Inleiding
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlenging van de overdrachtstermijn van eiseres aan Italië. De staatssecretaris heeft op 13 december 2022 de overdrachtstermijn verlengd tot 18 maanden (“the time limit is extended to eighteen months”).
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en P. Oronsay als tolk. De staatssecretaris heeft zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. Het verlengingsbesluit is van 13 december 2022 en hiertegen heeft eiseres op 3 maart 2023 beroep ingesteld. Dat is buiten de beroepstermijn. De rechtbank vindt de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar. Eiseres was namelijk voor het eerst op 24 februari 2023 op de hoogte van de verlenging van de overdrachtstermijn, omdat het verlengingsbesluit alleen aan de Italiaanse autoriteiten bekend is gemaakt. Vervolgens heeft eiseres binnen een week beroep ingesteld. De rechtbank behandelt het beroep daarom inhoudelijk.
3. De rechtbank beoordeelt de verlenging van de overdrachtstermijn van eiseres aan Italië. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de overdrachtstermijn ten onrechte heeft verlengd. Hierna legt de rechtbank
uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waarom heeft de staatssecretaris de overdrachtstermijn niet kunnen verlengen?
6. De staatssecretaris heeft aan de verlenging van de overdrachtstermijn ten grondslag gelegd dat eiseres met onbekende bestemming was vertrokken. De staatssecretaris heeft een melding (MOB-melding) gekregen vanuit het AZC dat eiseres op 7 december 2022 niet op haar kamer was. Volgens de staatssecretaris kan hieruit worden afgeleid dat eiseres doelbewust buiten het bereik van de Nederlandse overheid is gebleven.
7. In het arrest Jawo1 (punt 70) heeft het Hof uitgelegd dat een verzoeker onderduikt wanneer deze persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is het geval wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen.
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatsecretaris met de melding vanuit het AZC de overdrachtstermijn niet tot 18 maanden na aanvang van de overdrachtstermijn heeft kunnen verlengen. Op 7 december 2022 is weliswaar geconstateerd dat eiseres niet op haar kamer was, maar hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat eiseres doelbewust buiten het bereik bleef van de autoriteiten om overdracht te voorkomen. Allereerst is hiervoor de verklaring van eiseres van belang. Zij heeft op de zitting nader toegelicht dat zij soms bij een overbuurvrouw verbleef, omdat zij ondersteuning nodig had vanwege haar zwangerschap. Zo ook rond 7 december 2022. Toen zij op 7 december 2022 naar haar kamer ging, zag zij daar veel mensen staan. Hier schrok zij van, is weggegaan en heeft zich gemeld bij een bed-bad-brood-locatie. Dit verhaal komt de rechtbank geloofwaardig over, mede omdat op haar aanvraag voor uitstel van vertrek (op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000) de bed-bad-brood-locatie als verblijfplaats is vermeld. Verder heeft eiseres toegelicht dat haar spullen tijdens de controle op 7 december 2022 nog in haar kamer in het AZC lagen en dat zij die naderhand heeft opgehaald. De opmerking van de staatssecretaris dat eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd, vindt de rechtbank onvoldoende om aan de juistheid van deze stelling van eiseres te twijfelen. Verder is van belang dat uit het dossier blijkt dat er op 7 december 2022 geen concrete overdracht was gepland. Weliswaar was er voor 19 december 2022 een overdracht aan Italië gepland, maar deze is op 6 december 2022 (een dag voor de controle) geannuleerd. Uit de gedingstukken blijkt niet dat de annulering van de overdracht het gevolg was van de feiten die aan de MOB
-melding ten grondslag liggen. De omstandigheid dat met eiseres een vertrekgesprek is gevoerd en aan haar een laissez-passer is verstrekt voor de overdracht aan Italië, maakt niet dat zij op 7 december 2022 doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten bleef om overdracht te voorkomen.
Conclusie en gevolgen
9. De conclusie is dat de staatssecretaris ten onrechte de overdrachtstermijn heeft verlengd tot 18 maanden. Dit heeft als gevolg dat de uiterste overdrachtstermijn is verstreken. De oorspronkelijke overdrachtstermijn eindigde op 1 september 2022. Deze
1. Het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019 (ECLI:C:EU:2019:218).
termijn is opgeschort vanwege een op 26 augustus 2022 toegewezen voorlopige voorziening. Sinds het opheffen van die opschorting zijn inmiddels meer dan zes maanden verstreken. Dat betekent dat de uiterste overdrachtstermijn is verstreken en eiseres niet meer op basis van het overdrachtsbesluit (opgenomen in het besluit van 29 juli 2022) kan worden overdragen aan Italië.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de staatssecretaris op te dragen een nieuw besluit te nemen. Dit omdat de verlenging van de overdrachtstermijn onterecht was en de termijn inmiddels is verstreken.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.