Inleiding
Bij besluit van 14 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij (hierna: vergunninghouder) een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming (Wnb) ten behoeve het realiseren van twee appartementencomplexen aan Duinslag, ongenummerd nabij Schapenatjesduin te Den Haag.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Eiser heeft schriftelijk gereageerd op de verweerschriften.
Vergunninghouder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een schriftelijke reactie in te dienen.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van verweerder, en [A] namens vergunninghouder.
Beoordeling door de rechtbank
1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het realiseren van de twee appartementencomplexen negatieve effecten kan hebben op de Natura 2000-gebieden ‘Solleveld & Kapittelduinen’ en ‘Westduinpark & Wapendal’. Dit betekent dat het project vergunningplichtig is op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. Volgens verweerder ziet de beoordeling in dit verband alleen op verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie. Overige effecten zoals licht-, trilling-, en geluidsverstoring zijn uit te sluiten gezien de ligging en aard van de activiteit en gezien de specifieke habitatsoorten die zijn aangewezen voor de betreffende Natura 2000-gebieden. Door middel van AERIUS-berekeningen heeft verweerder de stikstofdepositie vastgesteld. Volgens verweerder is op grond van het stikstofregistratiesysteem voldoende depositieruimte beschikbaar voor beide appartementencomplexen.
2. Eiser betoogt – samengevat weergegeven – dat de Wnb-vergunning niet verleend had mogen worden omdat de Natura 2000-gebieden al zwaar beschadigd zijn en het stikstofregistratiesysteem geen goed instrument is om te bepalen of er voldoende depositieruimte is. De vergunning had óók niet verleend mogen worden omdat verschillende flora en fauna te vinden zijn op de gronden waarop zal worden gebouwd. Ten slotte is de verleende vergunning in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus eiser.
Het relativiteitsvereiste
3. Voordat de rechtbank toekomt aan de bespreking van de beroepsgronden van eiser moet worden beoordeeld of het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan eiser moet worden tegengeworpen. In dat verband heeft verweerder erop gewezen dat de afstand tussen de woning van eiser en de twee Natura 2000-gebieden ongeveer 0,5 respectievelijk 0,6 kilometer is. Gelet op deze afstanden en het ontbreken van zicht op deze gebieden vanuit de woning van eiser, maken ze volgens verweerder geen onderdeel uit van de directe woon- en leefomgeving van eiser. Het belang van eiser bij een goede kwaliteit van zijn leefomgeving is daarom onvoldoende verweven met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. De normen van de Wnb strekken daarom niet tot de bescherming van het belang van eiser, aldus verweerder. Eiser betwist dit.
3.1
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin eiser door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van eiser.
3.2
De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van projecten en andere handelingen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, zijn daarin opgenomen ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit vaste rechtspraak1 volgt dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
3.3
Bij de beantwoording van de vraag of verwevenheid als hiervoor bedoeld kan worden aangenomen, wordt onder meer rekening gehouden met:
1) de situering van de woning, al dan niet tussen overige bebouwing;
2) de afstand tussen de woning en het natuurgebied;
3) hetgeen aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied; en
4) het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied.2
Solleveld & Kapittelduinen
3.4
De kortste afstand tussen de woning van eiser en dit Natura 2000-gebied is volgens verweerder hemelsbreed ongeveer 460 meter. Verweerder heeft deze afstand gemeten met behulp van ruimtelijkeplannen.nl en heeft printscreens overgelegd waarop die afstand staat vermeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de afstand volgens zijn stappenteller 50 meter korter is, maar daarmee heeft eiser onvoldoende onderbouwd dat de afstand die verweerder heeft gemeten niet klopt. De rechtbank gaat dus uit van een afstand van ongeveer 460 meter. De woning van eiser staat tussen andere bebouwing aan de Duinslag. Tussen de woning en het Natura 2000-gebied staan verschillende bomenrijen (langs de Schapenatjesduin en om Honk- en softbalvereniging Storks) en een weg (de Machiel Vrijenhoeklaan). Op de lijn die verweerder heeft gemeten (de kortste afstand tussen de woning van eiser en het gebied) heeft eiser geen zicht op het gebied. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij op een andere lijn (in de richting van de Hoek van Hollandlaan, waarbij de afstand tussen de woning en het gebied dus groter is) in de herfst/winter, vanaf de eerste verdieping van zijn woning, wél zicht heeft op het gebied. Het is dan volgens eiser mogelijk om langs de kale boomtoppen en langs en over de bebouwing aan de Binnenklingen, Domburglaan en Westkapellelaan de duinen te zien liggen.
3.5
Volgens verweerder is de kortste afstand tussen de woning van eiser en dit Natura 2000-gebied ongeveer 600 meter. Verweerder heeft ook deze afstand gemeten met behulp van ruimtelijkeplannen.nl en heeft printscreens overgelegd waarop die afstand staat vermeld. Eiser heeft deze afstand niet betwist. De rechtbank gaat dan ook uit van deze afstand. Vanuit zijn woning heeft eiser geen zicht op het Natura 2000-gebied. Ook bevinden zich tussen de woning en het gebied meerdere bomenrijen (zoals langs de Machiel Vrijenhoeklaan), wegen (onder meer de Kijkduinsestraat) en flatgebouwen (bijvoorbeeld aan de Zandvoortselaan).
3.6
De rechtbank komt tot de conclusie dat de Natura 2000-gebieden geen deel uit maken van de directe woon- en leefomgeving van eiser. De rechtbank overweegt hiertoe dat de afstand tussen de woning van eiser en de Natura 2000-gebieden hiervoor te groot is. De woning van eiser ligt bovendien in het stedelijk gebied tussen andere bebouwing en eiser heeft geen of slechts zeer beperkt zicht op de Natura 2000-gebieden omdat in het tussenliggende gebied begroeiing en bebouwing aanwezig is. Er bestaat daarom geen verwevenheid tussen de belangen van eiser bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving en de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen. Dat betekent dat eiser zich, gelet op artikel 8:69a van de Awb, niet op de normen van de Wnb kan beroepen. Het beroep van eiser kan daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit van 14 oktober 2020.
Bespreking van de overige beroepsgronden
4. Voor zover eiser betoogt dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met diverse beschermde diersoorten, zoals de rugstreeppad, salamanders, uilen en vleermuizen overweegt de rechtbank dat de aanvraag en de daarop verleende vergunning niet ziet op soortenbescherming (hoofdstuk 3 van de Wnb), maar op gebiedsbescherming (hoofdstuk 2 van de Wnb). De rechtbank betrekt hierbij de toelichting van vergunninghouder dat in het kader van de omgevingsvergunning een ecologisch onderzoek is gedaan en er destijds geen soorten zijn aangetroffen. Als eiser desondanks van mening is dat door de realisatie van de appartementencomplexen de bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wnb worden overtreden, zal hij een handhavingsverzoek moeten indienen bij het bevoegd gezag. Deze beroepsgrond kan in deze procedure echter niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
5. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd die naar het oordeel van de rechtbank betrekking hebben op ruimtelijke aspecten van de appartementencomplexen (zoals de hoogte van het gebouw, schaduwwerking en duurzaamheidsvereisten). Deze gronden had eiser moeten aanvoeren tegen de – inmiddels onherroepelijke – omgevingsvergunning. Omdat ze in deze procedure niet aan de orde kunnen komen, zal de rechtbank ze niet inhoudelijk bespreken.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. J. Schaaf en
mr. M. Tjepkema, leden, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2022.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:69a van de Awb luidt: De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Artikel 2.7, tweede lid van de Wnb luidt: Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
Artikel 2.8, eerste lid van de Wnb luidt: Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
Artikel 2.8, derde lid van de Wnb luidt: Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.