden door mij zelf in gedeeld, op door mij te bepalen locaties en verantwoord met een urenspecificatie. Niet gebruikte tijd vervalt.
Overwerkuren worden apart gedeclareerd en voorzien van urenspecificatie.
Declaraties worden door de Raad binnen 30 dagen betaald.
Het contract wordt uitgediend en is voor de Raad niet tussentijds opzegbaar.
Als ik tussentijds overlijd of ik door zeer ernstige gezondheidsklachten niet kan werken, dan wordt het restant van het contract als direct opeisbaar uitbetaald en wordt de relatie beëindigd.
Na 10 jaar eindigt de adviesrol automatisch. Als er een vervolg komt, dan moet dit apart worden overeengekomen.
7. Vanuit de adviesrol help ik bij de pilot in de zin dat het e-Court systeem in gewijzigde vorm gereed gemaakt wordt voor de kantonrechters. Ik ben bereid kennis en ervaring ICT te delen t.b.v. digitalisering incassozaken via kanton (mede in het belang van de Raad, de rechtspraak, de Minister, de schuldenrechter, de justitiabelen).
Let wel: alle operationele kosten of andere kosten van het systeem zijn voor rekening en risico van de Raad. Ik heb daarbij een inspanningsverplichting.
De Raad zal mij uitnodigingen voor tenminste:
1 keer het bijwonen van een vergadering LOVCK (jaar 1)
1 keer Presidentenoverleg (jaar 2)
1 keer per jaar op een publiek evenement van de rechtspraak van betekenis zolang het adviescontract van kracht is.
8. Het enige wat jullie vragen van mij/van e-Court is dat de voorlopige getuigenverhoren helemaal stoppen.
9. Daarnaast wordt het volgende aangeboden vanuit e-Court :
geheimhoudingsplicht
Om een’ conflict of interest’ te vermijden zal ik mijn aandelen overdragen en mijn bestuursfunctie neerleggen bij e-Court . Ik ga verder als advocaat of als consultant van een eigen kantoor.
Vanuit de adviesrol kan ik adviseren over het tegengaan van allerlei rechtsbankjes op een a-politieke, juridische wijze, zodat de onrust zich niet herhaalt rond incassozaken.”
2.11.
In vervolg op dit bericht heeft de voorzitter op 8 november 2019 het volgende per e-mail aan [eisende partij sub 2] gestuurd:
“[…]
Nogmaals dank voor het constructieve gesprek dat wij maandag j.l. met elkaar konden voeren. De Raad waardeert het zeer dat de getuigenverhoren van afgelopen donderdag door jullie zijn uitgesteld.
Zoals aangekondigd, heb ik jouw recente voorstellen voor advies voorgelegd aan de landsadvocaat.
Vervolgens hebben wij hierover woensdag in de Raad gesproken. Ik gaf je per app al aan dat het advies van de landsadvocaat kritisch was: een schikking in deze vorm brengt significante financiële, publicitaire en politieke risico’s mee voor de Raad. Wij realiseren ons als Raad dat een schikking in dit geval, in welke vorm dan ook, risico’s met zich zal brengen. Heel algemeen gesproken zijn mogelijke risico’s geen reden om op voorhand van de mogelijkheid tot een schikking weg te lopen. Op basis van ons gesprek binnen de Raad hebben we echter geconcludeerd dat we niet met al je voorstellen kunnen instemmen. Omdat we onze gesprekken serieus nemen, hebben we besloten een tegenvoorstel te doen.
Heel algemeen gesproken houden onze zorgen vooral verband met de inhoud van het concept-persbericht en het voorgestelde arrangement rond je adviseurschap.
Voor wat betreft het concept-persbericht concluderen wij, dat de Raad ten onrechte verantwoordelijk wordt gehouden voor uitlatingen die door personen op persoonlijke titel zijn gedaan en die niet binnen de Rechtspraak (de Hoge Raad der Nederlanden valt buiten de verantwoordelijkheidssfeer van de Raad voor de rechtspraak) werkzaam zijn. Verder komt het persbericht heel dichtbij het zogeheten rechterlijk domein; niet voor niets hebben rechters vanuit het consumentenbelang overwogen een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad te starten. In het licht van dit soort overwegingen stellen wij het bijgevoegde alternatief voor.
Voor wat jouw adviseurschap betreft merken wij het volgende op. Vooropgesteld, met een adviseurschap van jou ten behoeve van de IV-ontwikkeling van de Rechtspraak, laten we (denk ik) echt zien dat we deze schikking en de keuze voor samenwerking serieus nemen. Wij menen echter dat een adviseurschap onder de door jou genoemde condities (10 jaar, geen tussentijdse opzegging en geen mogelijkheden tot aansturing) niet kan gaan werken. Een serieuze en succesvolle adviesrelatie vereist het ontwikkelen van een onderlinge vertrouwensband en tevredenheid van de Raad over jouw functioneren. Het ontbreken van een reële mogelijkheid tot aansturing vergroot de kans op conflicten en verkleint naar verwachting de mogelijkheid tot effectieve advisering van jouw kant. Zou de advisering onverhoopt niet blijken te werken, dan lijkt het gewenst de onderlinge samenwerking te kunnen beëindigen zonder al te grote financiële consequenties. Voor alle duidelijkheid: wij opteren niet voor een vrijblijvende oplossing en geven de voorkeur aan een arrangement waarbinnen de vertrouwensband, zoals hiervoor verwoord, ruimte geeft om te groeien.
Wij spreken als Raad de hoop uit, dat deze reactie een basis biedt voor een vervolggesprek. Mochten wij uiteindelijk met elkaar tot een vergelijk komen, dan zullen in een vaststellingsovereenkomst nog de nodige juridische puntjes op de i moeten worden gezet.
[…]”.
2.12.
Bij deze e-mail was een door de Raad opgesteld (concept)persbericht gevoegd, met de volgende tekst:
“Rechtspraak gaat gebruik maken van kennis e-Court
De Raad voor de rechtspraak gaat gebruik maken van de kennis en praktijkervaring van de stichting e-Court . Dat hebben vertegenwoordigers van de stichting e-Court en de Raad voor de rechtspraak met
elkaar afgesproken.
De Raad voor de rechtspraak en de stichting e-Court hebben hetzelfde doel: hoge kwaliteit rechtspraak tegen lage kosten. Tot voor kort leken partijen echter tegenover elkaar te staan. Een aantal gesprekken tussen leden van de Raad voor de rechtspraak en vertegenwoordigers van e-Court hebben partijen nader tot elkaar gebracht.
De Raad heeft daarbij geconstateerd dat hij te snel is meegegaan in de kritiek die op e-Court werd geuit en daardoor een mogelijk vruchtbare dialoog heeft laten schieten. De Raad betreurt dit en is daarom onlangs alsnog de dialoog met e-Court aangegaan.
De Raad en e-Court hebben in goed overleg besloten hun geschil te beëindigen, verdere gerechtelijke procedures en daarmee gemoeide kosten te voorkomen en zich te richten op de toekomst en niet op het verleden.
Door e-Court is aangeboden te bezien op welke wijze haar kennis en praktijkervaring bruikbaar kunnen zijn voor de innovatie en digitalisering van de rechtspraak. De Raad zal hierover graag verder met e-Court in gesprek gaan.”
2.13.
Op 10 november 2019 heeft [eisende partij sub 2] vervolgens een e-mailbericht aan de voorzitter gestuurd waarin zij hem onder meer berichtte dat partijen het volgens haar eens zijn geworden en dat wat haar betreft een vaststellingsovereenkomst kon worden opgemaakt. Ook maakte zij duidelijk dat het haar voorkeur heeft om voor de verdere afwikkeling het persbericht en de vergoeding los te koppelen van de beoogde adviesfunctie. Zij schreef:
“[…]
Dank voor je mailbericht.
Zoals ik al aangaf heb ik begrip voor de situatie. Het feit dat je de dialoog hebt gezocht, waardeer ik. Dit geldt overigens ook voor [Voornaam B] . Je weet dat ik andere gedachten had bij een redelijke, faire schikking, maar kennelijk is op dit moment het maximaal haalbare bereikt.
Volgens mij zijn we het dus eens geworden. Wat mij betreft kan de vaststellingsovereenkomst worden opgemaakt door de Landsadvocaat:
1. Rehabilitatie/erkenning in de vorm van de publicatie van een persbericht (het aangepaste concept is akkoord. [Voornaam B] en jij kunnen op basis van de adviezen beter beoordelen dan ik waar de gevoeligheden liggen)
2. Een kostenvergoeding van EUR 600.000.
3. De intentie van de Raad om een adviesrelatie met mij aan te gaan.
Mijn voorkeur zou zijn om de verschillende kwesties uit elkaar te trekken voor de verdere afwikkeling:
-
Laten we samen vaststellen dat punten 1 en 2 de afronding van het verleden betreffen. En dat we dit nu snel willen afwikkelen in een vaststellingsovereenkomst (een concept van de Landsadvocaat ontvang ik graag zo spoedig mogelijk), zodat dit hoofdstuk ruimschoots voor 21 november zal zijn afgerond en de getuigenverhoren van 28 november ook kunnen worden ingetrokken.
-
Laten we samen vaststellen dat punt 3 gaat om het vooruitkijken naar de toekomst. Het lijkt mij prettig en logisch dat de afdeling personeelszaken van IVO (of degene die normaliter hiermee belast is) in overleg met [Voornaam B] mij een voorstel doet. Dit heeft twee voordelen: (1) dan wordt de adviesrelatie uit de sfeer van conflicten en advocaten getrokken, en (2) dan heeft [Voornaam B] gelegenheid om met HR de reikwijdte en de voorwaarden van de opdracht te formuleren. Ik ga ervan uit dat we ook daar een passende overeenkomst kunnen sluiten. Uiteraard ben ik bereid om daarover nog eerst mondeling te overleggen met [Voornaam B] en/of met jou als dat wenselijk is. Maar dan hoeft niet alles tegelijk, en hoeft dit onderdeel niet zo overhaast.
Als jullie je kunnen vinden in die aanpak, willen jullie dan de Landsadvocaat verzoeken om een concept vaststellingsovereenkomst te sturen naar de advocaten van e-Court ? De eerstvolgende – en voorlopig laatste – afspraak zou dan zijn voor de ondertekening van dat document, waarmee een lastige periode wordt afgesloten.
Als jullie het toch in één keer willen formaliseren, dan kom ik uiteraard nog op zeer korte termijn een keer extra naar Den Haag over de adviesrol.
Graag in afwachting van je reactie.
[…]”.
2.16.
Op 15 november 2019 heeft [eisende partij sub 2] vervolgens het volgende bericht aan de voorzitter gestuurd, waarin zij onder meer kenbaar maakte dat zij partijen na 4 november 2019 en zeker na het door e-Court geaccepteerde tegenvoorstel van de Raad van 8 november 2019, niet meer in onderhandeling beschouwde:
“[…]
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.
Het uitstel voor 7 november gaf ik mede indachtig het comfort dat ik ontleende aan onze gesprekken en aan het feit dat je eind oktober de intentie aan […] had uitgesproken dat partijen er dan wellicht niet op 30 oktober maar in elk geval de dagen erna uit zouden komen.
[…]
Hoe dan ook... Ik beschouw ons na 4 november niet meer in onderhandeling (“afrondingsverschillen”) en sinds het tegenvoorstel van de Raad van 8 november door mij geaccepteerd is, al helemaal niet meer. Niettemin moet er eea worden uitgewerkt.
[…]
Om het vertrouwen in de integriteit/zorgvuldigheid van het proces te behouden, stel ik het op prijs dat er snel uitsluitsel komt.
[…]
Gelet op onze constructieve gesprekken ga ik ervan uit dat jij de regie houdt, en ook de gemaakte
voortgang weet te behouden. Ik hoor graag!
[…]”
2.17.
De voorzitter heeft diezelfde dag gereageerd met het volgende bericht aan [eisende partij sub 2] , waarin hij onder meer kenbaar maakte dat volgens hem nog sprake was van een onderhandelingsfase waarin geen overeenstemming is bereikt en dat bovendien (vooralsnog) het mandaat ontbrak om tot enige overeenstemming te komen:
“[…]
Jouw mail van heden en de brief die jouw advocaat gisteren aan onze raadsman zond roepen verwondering bij ons op.
Zoals ik eerder heb aangegeven, zijn wij in onderhandeling met elkaar en is er geen sprake van onderlinge overeenstemming, ook niet op bepaalde punten. Ook heb ik in onze gesprekken steeds aangegeven, dat een eventuele deal met de minister voor Rechtsbescherming dient te worden besproken. Tot die tijd – zoals jij ook schrijft in je mail – ontbreekt enig mandaat om überhaupt tot enige overeenstemming te komen. Ook jouw mandaat heb ik in die gesprekken aan de orde gesteld (in hoeverre jij e-Court kunt binden).
Ook los daarvan bestaat geen overeenstemming. We hebben het steeds gehad over verschillende elementen van een mogelijke schikking, die onderling samenhangen en niet kunnen worden losgeknipt. Suggesties voor het persbericht dat in het geval van een schikking zou kunnen worden uitgebracht heb je aan mij overgelaten, omdat de inhoud daarvan samenhangt met de inhoud van een mogelijke schikking en de Raad het beste kan inschatten hoe dat uiteindelijk het beste kan worden gepresenteerd. Op geen van de punten van jouw schikkingsvoorstel heb ik een akkoord gegeven. Zo
hebben wij over het door jou genoemde bedrag nog geen woord gerept. In mijn vorige e-mail heb ik verder mijn bezwaren geuit over jouw voorstel omtrent het adviseurschap, en uitgelegd waarom dat zo niet gaat. Ik heb mijn bereidheid getoond daar verder over te spreken, maar daar is het voor dit moment nog bij gebleven. Over andere voorwaarden hebben wij niet gesproken. Er bestaat daarnaast nog geen zekerheid over jullie tegenprestatie(s), terwijl ook die essentieel zijn voor het bereiken van enige overeenstemming. Jij schrijft mij dat het thema ‘adviseurschap’ kan worden losgetrokken van de rest en trekt daaruit de conclusie dat er overeenstemming op andere punten is bereikt. In de brief van jouw advocaten lees ik bovendien terug dat ook het adviseurschap zo snel mogelijk ‘nader geconcretiseerd’ moet worden. Deze weergave van het onderhandelingsproces is onjuist en kan ik niet rijmen met onze eerdere correspondentie.
Aanstaande dinsdag is er overleg met de minister voor Rechtsbescherming. De gesprekken die wij hebben gevoerd staan dan ook op de agenda.
Jij hebt het over vertrouwen, dat te voet komt en te paard gaat. Dat geldt voor ons ook. Jullie recente acties kan ik heel moeilijk rijmen met de ambitie tot het creëren van een duurzame adviesrelatie van jou naar ons toe. Deze recente ontwikkelingen nemen wij mee ten behoeve van het gesprek met de minister. Ik zal jou daarna berichten of wij denken dat wij nog kunnen proberen overeenstemming op punten te bereiken of dat dat er niet in zit.
[…]”
2.18.
Op 20 november 2019 heeft de voorzitter vervolgens aan [eisende partij sub 2] bericht dat de Raad de beslissing heeft genomen het minnelijke traject niet voort te zetten. Hij schreef het volgende:
“[…]
Afgelopen vrijdagavond liet ik jou onder andere weten dat jullie recente acties verwondering bij mij hebben opgeroepen. Ik schreef dat deze recente ontwikkelingen zouden worden meegenomen in een gesprek met de minister. Inmiddels is er met de minister gesproken en daarna is - vanmorgen - ook nog eens in de Raad gesproken over jouw voorstellen, onze bezwaren daartegen, onze correspondentie, en een advies dat ik bij de Landsadvocaat had ingewonnen. Alles afwegend, waarbij met name jullie recente opstelling zwaar heeft gewogen, heeft de Raad de beslissing genomen het
minnelijke traject niet voort te zetten.
[…]
De Raad kan zich – zoals ik in mijn mail van vrijdag 15 november al heb uiteengezet – niet verenigen met jouw voorstel, en dus ook niet met jouw recente mails en de brief van jouw advocaten. Van enige overeenstemming is geen sprake. Mijn advocaten zullen met jouw advocaten afstemmen op welke wijze de rechtbank over de getuigenverhoren zal worden geïnformeerd.
[…]”