Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Is dit de juiste rechtsingang?
2. Verweerder heeft de mogelijkheid om van verzoeker de medewerking te vorderen aan de voorbereiding van zijn vertrek uit Nederland als de werking van het besluit, waarbij de asielaanvraag is afgewezen, is opgeschort.1 Dit betekent dat als onderhavige voorlopige voorziening wordt aangemerkt als connex aan het lopende beroep tegen het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag en die voorlopige voorziening wordt toegewezen, verzoeker niet kan bereiken dat hij niet (langer) gehouden is om mee te werken aan de voorbereiding van zijn vertrek. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het e-mailbericht van 6 september 2022 van eisers gemachtigde aan de regievoerder vertrek van DT&V, waarin wordt gereageerd op de weigering van het verzoek om het gesprek op 16 september 2022 bij de diplomatiek vertegenwoordiger van Sierra Leone te annuleren, moet worden aangemerkt als het maken van bezwaar tegen de feitelijke handeling van verweerder om verzoeker uit te nodigen voor een gesprek bij de (diplomatieke) vertegenwoordiger van Sierra Leone. De rechtbank betrekt daarbij het volgende. Eisers gemachtigde heeft in haar e- mailbericht van 2 september 2022 aan DT&V verzocht om het gesprek met de diplomatiek vertegenwoordiger van de Sierra Leone te annuleren. Bij e-mailbericht van 6 september 2022 heeft DT&V geantwoord dat de uitnodiging voor het gesprek blijft staan en dat het geplande gesprek niet wordt geannuleerd.
Eisers gemachtigde heeft vervolgens bij e-mailbericht van 6 september 2022 aan DT&V gepersisteerd in het verzoek en dit nader onderbouwd. Verweerder heeft in zijn e- mailbericht van 6 september geantwoord dat hij blijft bij zijn eerdere reactie. De voorzieningenrechter vat het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook op als connex aan het bezwaar zoals verwoord in het e-mailbericht van 6 september 2022 tegen het voorgenomen gesprek. De voorzieningenrechter beschouwt dit als de geschikte weg voor verzoeker om te bewerkstelligen dat hij geen uitvoering hoeft te geven aan zijn medewerkingsverplichting.
Is er spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.2 Vast staat dat verzoeker is uitgenodigd voor een gesprek met de (diplomatieke) vertegenwoordiger van Sierra Leone op 16 september 2022 om 11:00 uur. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
Wat is het standpunt van verzoeker?
4. Verzoeker voert – kort samengevat – aan dat het gesprek met de (diplomatieke) vertegenwoordiger moet worden geannuleerd. Verzoeker doet een beroep op het arrest Gnandi3 en stelt dat het recht op een daadwerkelijk en effectief rechtsmiddel en het verbod op refoulement ertoe leiden dat alle gevolgen van een terugkeerbesluit moeten worden geschorst hangende het beroep tegen afwijzing van een asielaanvraag. Volgens verzoeker zijn uitzettingshandelingen verboden als zij de effectiviteit van het rechtsmiddel aantasten.
1. Dit volgt uit artikel 61, tweede lid, van de Vw.
2 Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
3 Arrest van 19 juni 2018 van het Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2018:465.
Verzoeker meent dat het gesprek met de (diplomatieke) vertegenwoordiger van Sierra Leone een feitelijke uitzettingshandeling betreft, omdat hiermee wordt beoogd de nationaliteit en identiteit van verzoeker vast te stellen met als doel uitzetting mogelijk te maken. Verzoeker verwijst in dit verband naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Zeeland-West Brabant van 18 mei 2022.4
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Volgens verweerder kan op grond van artikel 61, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de vreemdeling medewerking worden gevorderd aan de voorbereiding van het vertrek uit Nederland als de werking van een beschikking, waarbij de asielaanvraag is afgewezen, is opgeschort. Omdat de asielaanvraag van verzoeker is afgewezen, mocht verweerder overgaan tot het plannen van een presentatie. Dit volgt uit het beleid neergelegd in paragraaf A3/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Verweerder stelt dat deze handelwijze niet in strijd is met het arrest Gnandi, omdat met de presentatie de effectiviteit van het rechtsmiddel niet wordt aangetast. Bovendien is dit volgens verweerder een voorbereidingshandeling en geen uitzettings- of verwijderingshandeling. Verweerder heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 5 maart 2019.5 In die uitspraak leest verweerder dat het verlangen van medewerking aan de voorbereiding van de terugkeer hangende het asielberoep niet zonder meer in strijd is met het arrest Gnandi, omdat in die uitspraak staat dat de wetgever belang hecht aan een spoedige terugkeer in het geval de negatieve
beslissing in de rechterlijke procedure is bevestigd. Daarbij heeft verzoeker in het kader van zijn asielaanvraag niet verklaard dat hij te vrezen heeft voor de autoriteiten van Sierra Leone. Ook daarom mag volgens verweerder medewerking worden verlangd aan de presentatie.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
6. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
6.1
In het arrest Gnandi heeft het Europees Hof van Justitie, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld:
‘56. Het beroep tegen een terugkeerbesluit in de zin van artikel 6 van richtlijn 2008/115 moet echter wel van rechtswege schorsende werking hebben, om aan de derdelander de verzekering te geven dat aan de vereisten van het beginsel van non-refoulement en artikel 47 van het Handvest wordt voldaan, aangezien dat besluit voor die onderdaan een ernstig risico inhoudt dat hij wordt onderworpen aan behandelingen die in strijd zijn met artikel 18 van het Handvest, gelezen in samenhang met artikel 33 van het Verdrag van Geneve, of artikel 19, lid 2, van het Handvest’
‘61. In die context staat het aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat het rechtsmiddel tegen het besluit tot afwijzing van het verzoek om internationale bescherming ten volle doeltreffend is, met inachtneming van het beginsel van processuele gelijkheid, dat onder meer vereist dat alle gevolgen van het terugkeerbesluit worden geschorst gedurende de
4 Zie NL22.8544.
5 Zie ECLI:NL:RBDHA:2019:2130.
termijn voor instelling van dit rechtsmiddel en, indien een dergelijk rechtsmiddel wordt
ingesteld, tot aan de beslissing daarop.’
6.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat in rechtsoverweging 61 van het arrest Gnandi, zoals hiervoor weergegeven, is overwogen dat alle gevolgen van een terugkeerbesluit dienen te worden geschorst hangende het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag zodat dat beroep ten volle doeltreffend is. Dat betekent dat verweerder in die periode geen uitzettings- en verwijderingshandelingen mag verrichten, omdat daarmee de effectiviteit van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag wordt aangetast. Daaronder valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook het presenteren van verzoeker aan de (diplomatieke) vertegenwoordiger van Sierra Leone. In de uitnodiging is vermeld dat met het gesprek wordt beoogd de identiteit en nationaliteit vast te stellen zodat vertrek mogelijk wordt. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze handeling - anders dan verweerder stelt - niet kan worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling, maar moet worden aangemerkt als een handeling die gericht is op uitzetting van verzoeker. De verwijzing van verweerder naar hetgeen verzoeker aan zijn asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter ziet in het arrest Gnandi onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de (mate van) schorsing van de gevolgen van het terugkeerbesluit mede afhankelijk zou zijn van de aard en inhoud van het verzoek om internationale bescherming.
6.3
Gelet op wat hiervoor is overwogen, oordeelt de voorzieningenrechter dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter is verder niet gebleken van zwaarwegende belangen aan de zijde van verweerder waardoor het gesprek met verzoeker nu al moet plaatsvinden. De voorzieningenrechter zal daarom, gelet op de betrokken belangen, de voorlopige voorziening toewijzen en bepalen dat het gesprek met verzoeker niet mag plaatsvinden totdat op het beroep met zaaknummer NL22.11889 is beslist.
6.4
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).