2.7.
[verbalisant 2] en [verbalisant 1] zijn over het schietincident gehoord door de Rijksrecherche. Op 7 april 2019 verklaarde [verbalisant 2] tegenover de Rijksrecherche onder meer:
De voordeur was open en draaide naar links open. [verbalisant 1] liep achter mij aan. Ik riep
“Politie, laat dat wapen vallen”.
(…)
Toen ik de woning binnenging hoorde ik dat ook [verbalisant 1] de verdachte aanriep. Ik weet niet precies wat [verbalisant 1] riep, maar ik heb hem in ieder geval het woord “politie” horen roepen. [verbalisant 1] en ik stonden in de hal en liepen naar een deur die toegang gaf tot de woonkamer. De afstand van de voordeur tot de deur naar de woonkamer was enkele meters. Ik wist dat de man achterin de woning stond, want dat had ik vanaf buiten gezien. Vanaf het moment dat ik de verdachte aanriep, hoorde ik dat de man terugriep. Ik hoorde dat de man in het Engels riep: “
I kill you, I kill you, I am God
”. (…) Ik stond voor de deur naar de woonkamer en [verbalisant 1] stond naast mij, tussen mij en de gangmuur. (…) Ik had zicht op de verdachte en ik riep naar hem;
“Police, on your knees”.
Ik zag dat de man naar [verbalisant 1] en mij toedraaide. (…) Ik zag dat de man een stok in zijn hand had. Het was een wandelstok van ongeveer 1 meter lang. (…). De man hield de stok voor zich en gericht op [verbalisant 1] en mij, klaar om ermee te slaan. De afstand tussen de verdachte en de vrouw op de stoel was ongeveer 50 centimeter tot 1 meter. Ik schat de afstand tussen de verdachte en de positie waar [verbalisant 1] en ik stonden op ongeveer tussen de 3 en de 5 meter.
Ik was gefocust op het mes dat de man vast had toen ik hem vanaf buiten had gezien. Ik zag alleen de wandelstok in de rechterhand van de man, maar ik zag geen mes. Ik wist niet waar het mes op dat moment was. (…) De man droeg een workerbroek met grote zakken aan de zijkant en ik dacht dat hij het mes mogelijk in één van zijn zakken droeg of in zijn broeksband aan de achterkant. (…)
(…)
Nadat ik de man in het Engels had aangeroepen dat hij op zijn knieën moest gaan zitten, heeft de verdachte dat niet gedaan. Hij stond nog voor ons, met wijdgespreide armen. Ik hoorde dat de man bleef schreeuwen. (…) De man kwam op [verbalisant 1] en mij aflopen. Ik schrok en ik zag dat [verbalisant 1] ook schrok. (…)
Terwijl de man op [verbalisant 1] en mij afkwam heb ik heel even gedacht of het gebruik van een ander geweldsmiddel mogelijk was. Ik weet dat pepperspray gebruik in de woning niet wenselijk is. Het is een kleine ruimte en ook [verbalisant 1] en ik zouden door de pepperspray bedwelmd kunnen worden. Voor het gebruik van de wapenstok zou ik naar de verdachte moeten toelopen en dat was gezien de agressie van de man en de snelheid waarmee hij op ons afkwam geen optie. Het ging allemaal heel erg snel. In een paar seconden moest ik een afweging maken. Ik besloot dat het gericht houden van het vuurwapen op dat moment de beste optie was. Ik besloot om achteruit te lopen terwijl de man op ons afkwam. Ik liep achteruit richting de voordeur. Het was heel smal en we stonden dicht op elkaar. Het ging heel snel en het gebeurde instinctief. Ik hoorde dat de man bleef schreeuwen in onverstaanbaar Engels. Ik was gefocust op de verdachte. Ik zag dat de vrouw op de stoel bleef zitten. Ik hoorde dat de vrouw schreeuwde, maar ik kon niet verstaan wat zij riep. Ik hoorde gestommel boven in de woning. Ik dacht dat dit de vrouw en het kind moesten zijn die ik eerder vanaf buiten had gezien. Ik riep “
boven blijven, boven blijven”
of soortgelijke woorden. (...)
[verbalisant 1] en ik liepen achteruit door de hal naar de voordeur. Ik bleef naar de man kijken, terwijl wij achteruit naar buiten liepen. De buitendeur ging naar binnen open. Ik zag dat [verbalisant 1] klem kwam te zitten tussen de openstaande deur en de gangmuur. Ik moest aan de kant, zodat [verbalisant 1] achter de deur vandaan kon komen. Ik ben bewust samen met [verbalisant 1] naar buiten gegaan, dus ik ben niet eerst naar buiten gegaan terwijl [verbalisant 1] nog binnen was. Dat was een stressmoment voor mij. [verbalisant 1] zat klem achter de deur en de man bleef zeer agressief en schreeuwend op ons afkomen. (…)
Ik besloot om een waarschuwingsschot te lossen. Het ging heel snel en de verdachte bleef agressief. Ik wilde hem duidelijk maken dat hij moest luisteren naar onze bevelen en moest stoppen met het dreigen met geweld. Ik had de indruk dat [verbalisant 1] en ik totaal niet doordrongen tot de verdachte. (…)
Na het waarschuwingsschot, waar de man niet op reageerde, bleven [verbalisant 1] en ik achteruit lopen. Ik was geschrokken dat de verdachte niet reageerde op mijn waarschuwingsschot. (…) Ik zag dat de verdachte verder op [verbalisant 1] en mij kwam aflopen. Hij liep met versnelde pas en soms bleef hij heel even stil staan. [verbalisant 1] en ik hielden ons wapen gericht op de verdachte. Toen wij uit de poort van de schutting kwamen, stapte ik naar rechts en [verbalisant 1] liep achteruit naar links. Ik zag dat de verdachte gefocust was op [verbalisant 1] . Ik schat de afstand tussen de verdachte en [verbalisant 1] op ongeveer 3 meter. Het ging allemaal heel snel en het ging in een vloeiende beweging.
Ik zag dat [verbalisant 1] zijn wapen richtte op de benen van de verdachte. Ik hoorde een knal en ik wist hierdoor dat [verbalisant 1] een schot loste op de verdachte. Ik zal dat de verdachte zijn been optrok en hij viel op de grond.
2.8.
[verbalisant 1] verklaarde op 7 mei 2019 tegenover de Rijksrecherche op 7 mei 2019 onder meer:
Ik keek over de schutting. Als je voor de woning zou staan, heb je een tuintje van ik denk zo’n 4 meter. Dan een hek. Ik keek over het hek. Aan de linkerkant van de woning zit een groot raam. Er hingen geen gordijnen. Geen vitrage. Ik keek door de ruit heen en zag achter in de woning een oudere vrouw op een stoel zitten. Met haar rug haar de linkermuurkant. Dus ze zat met haar rechterkant naar mij toe. Ik zag voor haar een man staan. Deze man hield een mes op haar keel. En dat was een groot mes. Het mes zat met het lemmet op haar keel. (…)
De man stond echt niet op een afstandje of zo van de vrouw… Het was een moment waarvan je zegt: die man was klaar om te handelen: om die vrouw dood te maken. Om haar keel door te snijden.
(…) [ik dacht] dat ik er alles aan moet doen om dit geweld te stoppen.
(…) [Op hoeveel afstand stond jij van de man in de woonkamer?] Ik denk dat dat ongeveer 3 tot 3,5 meter was?
[Wat deed de man op het moment dat jij hem zag?]
Hij draaide zich om nadat wij ons kenbaar hadden gemaakt. Volgens mij draaide hij linksom. Hij is verbaal: hij heeft een verheven stem en volgens mij sprak hij in een taal die ik niet ken.
(…) Ik zie dat die man iets in zijn handen heeft. In zijn rechterhand. Ik durf niet te zeggen wat die man vast had, maar ik ging ervan uit dat dat het mes was. Het was secondewerk. Ik ben die woning in gesprint nadat ik hem van over de schutting had gezien met een mes op de keel van die vrouw. Bij de deuropening, in de woning, stoppen we en draait hij zich om. Ik ben gefocust op zijn gezicht. Ik hou hem in de gaten. Ik ben zó gefocust op zijn gezicht. Om te kijken wat hij gaat doen: of hij reageert op ons ja of nee. Maar ik zie dat de man dwars door mij heen kijkt. Contactloos. (…)
[Je verklaarde op 7 april dat de man van de vrouw wegliep en in jouw richting kwam. (…) Je verklaarde dat de man jou aanwees en het vervolgens op jou gemunt had. Hoe wees de man jou aan?]
Met zijn vinger; met zijn wijsvinger. Maar met welke hand dat weet ik niet. (…) En hij zei daarbij: “I am God, I’ll kill you” Al wijzend naar mij. Hij zei dat met zwaar verheven stem. Dat was echt eng. (…) die wijsvinger kwam in mijn gezichtsveld terwijl ik gefocust was op zijn gezicht. Vandaar dat ik die wijsvinger zo specifiek weet. En dat: “I am God, I’ll kill you” dat heeft hij niet maar één keer gezegd: dat bleef hij herhalen.
(…) Die vent, die verdachte kwam op mij af. Hij liep een beetje rustig, dreigend, schreeuwend op mij af. Hij had nog steeds dat voorwerp in zijn handen… hij liep op mij af. Die voordeur draait naar binnen… in mijn beleving lag hier, in de gang aan de linkerzijde van de muur, troep ofzo, ik weet niet wat. En ik kwam eigenlijk klem te zitten tussen die openstaande voordeur en de muur. Die man liep op mij af. En op dat moment hoor ik dat er een schot gelost wordt.
(…) Ik reageerde op dat schot door een stap naar voren te gaan, dus ik moest nog dichter naar de verdachte toe. Maar daarmee kon ik wel achter die deur uit, waarop ik weg kon. Naar achteren. En ik keek die verdachte continue aan. En ik dacht dat die verdachte niet onder de indruk was van dat schot. Het leek juist alsof hij alleen nog maar gekker werd. (…) Als ik halverwege de tuin ben komt de man ook naar buiten. En op het moment dat hij uit die voordeur komt versnelt hij zijn pas. (…) Ik ga naar achteren, maar dat gaat veel minder snel dan dat de man op mij afkomt. De afstand tussen ons wordt steeds kleiner. Ik ben bang. Doodsbang. Doodsangst. Ik heb dan geen andere keuze meer dan hem neer te schieten. Ik schiet hem in zijn benen en dan is het ook meteen klaar.
2.10.
Over het gebruik van geweld en het zogenoemde opschalen of afschalen en wat politieambtenaren daarover leren en trainen verklaarde [naam] , burgerdocent Integrale Beroepsvaardighedentraining, tegenover de Rijksrecherche onder meer het volgende.
(p. 3 onderaan en verder) Bij IBT wordt aandacht besteed aan hoe politiemensen moeten schieten en wanneer ze dat mogen doen. Het is geen proceduretraining. Om een procedure te kunnen leren, moetje héél veel herhalen. Zelfs de arrestatieteams, die erg heel vaak procedures trainen, lopen er al tegen aan hoe lastig het is procedures in een praktijksituatie goed toe te passen. Omdat de omstandigheden en situaties altijd net anders zijn.
Politiemensen op straat hebben een heel veelzijdig werkgebied. Zij komen voor allerlei situaties te staan. Als ze dan in een noodsituatie komen, en ze moeten in een split-second beslissen, dan is het verschrikkelijk moeilijk om iets wat je ooit aangeleerd hebt ook echt toe te kunnen passen.
V: Wanneer dient te worden opgeschaald in de toepassing van geweldsmiddelen?
A: Daar is niet een eenduidig antwoord op te geven. De situatie bepaalt wat nodig is. We hebben wel een opbouw in de geweldspiraal. We proberen te waarschuwen voor geweld, de situatie te de-escaleren, en in onze opbouw natuurlijk met zo min mogelijk geweld de situatie op te lossen. Maar het gebruik van je geweldsmiddelen: een wapenstok, of pepperspray of vuurwapen is wel het uiterste om toe te passen in de opbouw van de geweldspiraal. En dan moet je in de geweldstoepassing beslissen hoe hard en hoe vaak je gebruik kan maken van die geweldmiddelen. Het is contextafhankelijk: wat de verdachte doet, is mede bepalend: Luistert hij wel of niet, hoe gedraagt hij zich, wat heeft hij al gedaan, van welk strafbaar feit is er sprake?
V: Wanneer dient te worden afgeschaald in de toepassing van geweldsmiddelen?
A: Dat is het omgekeerde van wat ik net vertelde: dat is situatie-afhankelijk.
As een politieambtenaar geweld gebruikt, dan moet hij dat redelijk en gematigd doen. Dat kan zijn dat hij in een geweldsituatie zijn vuurwapen gebruikt en daarbij bijvoorbeeld op de romp van een verdachte schiet. Maar als hij met één klap de dreiging kan stoppen, en de dreiging is daarna weg, dan is een tweede klap niet meer nodig. Hij moet kijken naar het effect van het toegepaste geweld. Je kan dan na die eerste klap afschalen en in gesprek gaan met iemand.
Heel sec bekeken, adviseren wij binnen IBT dat je langzaam kan afschalen op het moment dat er controle is. Dan is het gevaar of de dreiging geweken. Als een verdachte onder controle is: dat is als hij geboeid is, op zijn buik ligt, en niet meer in staat is om verzet te plegen of geweld te gebruiken.
De kanttekening hierbij is dat stress heel veel doet met politiemensen. Dat heeft ook een heel grote impact op het functioneren van de politiemensen op straat. Stress kan ervoor zorgen dat politiemensen niet op tijd afschalen als de situatie daar toch om vraagt. Net zoals stress ervoor kan zorgen dat politiemensen niet opschalen als dat wel nodig zou zijn.
(p. 6) V: Welke wetgeving dan wel instructies zijn er omtrent het op- en afschalen ten aanzien van het gebruik van geweldsmiddelen?
A: Dat valt onder proportioneel en subsidiair geweldsgebruik zoals genoemd in artikel 7 van de Politiewet. Op- of afschalen staat niet specifiek genoemd, maar het valt hieronder.
V: Met welke omstandigheden dient rekening gehouden te worden bij de toepassing van geweldsmiddelen in een woning?
A: Het geldt eigenlijk voor alle omgevingen dat je rekening houdt met je vuurlijnen. lk bedoel dan dat ik mijn vuurwapen enkel en alleen richt daar waar het gevaar vandaan komt. Nooit op mijn collega of omstanders. En ik probeer zo veel mogelijk na te denken over de omgeving: een muur in een woning kan heel dun zijn, dus achter die muur kan bijvoorbeeld de buurvrouw zitten. Dan staat er niet direct iemand in mijn vuurlijn, maar ik loop wel het risico dat een kogel door die muur gaat. (…)
Specifiek voor de pepperspray wordt door IBT geadviseerd het gebruik van pepperspray in een woning niet te gebruiken. Het risico op zelfbesmetting is daarbij te groot, waardoor de politieambtenaar zelf niet meer zou kunnen handelen, omdat hij zijn ogen niet meer kan gebruiken of slecht ademhaalt. (…)
Het gebruik van een wapenstok vraagt per definitie wat ruimte. lk moet kunnen uithalen om een "zwaaiende" beweging te kunnen maken voor een goede toepassing. Je kán een wapenstok wel gebruiken in een woning, maar het gebruik van een wapenstok heeft zeker zijn beperkingen in een kleinere ruimte. Met bijvoorbeeld een laag plafond of muren dichtbij.
(p. 8) V: Voor wat betreft de keuze van geweldsmiddelen: Welke invloed heeft de afstand tussen de politieambtenaar en de persoon waartegen de politieambtenaar geweldsmiddelen in wil zetten?
A: De afstand doet veel met die keuze. Het principe wat wij hanteren is: "afstand is veiligheid". Hoe minder afstand, hoe gevaarlijker. We zouden geen vuurwapen mogen gebruiken tegen een verdachte met een mes. Omdat er geen onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen aanwezig is. Maar als een verdachte met een mes op 4-5 meter van je af staat, kan hij die afstand binnen een seconde overbruggen. Bovendien, als dat in een woning is, is de politieambtenaar niet in staat om weg te komen: om een veilig heen komen te zoeken. Dan ontstaat er al snel een situatie waarin de politieambtenaar uit noodweer: uit nood, zijn vuurwapen grijpt. Hij zal dan genoodzaakt zijn, zijn vuurwapen te gebruiken.
In een situatie van een verdachte met een mes, op een afstand van 4-5 meter, is het gebruik van pepperspray of een wapenstok niet meer aan de orde. Als de politieambtenaar tenminste geen veilig heenkomen kan zoeken: geen buffer heeft. In een woning heeft de politieambtenaar die mogelijkheid eigenlijk niet. Je kan niet weg en het risico op struikelen is groot. Veel politiemensen zijn zich bewust van de gevaren van een mes in een woning of kleine ruimte. Zij weten ook dat pepperspray of een wapenstok geen effect zal hebben.
En als de verdachte écht besluit om een sprint te trekken en te steken... Politiemensen zullen in zo'n situatie al snel besluiten hun vuurwapen uit voorzorg te trekken en te richten. Ter hand te nemen, of te gebruiken. Met gebruiken bedoel ik niet persé schieten, maar ook om te richten of gericht te houden. (…)
(…) De gevaren rondom de weinige tijd die een verdachte met een mes nodig heeft om een afstand te overbruggen, worden wel behandeld tijdens de reguliere lessen. (…)
V: Is er in deze les aandacht besteed aan het toepassen van andere geweldsmiddelen dan het vuurwapen, dus in casus van een verdachte met een mes op korte afstand?
A: We hebben het over welke opties er zijn. Wat mogelijkheden en onmogelijkheden er zijn. Stel: je wordt aangevallen door een verdachte met een mes, dan is het maar de vraag of je feitelijk nog in staat bent om je vuurwapen te trekken. Je moet daarvoor afstand kunnen creëren. In de les gaat het om de bewustwording van je mogelijkheden en onmogelijkheden.
We zeggen in de IBT-lessen wel heel vaak dat je pepperspray niet eens zou hoeven proberen. Dat komt, doordat het minstens een minuut duurt voordat pepperspray maakt dat een verdachte handelingsonbekwaam wordt: áls die daardoor al handelingsonbekwaam wordt.
Als ik bijvoorbeeld al een wapenstok in mijn hand heb, en ik wordt aangevallen door een verdachte met een mes, dan zal ik vast uit reactie proberen met die wapenstok het mes van mij weg te slaan. Maar ik zal nooit iemand leren zich met een wapenstok te verdedigen tegen een verdachte met een mes. Die verdediging is namelijk onmogelijk. Het is praktisch onmogelijk om met een wapenstok te voorkomen dat ik gestoken wordt. Dat gaat je niet lukken.