In de hoofdzaak vordert VVT, zakelijk weergegeven:
Primair:
I. een verklaring voor recht dat:
1) het wijzigingsbesluit een (deugdelijke) wettelijke grondslag ontbeert, onrechtmatig is en daarmee onverbindend is;
2) de op het wijzigingsbesluit in artikel 7.23d van het Arbobesluit doorgevoerde wijzigingen onrechtmatig zijn en daarmee die onrechtmatige delen zoals weergegeven in productie 61 (variant A) onverbindend zijn;
3) het vaststellen en handhaven van de onrechtmatige delen van artikel 7.23d Arbobesluit zoals weergegeven in productie 61 (variant A) jegens VVT (en allen voor wie zij opkomt) een onrechtmatige daad is;
4) de Staat onrechtmatig handelt zolang hij de onrechtmatige delen van artikel 7.23d Arbobesluit zoals weergegeven in productie 61 (variant A) niet door rechtmatige wetgeving (inclusief een Nota van Toelichting waarin onder meer de juiste interpretatie op de juiste wijze is geformuleerd) vervangt;
5) de Staat ten behoeve van VVT verplicht is om zich tegenover iedereen (althans haar aangeslotenen) van uitvoering en handhaving van de onrechtmatige delen van artikel 7.23d Arbobesluit zoals weergegeven in productie 61 (variant A) te onthouden en zodanige maatregelen te nemen om de inzet van de werkbak, hangende in een kraan, mogelijk te maken voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte;
6) de Staat uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door VVT geleden en nog te lijden schade en wordt veroordeeld tot vergoeding daarvan aan VVT, zo nodig op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
II. buitenwerkingstelling van het wijzigingsbesluit, ook indien de Staat alsnog tot volledige aanpassing van artikel 7.23d Arbobesluit mocht komen conform de wensen van VVT;
Subsidiair:
I. een verklaring voor recht dat:
1) de met het wijzigingsbesluit in artikel 7.23d Arbobesluit doorgevoerde wijzigingen onrechtmatig zijn en daarmee die onrechtmatige delen zoals weergegeven in productie 62 (variant B) onverbindend zijn;
2) het vaststellen en handhaven van de onrechtmatige delen van artikel 7.23d Arbobesluit zoals weergegeven in productie 62 (variant B) jegens VVT (en allen voor wie zij opkomt) een onrechtmatige daad is;
3) de Staat onrechtmatig handelt zolang hij de onrechtmatige delen van artikel 7.23d Arbobesluit zoals weergegeven in productie 62 (variant B) niet door rechtmatige wetgeving (inclusief een Nota van Toelichting waarin onder meer de juiste interpretatie op de juiste wijze is geformuleerd) vervangt;
4) de Staat ten behoeve van VVT verplicht is om zich tegenover iedereen (althans haar aangeslotenen) van uitvoering en handhaving van de onrechtmatige delen van artikel 7.23d Arbobesluit zoals weergegeven in productie 62 (variant B) te onthouden en zodanige maatregelen te nemen om de inzet van de werkbak, hangende in een kraan, mogelijk te maken voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte;
5) de Staat uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door VVT geleden en nog te lijden schade en wordt veroordeeld tot vergoeding daarvan aan VVT, zo nodig op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
II. buitenwerkingstelling:
1) indien en voor zover de rechtbank als gevolg van de gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding door de Staat van het wijzigingsbesluit en het gewijzigde artikel 7.23d Arbobesluit onverhoopt van oordeel mocht zijn dat de rechtbank daardoor niet zou kunnen beoordelen of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het wijzigingsbesluit buiten werking te stellen ook indien de Staat alsnog tot volledige aanpassing van artikel 7.23d Arbobesluit mocht komen conform de wensen van VVT;
2) de op het wijzigingsbesluit gebaseerde in artikel 7.23d Arbobesluit doorgevoerde wijzigingen en daarmee die delen – primair de in productie 61 onder variant A weergegeven delen en subsidiair de in productie 62 onder variant B weergegeven delen – buiten werking te stellen;